![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, april 2014
|
Johannes Verhulst (1816-1891) is de belangrijkste componist die Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw heeft voortgebracht. Hij was tevens de belangrijkste muziekpaus die in de tweede helft van die eeuw in Nederland actief was. Bovenstaand citaat geeft haarfijn aan waar het mis is gegaan. Op zijn twintigste verhuisde Johannes op uitnodiging van Mendelssohn van Den Haag naar Leipzig. Zes jaar later keerde hij terug, en werd op grond van de in Duitsland behaalde successen door Koning Willem II aangesteld als directeur van de hofmuziek. Een titel zonder verplichtingen waaraan echter wel een salaris verbonden was. In Leipzig componeerde Verhulst zijn belangrijkste instrumentale werken: vier concertouvertures, twee strijkkwartetten en zijn enige symfonie. Na zijn terugkeer ontstonden nog een aantal interessante vocale werken, waaronder een mis en enkele liederencycli. Vanaf het midden van de negentiende eeuw verwierf Verhulst de ene na de andere belangrijke positie in het Nederlandse muziekleven. Waar tot dan toe iedere grote stad zijn eigen 'muziekdirecteur' had gehad werd Verhulst de baas in zowel Den Haag als Amsterdam. Zo was hij in de gelegenheid om veel van zijn eigen werken te programmeren, en dat werd hem niet altijd in dank afgenomen. Hij bleef vlijtig componeren, vooral vocale werken, maar met de kwaliteit ervan is het matig gesteld. Gecombineerd met zijn hardnekkige weigering om eigentijdse muziek ook een kans te geven heeft hem dat uiteindelijk de das om gedaan. Op zijn zeventigste, vlak voor de stichting van her Concertgebouw, ging hij met pensioen.
Collega Aart van der Wal heeft de ontstaansgeschiedenis van Schumanns eigen strijkkwartetten opus 41 helder geschetst, en het is zonneklaar dat de beide kwartetten van Verhulst daarbij een rol hebben gespeeld - de jaartallen liegen niet. Deze muziek is niet schatplichtig aan Mendelssohn en ze geeft een voorschot op de kwartetten van Schumann, wat Robert daarover zelf ook mag opmerken. Met bovenstaande aanbeveling in de geschiedenisboeken zou je mogen verwachten dat de strijkkwartetten opus 6 van Verhulst al lang tot het ijzeren Nederlandse repertoire behoren. Nu zijn er onwaarschijnlijk veel strijkkwartetten actief op onze podia, maar het heeft toch echt bijna twee eeuwen moeten duren voordat we zelf mogen vaststellen hoe die muziek geklonken heeft. Dat danken we aan het Utrecht String Quartet, een ensemble dat het klassieke repertoire niet schuwt in Tsjaikowsky en Glazoenov, en tevens verantwoordelijk is voor premières van Lex van Delden, Robert de Roos en Carlos Micháns. Allemaal verschenen op het Duitse kwaliteitslabel MDG. Hoe moeilijk het ook is om bijna twee eeuwen later vast te stellen wat het belang van de componist Johannes Verhulst is geweest, één ding is duidelijk: hij verdient meer dan een straat in Amsterdam-Zuid. En nu ook zijn grootste kritikaster, Alphons Diepenbrock, zelf bijna aan de vergetelheid is prijsgegeven, mogen we de ultieme vraag stellen. Hoe is het toch mogelijk dat we in Nederland zo snel mogelijk willen vergeten wat voorgaande generaties hebben gepresteerd? Verhulst mag dan een logische kandidaat lijken voor het vergeetboek, maar Diepenbrock? Willem Pijper? Hendrik Andriessen? Tristan Keuris? Otto Ketting? Het Utrechts String Quartet lijkt een eenzame kruistocht te hebben ondernomen tegen deze negatieve houding. Het blijft niet bij strijdlust alleen, ze beleven gelukkig ook hoorbaar plezier aan deze partituren. Van MDG zijn we kwaliteitsopnamen gewend, en deze werd gemaakt in 'Harlem', zonder toevoeging. Dat zal dus wel de Doopsgezinde Kerk in het autoluwe deel van Haarlem zijn, waar ook de onmisbare kwartetten van Lex van Delden vereeuwigd werden. Emile Wennekes, hoogleraar in Utrecht en als musicologische motor achter de archeologie van het Nederlandse strijkkwartet verantwoordelijk voor deze opgraving, schreef de zeer lezenswaardige toelichting. index |
|