CD-recensie

De 'Parijse' Don Carlos in een baanbrekende uitvoering

 

© Paul Korenhof, mei 2006

 

Verdi: Don Carlos (versie 1867).

Joseph Rouleau (Filips II), André Turp (Don Carlos), Robert Savoie (Rodrigue), Richard Van Allan (Le Grand Inquisiteur), Robert Lloyd (Un Moine), Edith Tremblay (Élisabeth), Michelle Vilma (La Princesse d'Eboli), Gillian Knight (Thibault), Émile Belcourt (Le Comte de Lerme), BBC Singers & BBC Concert Orchestra o.l.v. John Matheson.

Opera Rara ORCV 305 (4 cd's)


Nog altijd heersen talloze misverstanden over Don Carlos en als ik heel eerlijk moet zijn: ik weet het ook niet meer. Vele jaren lang heb ik me met alle mogelijke versies en varianten  beziggehouden, maar als een theater me zou vragen om een versie samen te stellen, zou ik met mijn handen in het haar zitten. Globaal zijn er zes versies met daarnaast nog diverse varianten, en ze hebben allemaal hun sterke punten. Alleen één ding staat voor mij als een paar boven water: Don Carlos is een Franse opera, zowel door het libretto als door de muzikale stijl. Van het eerste tot het laatste moment heeft Verdi dat zo bedoeld en je moet wel heel vreemd in elkaar zitten om niet te horen dat de muziek met de oorspronkelijke Franse tekst niet alleen beter klinkt, maar ook beter zingbaar is. Afgezien daarvan is de nog altijd gebruikelijke Italiaanse vertaling niet alleen een vertaling, maar nog slecht ook: houterig en met diverse fouten erin. Er bestaat ook helemaal géén 'Italiaanse versie'. Afgezien van een aantal paar maten die hij in 1872 voor Napels componeerde, heeft Verdi uitsluitend met originele Franse teksten heeft gewerkt, zelfs voor de 'Milanese versie' in vier bedrijven (1884). Weliswaar kennen we maar liefst vijf verschillende versies, maar dat zijn uitsluitend 'originele (Franse) versies', 'herziene (Franse) versies':

- de oorspronkelijke versie die in de zomer van 1866 aan de Parijs Opéra zes maanden gerepeteerd werd;

- de bekorte en gewijzigde versie die op 24 februari 1867 een generale repetitie beleefde;

- de verder bekorte, licht gewijzigde versie die op 11 maart 1867 in première ging;

- de door Verdi voor Parijs herziene versie van de tweede voorstelling op 13 maart 1867;

- de grondig herziene Milanese versie in vier bedrijven van 10 januari 1884.

Tot slot stelden vrienden en bewonderaars met instemming van de componist in 1886 de 'Modena-versie' in vijf bedrijven samen, waarbij de Milanese versie - onder verplaatsing van de tenor-aria - werd voorafgegaan door de Fontainebleau-akte. Aangezien Verdi in dit geval zelf geen noot wijzigde, mogen we hier echter niet van een officiële 'versie' spreken.

De oer-partituur

Voorstellingen onder Antonio Pappano in het Parijse Théâtre Châtelet in 1996 werden de eerste geënsceneerde uitvoeringen sinds 1867, waarbij zoveel mogelijk werd teruggegrepen op de voor de Opéra geschreven 'oer-partituur'. Tot nu toe was dat wel incidenteel gebeurd met betrekking tot bepaalde scènes (o.a. München 1975, Amsterdam 1985 en vooral Londen-ENO 1992), maar slechts in beperkte mate werd daarbij de uiterste consequentie getrokken: het vervangen van later gecomponeerde muziek ten voordele van de originele compositie. Dat is te verdedigen op basis van de stelling dat latere versies automatisch door de componist zelf gewilde herzieningen (en dus verbeteringen) zijn. Aan de andere kant is op ten minste zes punten sprake van compromissen, Verdi afgedwongen door de directie van de Opéra (en in het geval van het duet Elisabeth-Eboli in IV.1 ook door de onderlinge rivaliteit van twee zangeressen). Dat Verdi bij het uitwerken van die compromissen tegelijk ook verbeteringen aanbracht, is echter boven iedere twijfel verheven, en dat maakt iedere keuze onvermijdelijk ook weer tot een compromis. Dat bij de diverse bewerkingen veel schitterende muziek verloren is gegaan, wisten we al lang, maar ook dat de 'oer-versie' dramaturgisch beter in elkaar zat. Een cruciaal moment daarbij is de zogenaamde 'Fontaineblau-akte' en toen ik twintig jaar geleden zelf betrokken was bij de uitvoeringen van De Nederlandse Opera (de Modena-versie in vijf bedrijven in de befaamde Visconti-enscenering, maar wel al in het Frans!), heb ik vanaf het eerste moment erop aangedrongen, dat we ook de beginscène van Elisabeth met de smekende houtvesters zouden inlassen, die Verdi al in 1866 geschrapt had. Zelf hoorde ik dat fragment voor het eerst tijdens de Münchner Opernfestspiele 1975 en ik was mij meteen bewust dat het een dramaturgische sleutelscène betrof, die (ook muzikaal) de kiem bevat voor het hele handelen van Elisabeth. Het verklaart niet alleen waarom zij een kwartier later van het ene moment op het andere haar liefde voor Carlos opgeeft om toe te stemmen in een huwelijk met diens vader, maar ook alles wat haar daarna zal bezielen.

Karakterverschillen

Daarnaast zijn er natuurlijk de nodige kleinere verschillen, maar veel momenten die gehoormatig 'anders' klonken, zijn louter een uitvloeisel van het verschil tussen de Italiaanse vertaling en de originele tekst, die ook beter bij de muziek past. Dat blijkt bijvoorbeeld in de kamerscène, waar de monoloog van Philips veel meer het bedoelde, introverte aspect heeft bij 'Elle ne m'aime pas' dan bij 'Ella giammai m'amo', en waar Eboli aan het begin van 'O don fatal' makkelijker naar haar eerste topnoot glijdt op 'Présent du ciel en sa colère' dan op 'Che in suo furor mi fece il cielo!'. Belangrijker is dat de Franse tekst genuanceerder werkt op de karaktertekening, bijvoorbeeld in 'Elle ne m'aime pas', dat Philips' vertwijfeling in een ander, 'tegenwoordig' licht stelt, een ander is zijn antwoord op de vraag van de inquisiteur hoe hij zijn zoon denkt te straffen. Het Italiaans stelt botweg 'Mezzo estremo' ('het uiterste middel'), maar in het Frans geeft de koning uiting aan aarzelingen: 'Tout... ou rien'. Bovendien verandert het Frans in zekere zin ook de stemkarakters: Philips is hier meer een basse chantante, zoals Eboli neigt naar de 'Falcon' (naar de zangeres die zowel Rachel in La Juive als Valentine in Les Huguenots creëerde).

Mijlpaal

Elders op deze site is mijn bespreking te vinden van de 'overcomplete' Orfeo-uitgave, gemaakt op basis van voorstellingen in de Weense Staatsopera (klik hier voor de recensie), maar in de Verdi-reeks van Opera Rara is nu ook de BBC-opname uit 1972 op cd verschenen. Die uitvoering, die al snel op 'witte platen' verkrijgbaar was, geldt nog altijd als een mijlpaal in de Verdi-receptie, omdat zij voor menigeen de oren opende voor Verdi's ware bedoelingen. Dat de uitvoering niet ideaal was, bleek daarbij van ondergeschikt belang. De solisten leveren prestaties die variëren van uitstekend André Turp en Edith Tremblay tot acceptabel (Robert Savoie en Michelle Vilma), Matheson heeft het hele apparaat goed onder controle en de klank blijkt na de digitalisering nog steeds voortreffelijk. De presentatie is zoals we van Opera Rara mogen verwachten: luxueus en een genot voor het oog. En let eens op de bas die de 'monnik' zingt: Robert Lloyd aan het begin van een indrukwekkende carrière waarin deze opera een centrale plaats zou gaan innemen.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links