CD-recensie
© Paul Korenhof, mei 2024 |
De gesel van de onwetendheid blijft op Fiordiligi neerdalen - en wéér in de NRC. Zou die muziekredactie iets tegen Così fan tutte hebben? Of draait het daar zo om de muziek, dat de tekst in een opera niet meer meetelt? Of is het toch gewoon onwetendheid? Ditmaal was het de beurt van Marnix Bilderbeek, die in de krant van 13 mei (pagina C6) naar aanleiding van bovenstaand recital verzuchtte: Al met al komt de gemiddelde Nederlandse operacriticus vaak niet veel verder dan afgesleten dooddoeners die in de wereld zijn gebracht door 'operakenners' die nooit het libretto gelezen hebben. Desinteresse? Of gewoon gemakzucht? Wie het libretto leest - en niet de zoveelste nageschreven synopsis - komt tot andere conclusies, maar zo ver komen Nederlandse muziekcritici blijkbaar niet! Overigens treft dit euvel vooral de opera, want bij pop en andere genres telt de tekst wel degelijk mee. Zo werd in diezelfde NRC (pagina C2) wél uitvoerig ingegaan op de tekst van het winnende nummer bij het Eurovisie Songfestival. Operateksten (die nota bene dramateksten zijn!) lijken echter minder interessant. Kort en goed: als er echt sprake is van een vrouwonvriendelijke opstelling jegens Così fan tutte , moeten we die niet zoeken bij Mozart en Da Ponte, maar bij kennelijk bevooroordeelde recensenten! Golda Schultz Dat laatste is zonder meer een groot pluspunt dat deze uitgave extra aantrekkelijk maakt. We horen een jonge zangeres hier nu eens niet in een puur op haar eigen zang gericht recital, maar in 'een klein uur Mozart' waarin haar aria's worden afgewisseld met scènes, beginnend met het kwartet uit Don Giovanni en eindigend met de finale uit Le nozze di Figaro. De producer van deze cd heeft Schultz daarbij een uitstekende entourage gegund met als resultaat een opmerkelijke 'solo-cd' waarvan alleen de titel wat buitenissig overkomt! Hoewel Schultz het in het slotdeel van 'Or sai chi l'onore' een beetje afweten op het punt van precisie en articulatie, lijkt zij ideaal voor Donna Anna, Mozart's intrigerendste vrouwenfiguur die jeugd en geestelijk overwicht, zelfkennis en twijfel, misschien zelfs schuld en onschuld combineert. Ook de Contessa lijkt haar als stemkarakter op het lijf geschreven, zeker als we ervan uitgaan dat zij hier nog een jonge vrouw is, niet veel ouder dan Susanna. De door Schultz rijkelijk gevarieerde tweede helft van 'Dove sono' past daar prima bij. Op basis van deze cd ben ik echter niet helemaal overtuigd van haar Fiordiligi. Zo laat zij in 'Temerari!' wel erg veel ijzeren onverzettelijkheid doorklinken, terwijl ik in 'Per pietà', misschien wel Mozart's meest doorleefde sopraanaria, naast kwetsbaarheid ook emotionele extase in het slotdeel mis. Ook hier lijkt de aandacht voor de tekst weer niet optimaal; het inhoudelijk zo belangrijke recitatief 'Ei parte' is soms zelfs bijna niet te verstaan, wellicht door een gebrek aan coaching. Così fan tutte doorgronden is voor zangeressen al niet eenvoudig, maar juist Fiordiligi eist naast een zangeres van klasse ook een goede voorbereiding met een sensitieve aanpak van de dirigent. Geen triller Tijdens twee aria's uit Le nozze di Figaro en Così fan tutte deed een manco in Schultz' techniek mij echter even slikken. Sena Jurinac, een van de grote Mozart en Strauss-specialistes uit de vorige eeuw, klaagde kort voor haar dood dat nog maar weinig sopranen in staat zijn in de laatste maten van 'Dove sono' de triller op de 'a' van het laatste 'ingrato' te zingen. Moderne zangeressen lijken zich er ook niet van bewust dat dit niet zomaar een versiering is, maar een dramatisch accent: Rosina klaagt hier tot vijf keer toe over het 'ondankbare hart' van haar echtgenoot, en die triller, bijna een wanhopig uitroepteken, zorgt juit voor extra nadruk. Daarbij is ook Schultz' articulatie van het vier maal herhaalde 'ingrato' aan de zwakke kant met een 'r' en een 'a' die nauwelijks aandacht krijgen.*) Zelfs in een opname van Gré Brouwenstijn, toch echt geen Mozart-specialiste, horen we in die slotmaten een perfecte triller, maar Schultz komt niet verder dan een zwak gewobbel. In de coda van Fiordiligi's 'Per pietà' met twee kleine, over twee maten uitgesmeerde kettingtrillers, lijkt het er iets meer op, maar dat is ook alles. Echte, scherp gerealiseerde trillers zijn het niet. Onvoorstelbaar, zeker van de pedagogen en dirigenten die zowel dergelijke manco's als de steeds zwakkere articulatie van operateksten tegenwoordig klakkeloos accepteren. _________________ index |
|