CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, november 2012

 

 

Bach: Ein musikalisches Opfer BWV 1079 (in de realisatie van Gerd Zacher)

Barbara Tacke-Laepple (fluit), Jörg Lengersdorf (viool I), Mirjam Steymans (viool II), Alexander Scheirle (cello), Gerd Zacher (klavecimbel)

Gideon Boss Musikproduktion gb 003 • 70' • (sacd)

Opname: april 2005, Pfarrkirche St . Leodegar, Niederehe (Eifel, D)

www.gideon-boss-musikproduktion.de


Van 1747 tot aan zijn dood in 1750 werkte Johann Sebastian Bach aan zijn muzikale nalatenschap, een drietal werken die de bekroning van zijn kunst in druk voor het nageslacht moesten bewaren.

1747 - Ein musicalisches Opfer (klik hier voor de fascinerende ontstaansgeschiedenis]

1748/9 - Compilatie en voltooiing van de Hohe Messe

1749 - Voltooiing en kopergravure van Die Kunst der Fuge (klik hier voor een bespreking van Kees van Houtens boek]

Dat Bach met deze partituren 'geleerde' kunst wilde presenteren wordt duidelijk uit het feit dat het geen werken voor de alledaagse muziekpraktijk zijn. Ein musicalisches Opfer bevat naast een schitterende triosonate ook twee Ricercares voor klavecimbel en een aantal canons voor variabele bezettingen. De Hohe Messe is een concertmis, geschreven door een Lutheraan en voor de eredienst totaal ongeschikt. Die Kunst der Fuge is weliswaar speelbaar op klavecimbel of orgel, maar dat blijkt nou niet direct uit de notatie. Bachs tijdgenoten wisten er geen raad mee.

Ein musicalisches Opfer valt uiteen in twee delen: een muzikanteske triosonate voor fluit (traverso), viool en basso continuo - een van de weinige kamermuziekstukken die Bach in die bezetting heeft nagelaten, en een volmaakt stuk muziek. De rest bestaat uit twee Ricercares en tien canons. In dit geval is Ricercare een ander woord voor fuga, een driestemmige en een zesstemmige. Bach heeft slechts twee zesstemmige werken nagelaten, het koraalvoorspel 'Aus tiefer Not' BWV 686 en dit Ricercare. Een fuga voor zes stemmen is een compositorisch mirakel, en met tien vingers onmogelijk moeilijk te realiseren - maar het kan wel. De canons zijn papieren raadsels die door een musicus die daar verstand van heeft uitgeschreven kunnen worden voor een bezetting naar keuze. Het instrumentarium van de triosonate loont zich prima voor zo'n uitwerking. In de praktijk zien we het werk dan ook door de musici van de triosonate, aangevuld met een tweede viool, op het concertpodium (en vooral in de studio) verschijnen.

Al in 1952 verscheen er bij muziekuitgever Boosey & Hawkes in Londen een moderne uitgave in zakpartituur van het Opfer, waarin de Canons eerst in de 'raadselvorm' genoteerd staan, gevolgd door een praktische uitwerking. In veruit de meeste gevallen laat een opname zich heel gemakkelijk volgen aan de hand van die editie. Maar er moeten natuurlijk altijd keuzes gemaakt worden, waardoor er sprake is van een realisatie - in het Duits een Realisation. In dit geval die van Gerd Zacher, organist, componist en muziekwetenschapper.

Gerd Zacher (1929) heeft muziekgeschiedenis geschreven als organist met een neus voor vernieuwing. Hij zocht contact met componisten die niet van nature voor orgel schreven en kreeg ze zover dat ze zich toch met het orgel gingen bezighouden. Zo ontstonden belangrijke werken van Ligeti (Volumina) en Kagel (Improvisation ajoutée) die de orgelklank compleet overhoop hebben gehaald. Zacher heeft zich ook altijd met Bach beziggehouden en besloot in het Bachjaar 2000 tot zijn eigen 'Realisation' van Ein musicalisches Opfer. In het extra dikke boekje bij de cd gaat hij Deutschgründlich op zijn motieven en zijn oplossingen in. Zijn motivatie is simpel: iedereen heeft het bij het verkeerde eind gehad. Zijn oplossingen brengt hij tot klinken.

Wat krijgen we te horen? Om te beginnen een Bach op een modern instrumentarium, dus een moderne dwarsfluit, en strijkers die zich niet schamen voor hun vibrato. Zacher zelf bespeelt het klavecimbel in de beide Ricercares, ook de hondsmoeilijke zesstemmige fuga. Zacher was de vijfenzeventig net voorbij tijdens deze opname, en - eerlijk is eerlijk - op zijn spel is in technisch opzicht niets aan te merken. Zijn opvattingen inzake agogiek (rhetoriek) legt hij op papier duidelijk uit en laat hij al even duidelijk horen. Hij koppelt spraak aan muziek - niets nieuws - en huldigt het principe dat men tegen het eind van een zin het spreektempo vertraagt en de stemhoogte verlaagt. In muziek vertaald: ritardando en diminuendo. Dat laatste is op een klavecimbel niet mogelijk, maar het eerste wel, en dat krijgen we nadrukkelijk te horen. Sommige luisteraars zouden dat als pedant kunnen ervaren.

De wonderschone triosonate is waarschijnlijk voor de meeste muziekliefhebbers het eerste werk op de cd dat ze eruit pikken. We krijgen een interpretatie voorgeschoteld die in de jaren zestig beslist als historisch geïnformeerd ervaren zou zijn. Na bijna een halve eeuw Leonhardt en Harnoncourt komt het echter nogal gedateerd over. Wat rest zijn de canons. Hier krijgt - en neemt - Zacher zijn kans. In de canons is natuurlijk altijd ruimte voor nieuwe inzichten, en wanneer je 'out of the box' kunt denken valt er veel te verzinnen. Zacher interpreteert de canons aanvankelijk vaak op de bekende manier, maar past soms heel wonderlijke vertragingen toe die een 'slow-motion' sensatie veroorzaken. Veel werk maakt Zacher in zijn toelichting ook van de te hanteren volgorde van de onderdelen, heel interessant. Maar als een werk eenmaal digitaal beschikbaar is bepalen de meeste luisteraars hun eigen volgorde.

Er zijn veel Opfers op de markt, ze zijn noodgedwongen altijd een 'Realisation', en een groot deel daarvan is historisch geïnformeerd. Zacher voegt er een aan toe die op een heel andere manier historisch geïnformeerd is. Ze vertelt zijn eigen historie - een leven met de avant-garde, het orgel, en Bach.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links