CD-recensie

 

© Paul Korenhof, april 2021


Rameau: Dardanus
Cyrille Dubois (Dardanus), Judith van Wanroij (Iphise, L'Amour), Chantal Santon Jeffery (Vénus, Une Phrigienne) Thomas Dolié (Teucer, Isménor), Tassis Christoyannis (Anténor), Clément Debrieuvre (Arcas)
Purcell Choir
Orfeo Orchestra
Dirigent: György Vashegyi
Glossa GCD 924010 (3 cd's)
Opname: Boedapest, 7-9 maart 2020

   

Een frisse en levendige uitvoering, muzikaal spetterend, maar de opname klinkt alsof we op de tiende rij in de lege Doelen zitten met de solisten vooraan op het podium, koor en orkest naast het orgel en af en toe een solo-instrument halfweg daartussen. Als in de openingsscène na de vocaal en stilistisch schitterende Amour van Judith van Wanroij de strijkers invallen, is het zelfs alsof die achterin een zwembad staan.

Het lijkt onjuist dit af te wentelen op een corona-protocol. De foto's in het cd-boekje suggereren dat anderhalve meter zeker niet de norm was, maar ook dat zou geen reden zijn geweest het orkest in het klankbeeld zo ver naar achteren te plaatsen. Dat hier sprake is van een bewuste keuze, blijkt uit de veel natuurlijker opname die producer László Matz een half jaar eerder in dezelfde zaal met hetzelfde koor en orkest maakte van Phèdre van Lemoyne (klik hier).

Natuurlijk treedt bij het luisteren al snel gewenning op, zowel bij de combinatie solisten-orkest als bij koor-orkest. Vervreemdend blijft de opname echter bij de combinatie van de solisten met het koor. Ondanks de ruimtelijke opname blijven hun stemmen op de voorgrond, terwijl hun samenzang het effect van nabijheid versterkt. Daarentegen lijkt het koor zich in een andere zaal te bevinden en bepaald niet op hetzelfde toneel, wat de componist toch wel voor ogen moet hebben gestaan.

Ondertussen verzorgt György Vashegyi met het Orfeo Orchestra een muzikaal vlotte en kleurrijke uitvoering. Eens te meer doet dat betreuren dat de weinig intieme opname weinig bijdraagt aan de theatrale suggestie. Over het dramatisch niveau van het werk kunnen de meningen verschillen, maar Rameau's gevoel voor theater had iets meer tot zijn recht mogen komen.

Dat ook Rameau zich weleens kon vergissen, bleek toen de première van Dardanus in 1739 leidde tot grote waardering voor de muziek, maar ook tot de nodige kritiek op het libretto van Charles-Antoine Leclerc de La Bruère. Een grondige revisie van vooral de laatste bedrijven werd in 1744 met meer enthousiasme ontvangen en die herziene partituur lag ook ten grondslag aan deze opname.

(Een iets verkorte opname met het Ensemble Pygmalion onder leiding van Raphael Pichon verscheen in 2015 op Alpha. De versie uit 1739, waarin Dardanus het moet opnemen tegen een door Neptunus gezonden zeemonster, werd in 1980 door Raymond Leppard opgenomen voor Erato en is vooral aantrekkelijk door een bezetting met o.a. Frederica von Stade als Iphise en José van Dam als de tovenaar Isménor.)

Het klassieke gegeven is de zoveelste, in de tweede versie nog steeds warrige variant op de triomf van de liefde. Dardanus, zoon van Jupiter, voert oorlog met de Phrygische koning Teucer, maar is verliefd op diens dochter Iphise. Teucer heeft haar hand echter beloofd aan zijn bondgenoot Anténor die behalve naar de overwinning ook streeft naar de dood van Dardanus. Dat de opera een gelukkig einde heeft voor iedereen behalve Anténor, is uiteindelijk niet te danken aan een van deze personages, zelfs niet aan de held Dardanus, maar aan het ingrijpen van de tovenaar Ismenor.

Dat de solisten soms vocaal overtuigender overkomen dan dramatisch, kan mogelijk worden toegeschreven aan de productie. Overtuigend is vooral Judith van Wanroij als een bekoorlijke, zelfverzekerde Iphise, nadat zij de proloog heeft geopend met een hartveroverende Amour. Stemgebruik, tekstbehandeling en stijl getuigen weer van grote affiniteit met de Franse muziek, en hetzelfde kan worden gezegd van de Griekse bariton Tassis Christoyannis als een zowel in zijn lyriek als in zijn wraakzucht sterke Arténor.

Als Venus blijft de sopraan Chantal Santon Jeffery een beetje bij Van Wanroij in de schaduw; haar timbre verliest bovendien soms in de laagte aan klank en heeft de neiging zich in de hoogte onder druk te verharden. Vocaal markant is de bariton Thomas Dolié in zijn dubbelrol van Teucer en Isménor, terwijl we Cyrille Dubois horen als een technisch overtuigende en zeker ook bezielde Dardanus. Zijn slanke tenor met die typisch Franse kern die we kennen van zangers als Michel Sénéchal en Charles Burles, roept echter niet altijd voldoende kleuren op, waardoor zijn zang in langere scènes monotoon kan aandoen.

De gedisciplineerde bijdragen van het 27 man sterke, in 1990 door Vashegyi opgerichte Purcell Choir verdienen op zich alle lof. De ronde, Midden-Europese koorklank mist echter de heldere kleur en het meer individuele karakter dat een (kleiner?) Frans barokkoor in de tijd van Rameau waarschijnlijk ontplooid zal hebben. De presentatie in een klaphoes met een Frans-Engels cd-boekje is alleszins aantrekkelijk.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links