CD-recensie

 

© Paul Korenhof, juni 2018

 

Wagner: Siegfried

Simon O'Neill (Siegfried), David Cangelosi  (Mime), Matthias Goerne  (Der Wanderer), Werner Van Mechelen (Alberich), Falck Struckmann (Fafner), Valentina Farcas (Waldvogel), Deborah Humble (Erda), Heidi Melton (Brünnhilde)
Hong Kong Philharmonic Orchestra
Dirigent: Jaap van Zweden
Naxos 8.660413-16 (4 cd's)
Opname: Hong Kong, 6-25 januari 2017

   

Orkestraal is dit een waardige voortzetting van de Ring die Jaap van Zweden in Hong Kong heeft gesmeed (klik hier) en waarvan we eind dit jaar het laatste deel mogen verwachten. Gedetailleerd en prachtig uitgesponnen spel van het Hong Kong Philharmonic Orchestra zorgen voor ruim vier uur muzikaal genot, al geeft de timing (4.02') wel meteen aan dat dit zeker niet de snelste benadering is, een kwartier langzamer dan die van Haenchen, tien minuten langzamer dan die van Keilberth en vijf minuten langzamer dan die van Solti. Dat wordt vooral duidelijk tijdens het tweede bedrijf met zijn natuurschilderingen, dat hier een impressionistische bedachtzaamheid uitstraalt.

Voor een mooi muzikaal effect zorgen die tempi over de gehele linie overigens wel, ook als zij in het eerste bedrijf een beetje ten koste gaan van spanning en dramatiek. Op zulke momenten zou ik Van Zweden iets meer theaterervaring toewensen en ben ik benieuwd hoe zijn benadering zich ontwikkelt als hij deze muziek een paar maal tijdens voorstellingen gedirigeerd heeft. Het blijft nu in sfeer allemaal een beetje 'concertant', iets waar de opbouw van het werk met een aantal lange dialogen mede toe bijdraagt.

De sterkste solistische bijdrage komt van David Cangelosi als een uiterst slanke maar net niet scherp getimbreerde Mime, wiens zang voortdurend een suggestie van sluwheid en beweeglijkheid uitstraalt. Meteen daarna komt Werner van Mechelen als een sonore maar ook minder doortrapt klinkende Alberich. In zijn confrontatie met de Wanderer mis ik daardoor iets van het contrast dat zangers als Gustav Neidlinger en Zoltán Kelemen met hun stem wisten op te roepen. Falck Struckmann, hier aanwezig als Fafner, toont zich in de twee korte scènes van Fafner weer Wagner-interpreet van allure, maar ik blijf zijn timbre te licht vinden voor echte bas-rollen.

Matthias Goerne
Mijn enthousiasme voor de Wanderer van Matthias Goerne staat een trede lager dan de lofuitingen die ik eerdere Wagner-vertolkingen toezwaaide, zowel in de Ring onder Van Zweden als in het door Harding gedirigeerde Wagner-concert. De Wanderer vraagt toch een iets donker, 'ouder' timbre dan de beide Wotans, meer autoritair-declamatorische zang ook, vooral in de lange scène met Mime in het eerste bedrijf, waar Goerne's benadering te bedachtzaam klinkt, te weinig als een grote kat die vanuit een superieur machtsoverwicht met een vleugellam vogeltje speelt. Pas in het derde bedrijf, waar Wagner de oppergod rijkelijk bedeelt met lange melodische lijnen, horen we de zangkunst van Goerne weer in volle glorie opbloeien.

Een probleem - maar dat kan heel persoonlijk zijn - heb ik met de Siegfried van Simon O'Neill, en trouwens met al zijn Wagner-vertolkingen. Voor mij mist zijn stem het kaliber en de donkere ondergrond in het timbre waar Wagner's muziek om vraagt. Ik kan mij ook heel goed voorstellen dat hij - zoals de toch iets ruiger getimbreerde Manfred Jung - zich ontwikkelt tot een uitstekende Mime, maar hier heb ik daardoor in het eerste bedrijf moeite zijn Siegfried van Cangelosi's Mime te onderscheiden. Gelukkig is de 'Jung-Siegfried' per definitie geen levenswijze volwassene, maar dat neemt niet weg dat een ook iets tekstbewuster voordracht zijn vertolking ook in de eerste twee bedrijven meer glans zou hebben gegeven.

In het derde bedrijf, duidelijk symfonischer van karakter - niet verwonderlijk dat ook Van Zweden daar op zijn best is - ontmoeten we Deborah Humble, meer mezzosopraan dan alt, als een betrouwbare Erda (ik merk dat ik bij Das Rheingold exact dezelfde opmerking maakte) en vervolgens O'Neill die in zijn scène met de Wanderer iets te bleek overkomt, maar die in de bredere muzikale stroming van zijn duet met Brünnhilde kans krijgt zich te revancheren. Als een echte Heldentenor klinkt hij ook hier niet, maar dat hoeft niet. Windgassen was dat evenmin, maar hij was wel zozeer met de muziek vergroeid dat je bij zijn opnamen niet regelmatig het idee hebt dat hij staat te schuren om zijn noten er goed uit te krijgen. Pas dan ontstaat een vertolking waarbij in tekstbehandeling en frasering de dramatiek ontplooid kan worden van een zanger die zo ver boven de muziek staat dat zijn tekstexpressie het volle pond kan krijgen.

Brünnhilde
Het meest nieuwsgierig was ik natuurlijk naar de Brünnhilde van de Amerikaanse sopraan Heidi Melton, Van Zweden's Sieglinde in Die Walküre, die op haar website wordt gekarakteriseerd met het citaat "The Wagnerian voice we have been waiting for since Flagstad and Nilsson..." Ik waag echter te veronderstellen dat deze woorden afkomstig zijn uit de koker van een scribent die noch Flagstad noch Brünnhilde aandachtig beluisterd heeft, een kreet die vergelijkbaar is met die van 'de nieuwe Callas'.

Melton lijkt nog redelijk jong (een jaartal is onvindbaar), maar Birgit Nilsson zong haar eerste Bayreuther Brünnhilde pas toen zij de veertig al gepasseerd was en een flinke ervaring in dit repertoire had opgebouwd. Haar Brünnhilde, iets beter verstaanbaar dan haar Sieglinde, is veelbelovend maar lijkt prematuur, en soms zorgwekkend. Vooral in het lagere octaaf kondigt zich een verontrustend tremolo aan en aan het einde van frases blijkt zij daar aan klank te verliezen. Op de meer declamatorische delen in dat octaaf (bijvoorbeeld vanaf 'Dich liebt' ich immer') lijkt het ook of de woorden niet tot leven komen, hetzij doordat Melton nog niet boven de muziek staat, hetzij doordat zij de essentie van de tekst onvoldoende beheerst, iets wat kan blijken uit haar neiging slotconsonanten weg te laten ('der Helde schirmte' i.p.v. 'der Helden schirmte') en meer dan eens voelde ik ook de drang om met de hoofdtelefoon te controleren of alle noten er wel waren. Dat laatste bleek meestal wel het geval, maar de articulatie hield niet over. O'Neill toont bij dat alles meer ervaring dan Melton, maar ik ben wel benieuwd naar beider aandeel in Götterdämmerung!

Technisch staat de opname op hetzelfde hoge niveau als die van de beide vorige delen en voor het libretto verwijst Naxos wederom naar de website.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links