CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, januari 2011

 

 

Nederlandse Cellosonates (Deel 3)

Vermeulen: Cellosonate nr. 1-2

Ingenhoven: Cellosonate nr. 1-2

Doris Hochscheid (cello), Frans van Ruth (piano)

MDG Audiomax 903 1655-6 • 63' • (sacd)

www.cellosonate.nl

www.matthijsvermeulen.nl


Het ondernemende duo Doris Hochscheid en Frans van Ruth presenteert met deze uitgave het derde deel in de serie Nederlandse Cellosonates. De reeks zal uiteindelijk uit zes cd’s gaan bestaan, en deel 1, met Sonates van Pijper, Escher en Ponse (klik hier) en deel 2, met Sonates van Röntgen en Van Goens (klik hier) werden in deze pagina’s vol enthousiasme ontvangen.

In deel drie aandacht voor twee componisten uit het zuiden van Nederland, Jan Ingenhoven (1876-1951), geboren te Breda en Matthijs Vermeulen (1888-1967), geboren te Helmond. Vermeulen wordt door veel kenners beschouwd als de grootste componist die Nederland in de afgelopen eeuwen heeft voortgebracht, en de frustratie onder diezelfde kenners is dan ook groot wanneer het gaat om uitvoeringen van de muziek van deze toonmeester. Hij wordt namelijk niet (dan hebben we het over zijn zeven symfonieën) of nauwelijks (zijn overige werken) gespeeld. Die overige werken zijn trouwens niet talrijk: twee cellosonates, een vioolsonate, een strijkkwartet, een strijktrio en een handvol liederen, dat is alles. Doordat Vermeulen het grootste deel van zijn leven zo arm was als een kerkrat zitten er enorme hiaten in zijn compositorische activiteiten.

Matthijs Vermeulen was de zoon van een smid. Hij wilde aanvankelijk priester worden, maar koos op zijn achttiende voor de muziek. Hij trok naar Amsterdam en meldde zich daar bij de directeur van het conservatorium, Daniel de Lange. Die onderkende zijn talent en gaf hem twee jaar lang gratis les. In de Universiteitsbibliotheek stilde de straatarme jongeman ondertussen zijn honger naar kennis. In 1909 begon Vermeulen te schrijven voor het katholieke dagblad De Tijd, waar hij zich al spoedig onderscheidde door een persoonlijke, onbevreesde houding. De kwaliteit van zijn kritieken werd opgemerkt door de componist Alphons Diepenbrock, die hem aanbeval bij het progressieve weekblad De Amsterdammer. Daar ontpopte Vermeulen zich als een voorvechter van de muziek van Debussy, Mahler en Diepenbrock, die hij later zijn ‘maître spirituel’ noemde. In de jaren 1912-1914 componeerde Vermeulen zijn eigenlijke opus 1, de Eerste Symfonie. In dit werk hanteerde hij reeds de techniek die hij zijn verdere leven trouw zou blijven: de polymelodiek. Door meerdere melodielijnen onafhankelijk van elkaar, maar wel tegelijkertijd te laten verlopen ontwikkelt zich een klankweefsel dat als bij toeval ontstaat. Niet voor niets noemde hij het werk Symphonia Carminum, Symfonie van melodieën. Het is een volstrekt unieke manier van componeren die in die tijd zijn gelijke niet kende. Overbodig bijna om te moeten vaststellen dat Willem Mengelberg dit stuk onspeelbaar achtte en de jonge componist met een smoesje afscheepte. En dat terwijl van zijn assistent en protégé Cornelis Dopper het ene na het andere middelmatige stuk bij het Concertgebouworkest op de lessenaars stond. Het zou tot 1964 duren voordat Bernard Haitink deze symfonie met het Concertgebouworkest uitvoerde. Hoe anders zou het leven van de jonge Vermeulen zijn verlopen wanneer ergens iemand zich voor zijn eersteling zou hebben ingezet. Voor iemand van 26 jaar, die vanuit het niets met zo’n compositie komt opzetten past maar één kwalificatie: geniaal. Dat deze zogenaamd onspeelbare muziek voor hedendaagse orkesten geen geheimen meer heeft is bewezen in de uitvoeringen die Jan van Vlijmen in het Holland Festival van 1997 organiseerde van de complete werken van Vermeulen. Maar ook dat heldhaftige initiatief heeft geen navolging gevonden. De symfonische muziek van Matthijs Vermeulen wordt in zijn geboorteland doodgezwegen.

Iets beter hebben de beide cellosonates het getroffen, want met deze cd hebben we de derde registratie in handen. Denkt u echter niet dat de andere twee nog verkrijgbaar zijn. Anner Bijlsma en Reinbert de Leeuw maakten een opname in het kader van de complete werken op elpee, later heruitgegeven in een cd-box, die inmiddels al jaren is uitverkocht. René van Ast en Arielle Vernède maakten er een voor het label BVHaast, op elpee, nooit op cd uitgekomen. De elpee is wonder boven wonder nog steeds te koop (kijk op de Vermeulen website voor details). Dat betekent de facto dat de beide Cellosonates van Vermeulen hiermee hun rechtmatige plaats in de internationale catalogus hebben teruggekregen. Hoera!!

De Eerste cellosonate is geïnspireerd door die van Debussy, die in Amsterdam enkele dagen na zijn dood werd geëerd met een uitvoering van zijn Cellosonate, door Vermeulen besproken in De Telegraaf. Het werk maakte zo’n indruk op Vermeulen dat hij kort daarna begon aan zijn eigen Cellosonate. Die is uiteraard schatplichtig aan de Franse maître, maar dat is slechts te horen in motivische details. Het klankbeeld als totaal is net zo anarchistisch als dat van de Eerste symfonie. De sonate werd voor het eerst gespeeld in 1920, en in 1927, toen Vermeulen zich al in Frankrijk had gevestigd, uitgegeven door het Franse huis Senart. Wellicht aangemoedigd door het succes van de Parijse uitvoering van de Eerste sonate begon Vermeulen aan de Tweede, maar staakte de werkzaamheden al spoedig wegens geldgebrek. Er moest brood op de plank komen en Vermeulen schreef zich een slag in de rondte voor het Soerabaiasch Handelsblad. Pas in 1937 was hij in staat om de draad weer op te pakken, maar van een stijlbreuk is geen sprake.

In tegenstelling tot de forse sonates van Vermeulen – elk langer dan twintig minuten – zijn die van Jan Ingenhoven uitgevallen als breekbare miniaturen, zowel in lengte als in gestiek. Samen duren ze iets langer dan een kwartier. Ook Ingenhoven vond zijn inspiratie in de muziek van Debussy, en net als Vermeulen bediende hij zich van de polymelodiek. Bij hem is die bovendien gekleurd door zijn ervaringen als koordirigent met muziek uit de renaissance. Helaas, de componist Ingenhoven is al bijna een eeuw totaal vergeten. Hij was aanvankelijk autodidact en vestigde zich al jong in München, waar hij compositie studeerde bij Felix Mottl en succesvol werkzaam was als dirigent. Ontevreden met het conservatieve muzikale klimaat in Duitsland besloot hij in 1913 om zich in Frankrijk te vestigen. Zijn beide Cellosonates schreef hij daar in 1919 en 1922, en ze werden eveneens uitgegeven door Senart. In dezelfde periode schreef hij ook twee vioolsonates. De vier sonates zijn later geassocieerd met de vier seizoenen. De Tweede cellosonate zou de winter zijn en heeft een bezonken en sober karakter. De vier sonates moeten improvisatorisch gespeeld worden, de Tweede cellosonate heeft als toevoeging’quasi una fantasia’. Korte tijd later verhuisde Ingenhoven naar het Zwitserse Thun, maar nadat zijn vrouw in 1929 overleed viel de componist Ingenhoven stil. Eind jaren dertig vestigde hij zich weer in Nederland, waar hij op de Hoge Veluwe een uiterst teruggetrokken bestaan leidde en in 1951 overleed. Ingenhoven deed niets voor de promotie van zijn eigen werken, maar werd door tijdgenoten als Vermeulen en Ruyneman zeer hoog geschat. Terecht, zoals we dankzij deze cd eindelijk zelf kunnen vaststellen. Doris Hochscheid en Frans van Ruth musiceren ook hier weer op het hoge niveau dat de vorige beide delen sierde. De opname is van grote klasse en een extra compliment gaat naar van Ruth voor de zeer leesbare en hoogst informatieve toelichting, in drie talen, Engels, Duits en....Nederlands. Jippie!!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links