CD-recensie

Karl Böhm in de Meistersinger: absolute top!

 

© Paul Korenhof, november 2008


 

Wagner: Die Meistersinger von Nürnberg

Theo Adam (Hans Sachs), Karl Ridderbusch (Veit Pogner), Sebastian Feiersinger (Kunz Vogelsang), Thomas Hemsley (Sixtus Beckmesser), Dieter Slembeck (Konrad Nachtigall), Gerd Nienstedt (Fritz Kothner), Günther Treplow (Balthasar Zorn), Erich Klaus (Ulrich Eisslinger), William Johns (Augustin Moser), Heinz Feldhoff (Hermann Ortel), Fritz Linke (Hans Schwarz), Waldemar Kmentt (Walther von Stolzing), Hans Franzen (Hans Foltz), Gwyneth Jones (Eva), Hermin Esser (David), Janis Martin (Magdalena), Kurt Moll (Ein Nachtwächter), Chor und Orchester der Bayreuther Festspiele 1968 o.l.v. Karl Böhm

Orfeo C 753 084 L (4 cd's)

Live-opname: 25 juli 1968


De grote Bayreuther dirigent van de jaren zestig, volgend op de dood van Hans Knappertsbusch, was Karl Böhm. Zijn opnamen van Tristan und Isolde (DG 1966) bereikte een legendarische status en wordt door kenners nog steeds meteen na die van Furtwängler geplaatst, Der Ring des Nibelungen (Philips 1967) werd vanaf het eerste moment door menigeen zelfs boven die van Solti geplaatst en Der fliegende Holländer (DG 1971) verrast nog altijd door de lyriek en de verfijning van die uitvoering, compleet tegengesteld aan de visie van de toen door velen zo bewonderde Otto Klemperer. Zijn grootste Bayreuther succes, de 'eeuwfeestvoorstelling' van Die Meistersinger von Nürnberg verscheen echter nooit in een commerciële uitgave en was zelfs in het grijze circuit nauwelijks te vinden. Daarin is nu verandering gekomen met een uitgave van Orfeo in de serie Bayreuther Festspiele Live. We hebben er lang op moeten wachten, maar het was de moeite waard en om meteen maar met de slotconclusie te komen: voor mij is dit 'de' opname van de Meistersinger geworden, een uitvoering die zich op mijn lijstje Wagner-favorieten zelf nog boven die van Kubelík heeft genesteld!

Ongunstig gesternte
Toen in juli 1968 de premièredatum naderde, zag het daar niet naar uit. Eerst had de plotselinge dood van Wieland Wagner een eind gemaakt aan diens plannen voor een derde Bayreuther Meistersinger, die ongetwijfeld niet minder spraakmakend was geworden dan de beide daaraan voorafgaande producties. De beslissing van Wolfgang Wagner om de taak van zijn broer over te nemen, lag in de lijn der verwachting, maar riep bij insiders ook enige scepsis op. Vervolgens had Erwin Wohlfahrt, de grote Mime uit de periode tussen Gerhard Stolze en Heinz Zednik, de rol van David moeten teruggeven (hij zou nog datzelfde jaar op 37-jarige leeftijd overlijden) en zijn rol moest worden overgenomen door Hermin Esser, die later naam zou maken in menige 'heldische' rol. De grootste klap voor de productie kwam echter na de generale repetitie, toen Walter Berry, wiens eerste vertolking van Hans Sachs met opvallend veel publiciteit omgeven was, spoorslags uit Bayreuth vertrok om er nooit meer terug te keren. Over de redenen voor zijn vertrek doen meerdere verhalen de ronde, maar in de kern ligt natuurlijk het feit dat hij zich - om wat voor reden ook - in deze loodzware en extreem lange rol niet meer zeker voelde, en al helemaal niet in een voorstelling waar de hele wereld naar uitkeek.

Regie stap terug
Gelukkig voor de Bayreuther Festspiele was voor Sachs in een dubbele bezetting voorzien en Theo Adam, die dus ook het repetitieproces had meegemaakt, kon de rol zonder veel moeite overnemen, maar de scepsis was inmiddels gegroeid. Ten aanzien van de regie van Wolfgang Wagner waren de reacties na afloop daarmee in overeenstemming. Het frisse, vernieuwende van Wielands aanpak ontbrak in zijn benadering, die zich vooral concentreerde op stemmingsbeelden en 'menselijke' karakterdetails. Waar Wieland sterk geabstraheerd had, ging Wolfgang 'terug naar Neurenberg' en in de pers werd dan ook gesproken van 'een artistieke stap terug' en zelfs van 'een kleinburgerlijke visie'.

Toen ik die voorstelling in de jaren zeventig zag, kon ik me bij al die kritiek wel iets voorstellen, maar eerlijk is eerlijk: ik was ook geïmponeerd door de manier waarop Wolfgang Wagner hier met kleuren en het ruimtelijk effect had gewerkt. De asymmetrisch opgebouwde 'Schusterstube' werkte zelfs visueel zo sterk desoriënterend, dat die hele derde akte nu nog gedetailleerd op mijn netvlies staat en hoe het ook zij, Wolfgangs eerste Meistersinger was op sommige punten te prefereren boven de beide producties die hij later nog zou ontwerpen en die inmiddels op dvd verkrijgbaar zijn, zeker boven de laatste (klik hier voor de recensie).

Theo Adam
Muzikaal werd de voorstelling echter een eclatant succes, uitmondend in een premièreapplaus van ruim dertig minuten. Dat gold natuurlijk de solisten, aangevoerd door Theo Adam als een jeugdige, schijnbaar onvermoeibare en mozartiaans genuanceerde Hans Sachs. Ik weet niet of we mogen stellen dat hij die avond 'de rol van zijn leven' zong, maar het zou me niet verbazen. Adam is nooit mijn favoriete zanger geweest, ook niet als Sachs in de tweede Karajan-opname, maar hier geef ik mij volledig gewonnen voor de misschien wel de overtuigendste portrettering die ik ooit van die rol gehoord heb. Karl Ridderbusch, die later de hoofdrol in deze productie zou overnemen, is hier nog Veit Pogner en eigenlijk de enige op wie ik iets af te dingen heb. Hij zingt met een prachtige, volle stem en veel nuances, maar hij mist toch de vaderlijke grandeur van bijvoorbeeld Franz Crass en het fluwelen bel canto van Kurt Moll, die we overigens in deze uitvoering zijn Bayreuther Meistersinger-debuut horen maken als een luxueus bezette en al even genuanceerde Nachtwächter.

Gwyneth Jones
Als we over nuances praten, moet de ereprijs bij de solisten echter  worden toegekend aan Gwyneth Jones, hier nog de jeugdige lyrische sopraan uit de jaren zestig, lang voordat zwaardere rollen hun sporen op haar zang zouden achterlaten. Haar meisjesachtige vertolking, gerealiseerd met een zilveren timbre en de kracht om zonder een spoor van hoorbare inspanning lijnen door te trekken over iedere orkestrale climax heen, is op zich al een genoegen om naar te luisteren. Voeg daarbij een perfecte dictie en de gave om ieder woord, iedere lettergreep kleuring en betekenis te geven, en dat altijd met een vleug van charme, en u begrijpt waarom dit voor mij een droomvertolking is geworden. Ideaal is dan de combinatie met de 'Weense' Mozart-tenor  Waldemar Kmentt als een jeugdig-stralende Stolzing en de jonge Janis Martin als een frisse en bepaald niet 'ouwelijke' Magdalene.

Hermin Esser voegt zich perfect in dit geheel als een levendige maar nergens overdreven jongensachtige David en zijn grote scène met Stolzing in I, die toch soms echt wel langdradig kan zijn, wordt hier een waar genoegen om naar te luisteren. De Beckmesser van Thomas Hemsley kenden we al van de opname onder Kubelík, maar klinkt hier nog iets geprofileerder en ook wordt al duidelijk dat Wolfgang Wagner neigt naar een serieuze benadering van deze 'komische' rol, die hij later zelfs door Hermann Prey zou laten zingen. Onder de 'kleinere meesters' bevinden zich diverse bekende namen, onder meer die van Gerd Nienstedt, voor mij nog altijd de verpersoonlijking van de niet al te slimme Fritz Kothner, die bij hem net iets minder opgeblazen klinkt dan meestal het geval is.

Grootmeester Karl Böhm
De onmiskenbare drijfveer achter al deze solisten en de onbetwiste ster van de opname is echter Karl Böhm. Sprekend en schrijvend over zijn Mozart-interpretaties heb ik altijd de natuurlijkheid van zijn tempi en zijn fraseringen geroemd. Zijn Mozart bezat altijd een souplesse die suggereerde dat de muziek gewoon niet anders kón klinken, terwijl hij er daarbij altijd in slaagde ieder detail hoorbaar te maken. Datzelfde hoorde ik ook ooit op een DG-lp in een opname van het voorspel uit de Meistersinger, waarbij op het hoogtepunt van dat voorspel de triangel zich boven op het orkest neervlijde zonder dat je het gevoel had dat iemand aan de knoppen had zitten knoeien. Die detaillering, die verfijning beheerst deze hele uitvoering - en een grote rol daarbij speelt de opname, die helderder klinkt dan ik uit Bayreuth gewend ben. Het meesterschap van Böhm kan ik met talloze voorbeelden illustreren, maar iedereen kan ze zelf horen. Mijn raad is: begin met de eerste cd, concentreer u op de eerste violen en blijf die tot het einde van de opera met de oren volgen. Dat alleen al levert een fascinerend muzikaal avontuur op en ondertussen stuit u dan vanzelf wel op een eindeloze reeks andere juweeltjes, soms totaal onverwacht, ook als u denkt dat u de partituur van haver tot gort kent!

Onbewoond eiland
Er zijn van die uitvoeringen, die je midscheeps treffen en waarvan je het gevoel hebt dat je er nooit meer van los komt. Toen ik ooit Carlos Kleiber Otello had horen dirigeren, heb ik het werk daarna jarenlang niet meer van een ander willen horen. Eenzelfde effect had een Falstaff onder Giulini, en na mijn eerste kennismaking met de studio-opnamen van Simon Boccanegra onder Abbado en Parsifal onder Karajan blijft iedere andere opname een compromis. Het zijn van die uitvoeringen die je apart zou willen leggen voor dat befaamde 'onbewoonde eilandje' (al vraag ik me nog steeds af waarom daar dan elektriciteit zou zijn...). Kort en goed: Deze Meistersinger onder Karl Böhm hoort daar nu ook bij. De Mahler-Kerstmatinees onder Haitink gaan ook mee en verder zal ik moeten nadenken...


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links