![]() CD-recensie
© Siebe Riedstra, december 2009
|
||
Nederlandse Cellosonates (Deel 2)Röntgen: Cellosonate in a, op. 41- Cellosonate in b, op. 56 – Cinq Morçeaux voor cello en piano (1917/18, revisie 1922/23). Goens: Scherzo op. 12 nr. 2 – Invocation op. 36 – Menuet op. 39 nr. 2. Doris Hochscheid (cello), Frans van Ruth (piano). MDG Audiomax 903 1574-6 • 76' • (sacd) Dit is de tweede uitgave in het project dat celliste Doris Hochscheid en pianist Frans van Ruth hebben opgezet om de Nederlandse muziek voor die combinatie te propageren. In het label MDG hebben zij daarin een hoogwaardige partner gevonden. Het eerste deel, gewijd aan topwerken uit de twintigste eeuw, werd hier al eerder besproken (klik hier), voor het tweede deel gaan we een eeuw terug, al doen de jaartallen anders vermoeden. Julius Röntgen (1855-1932) en Daniel van Goens (1858-1904) wortelen allebei stevig in de negentiende-eeuwse romantiek. Niet zozeer die van Liszt en Wagner, maar meer die van Brahms en Schumann. Röntgen’s vader Engelbert werd geboren in Deventer, maar maakte carrière als concertmeester van het Gewandhausorchester in Leipzig. Daar werd Julius in 1855 geboren. Zijn moeder was pianiste en gaf hem zijn eerste pianolessen. Hij begon al vroeg met componeren en zijn eerste cellosonate, opus 3, verscheen in 1872 bij de bekende Leipziger uitgever Breitkopf & Härtel. In 1878 vertrok Röntgen naar Amsterdam, waar hij aangesteld was als hoofdleraar piano bij de Muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Het was de tijd waarin de totstandkoming van het Concertgebouw zich voltrok, en in het kielzog daarvan de noodzaak van een professionele muziekopleiding. Componist Daniël de Lange nam daartoe het initiatief, bijgestaan door Röntgen, de violist Frans Coenen en de tenor Johannes Messchaert. In 1884 opende het Amsterdams Conservatorium zijn deuren. Röntgen zou er van 1913 tot zijn pensionering in 1924 directeur zijn. Behalve zijn administratieve en educatieve werkzaamheden had Röntgen een bloeiende carrière als pianist. Hij trad op in allerlei kamermuziekcombinaties en vormde met Johannes Messchaert een duo dat internationale bekendheid genoot om zijn liederavonden. Röntgen was een bijzonder innemend mens en mocht zich verheugen in de vriendschap met beroemde tijdgenoten. Bij Edvard Grieg was hij veel te gast en voor Pablo Casals schreef hij menige sonate en een celloconcert. Zelfs de ‘bärbeissige’ Brahms kon zich niet aan zijn charmes onttrekken. Dat Röntgen überhaupt nog tijd vond om te componeren mag een wonder heten, maar de hoeveelheid noten die hij met het grootste gemak afscheidde grenst aan het ongelofelijke. Ruim achthonderd titels liet hij na, in alle genres die er te bedenken zijn. Ruim twintig symfonieën, tientallen soloconcerten en orkestwerken, honderden liederen en koorwerken, oratoria, orkestliederen, ruim honderd pianowerken, kamermuziek in alle bezettingen en opera’s. Componeren was voor hem even naturlijk als ademen. Röntgen nummerde zijn werken niet, en na verloop van tijd hield hij ook de opusnummers niet meer bij. De beide vierdelige sonates op deze cd zijn de tweede en de vijfde van de veertien bekende cellosonates. Ze dragen allebei nog wel een opusnummer: de sonate in a opus 41 ontstond in 1901, die in b opus 56 in 1907. De Cinq Morçeaux kregen geen opusnummer mee, maar waren het vierde werk voor die combinatie dat in druk verscheen. De drie middelste deeltjes portretteren drie karakters uit The Tempest van Shakespeare: Ariel, Miranda en Caliban. Daniel van Goens werd geboren in Leiden, in 1858, als een van elf kinderen. Nadat ze acht kinderen aan tuberculose hadden verloren besloten de ouders om met de drie overgeblevenen naar het zuiden te trekken, in de hoop op een verbetering van hun gezondheidstoestand. Uiteindelijk vestigde het gezin zich in Parijs, waar de begaafde Daniel opgeleid werd tot een succesvol cellist. Al snel liet zijn zwakke gezondheid het reizen en trekken niet meer toe. De rest van zijn korte leven leidde hij een teruggetrokken bestaan, maar componeren deed hij nog wel. Hij overleed in 1910. Van Goens is voor de meeste muziekkenners een onbekende naam, al zullen vele cellisten hem wel kennen vanwege zijn Scherzo opus 12 nummer 2. De meeste van zijn 38 korte stukken voor cello en piano zijn verschenen bij grote Parijse uitgevers als Hamelle, Durand en Rouart. Ze passen in de traditie van soortgelijke werkjes waarmee Popper en Davidov hun triomfen vierden. Doris Hochscheid en Frans van Ruth hebben zichzelf voor de hondsmoeilijke opgave gesteld deze vergeelde muziek te laten klinken alsof het om verloren meesterwerken gaat, en dat is ze glansrijk gelukt. De twee grote cellosonates van Röntgen werden geschreven met in het achterhoofd het technisch kunnen van de grote cellisten van die tijd, Pablo Casals en Röntgen’s neef Julius Klengel, wat inhoudt dat in technisch opzicht geen zee hem te hoog ging. Doris Hochscheid en Frans van Ruth bevaren die zee souverein. Speciale vermelding verdient het feit dat de uitgebreide, zeer leesbare annotatie is verzorgd door Frans van Ruth, met een extra lange versie in het Nederlands. Hulde! Over de opnamekwaliteit hoeven we ons zoals altijd bij MDG geen zorgen te maken. Een pracht van een cd, die Julius Röngen neerzet als een ten onrechte vergeten Nederlandse toondichter. Als uit al het voorafgaande het idee zou ontstaan dat Julius Röntgen de eeuwigheid in zal gaan als een epigoon van Brahms en Schumann, dan is dat toch echt maar de helft van het verhaal. Toen Röntgen in 1924 zijn directeurschap van het Amsterdams Conservatorium neerlegde had hij ineens tijd om te componeren. En componeren deed hij, als een bezetene. De enorme hoeveelheid werken die hij in die jaren produceerde bestaan alleen in manuscript, maar ze onderscheiden zich door een gedrevenheid die respect verdient. Hier zoekt Röntgen op zijn geheel eigen manier naar nieuwe wegen, en de resultaten zijn soms fascinerend. Gezien het feit dat er in die periode een hele stapel cellosonates is ontstaan... enfin, de goede verstaander... index | ||