|

CD-recensie
© Paul Korenhof, maart 2021
|
Salieri: Armida
Lenneke Ruiten (Armida), Teresa Iervolino (Ismene), Florie Valiquette (Rinaldo), Ashley Riches (Ubaldo)
Choeur de Chambre de Namur
Les Talens Lyriques
Dirigent: Christoph Rousset
Aparté AP244 (2 cd's)
Opname: Parijs, 10-13 juli 2020
|
|
|
Luisterend naar deze onbekende Armida (een echte cd-première) besefte ik voor het eerst hoe belangrijk Antonio Salieri (1750-1825) was als overgangsfiguur tussen Gluck en Mozart. De invloed van de eerste is logisch. Niet alleen waren Orfeo ed Euridice (1762) en Alceste (1767) werken die ongetwijfeld tot de verbeelding van de jonge componist hebben gesproken, maar voordat diens carrière een vlucht zou gaan nemen, behoorde hij in Wenen tot de culturele cirkel rondom zijn vermaarde voorganger.
Aan die connectie dankte Salieri waarschijnlijk ook de mogelijkheid om als 21-jarige zijn eerste serieuze opera te schrijven op een libretto van Marco Coltellini. Op zijn beurt genoot deze weer de steun van Raniero de' Calzabigi, de librettist van Orfeo ed Euridice en de man achter Gluck's operahervorming. Salieri's citaat uit die opera in Ubaldo's 'Ecco l'onda insidiosa' (I.3) kan als dank aan zowel zijn oudere collega als diens tekstschrijver worden opgevat.
Dat het gegeven van de tovenares Armida en haar liefde voor de kruisridder Rinaldo bij het publiek welbekend was uit eerdere opera's, was geen bezwaar, eerder zelf een voordeel. Het publiek hield ervan te horen hoe verschillende componisten met hetzelfde gegeven omsprongen en de bekendheid ervan maakte bovendien aandacht voor 'het verhaal' overbodig. Het paste bij een operavorm waarin de nadruk nog steeds lag op herkenbare situaties met de bijbehorende 'Affekten'.
Het vreemde bij Salieri is dat ik soms bij zijn werken in slaap val, maar dat ik op de meest onverwachte momenten opeens door zijn muziek getroffen wordt. Zo ook bij deze Armida, een opera seria (dramma per musica) die hij schreef zonder noemenswaardige theaterervaring, maar die muzikaal en dramatisch opmerkelijk spannend blijkt.
Tot die dramatische spanning wordt vooral bijgedragen door een structuur die veel gewaagder en onconventioneler is dan we zouden verwachten. Salieri had lange tijd het imago van een fantasieloze traditionalist, maar daarvan is weinig te maken in een partituur waarin aria's, ensembles en beide soorten recitatieven elkaar niet alleen in hoog tempo, maar ook in soms onverwachte volgorde afwisselen. Bovendien staan die aria's, geheel in navolging van Gluck, in dienst van het drama en zijn het bepaald geen lange, conventionele dacapo-aria's
Een opmerkelijk moment is bijvoorbeeld de aria 'Ah! mi si spezza il cor' van Rinaldo midden in een uitgebreid terzet van Armida, Rinaldo en Ubaldo (akte 3, scène 5), die tien jaar later Mozart geïnspireerd lijkt te hebben voor Elettra's 'Tutte nel cor mi sento' in Idomeneo. Misschien kunnen we het zelfs zien als een bewust eerbetoon aan zijn oudere rivaal, wiens Armida hij bij het schrijven van Idomeneo dan niet in zijn achterhoofd maar zelfs voor ogen had.
De heftige sinfonia waarmee Salieri zijn opera begint lijkt vooruit te wijzen naar de stormmuziek vóór Idomeneo's 'Eccoci salvi alfin', zoals we het gebruik van ensembles op dramatische momenten terugvinden in het kwartet 'Andrò, rammingo e solo'.
De grootste overeenkomst is echter een muzikale structuur die lijkt afgestemd op de hartslag van het drama. Het vanaf Elettra's aria vrijwel doorgecomponeerde slot van het eerste tafereel in Idomeneo dat zonder onderbreking overgaat in de reeds genoemde stormmuziek, heb ik altijd als een geniale inval van de jonge Mozart beschouwd.
Salieri blijkt de structuur even vrij en bijna even effectief naar zijn hand te zetten, bijvoorbeeld in de scène van Ubaldo en Rinaldo die aan het terzet voorafgaat: een accompagnato recitatief vloeit over in twee met elkaar verbonden aria's, de eerste voor Ubaldo en de tweede voor Rinaldo, waarna de laatste op haar beurt weer overgaat in een afsluitend (sic!) accompagnato.
Salieri's visie op de relatie tussen Armida en Rinaldo wordt door Christophe Rousset en zijn Talens Lyriques weergegeven als een muzikale wervelwind van emoties en reacties. Natuurlijk komt dat de muziek niet weinig ten goede, maar het neemt niet weg dat ik nog meer dan bij Les Horaces (klik hier) het gevoel heb dat we Salieri veel te lang onderschat hebben.
Een andere overeenkomst is dat wederom de hoofdrol wordt gezongen door een Nederlandse sopraan die in het buitenland vaker te horen is dan bij ons. Was dat in Les Horaces Judith van Wanroij, hier is het Lenneke Ruiten als een vocaal uitmuntende Armida, intens in haar lyriek, fel in haar woede en met fonkelende coloraturen.
Wel komt haar zang soms wat gemaniëreerd over, zeker in de recitatieven, en misschien doordat zij zich te veel op de muziek concentreert. Het primair stellen van de tekst zal minder snel iets oproepen van 'o, wat zing ik dit mooi', maar dat laatste hoor ik af en toe wel in haar zang, waarschijnlijk mede door een sterke nasorale resonans.
Niet minder verzorgd maar directer, ook in de communicatie, klinkt Florie Valiquette in de castraatrol van Rinaldo. Ook een sopraan, maar met een timbre en een voordracht die in klank contrasteren met die van Van Ruiten. De mezzosopraan Teresa Iervolino opent de opera met een fraai gezongen Ismene, donker genoeg om haar te onderscheiden van de beide hoofdrollen, maar tegelijk met een lichtheid die past bij het eiland in de Middellandse Zee waar Tasso het verhaal situeerde.
De enige mannenstem behoort toe aan Ashley Riches als Ubaldo met een relatief opmerkelijk grote rol voor bas in een opera seria. Een staaltje van perfecte casting: de laagte klopt, het timbre (Riche is meer bariton dan bas) suggereert de jeugdigheid en de vrijmoedigheid van een jonge kruisridder, en zowel zang als persoonlijkheid maken hem een waardige partner in zijn scènes met Rinaldo en Armida. Ook het levendige, Belgische koor is hier zeker op zijn plaats, al vraagt 18de-eeuws bel canto soms toch iets meer eenheid van klank.
De opname, gemaakt in de Parijs Philharmonie, is helder, mooi van balans en geplaatst in een goed gedoseerde ruimte. Even aantrekkelijk is de uitgave in een boekje op cd-formaat, fraai van typografie en illustraties. Kortom: in alle opzichten een aanwinst.
|
|