CD-recensie

 

© Paul Korenhof, februari 2023

Offenbach: Le Voyage dans la Lune

Violette Polchi (Caprice), Sheva Tehoval (Fantasia), Matthieu Lécroart (V'lad), Pierre Derhet (Quipasseparla), Raphaël Brémard (Microscope), Thibaut Desplantes (Cosmos), Marie Lenormand (Popotte), Christophe Poncet de Solages (Cactus), Ludivine Gombert(Flamma, Adja)
Chour et Orchestre National Montpellier Occitanie
Dirigent: Pierre Dumoussaud
Bru Zane BZ 1048 (boek met 2 cd's)
Opname: Montpellier, 2-4 september 2021

* * *

Offenbach: Maître Péronilla
Véronique Gens (Léona), Antoinette Dennefeld (Frimouskino), Chantal Santon-Jeffery (Alvarès), Diana Axentii (Paquite, Marietta, Rosita), Anaïs Constans (Manoëla), Éric Huchet (Maître Péronilla), Tassis Christoyannis (Ripardos), François Piolini (Don Guardona), Patrick Kabongo (Vélasquez Major), Loïc Félix (Vélasquez Junior), Yoann Dubruque (Le Marquis Don Henrique), Matthieu Lécroart (Don Farbrice, 1er Juge), Raphaël Brémard (Le Notaire, Pédrillo), Jerôme Boutillier (Le Corrégidor, Brid'Olson, Juanito), Philippe-Nicolas Martin (Félipe, Antonio, 2me Juge), Antoine Philippot (Le Majordome, L'Huissier, Un Valet)
Chour de Radio France
Orchestre National de France
Dirigent: Markus Poschner
Bru Zane BZ1039 (boek met 2 cd's)
Opname: Paris, Théâtre des Champs-Élysées, 31 mei & 1 Juni 2019

 

Le Voyage dans la Lune (De reis naar de maan) mag dan behoren tot de circa negentig (!) vrijwel of totaal onbekende werken van Offenbach, het voorspel begint na een paar inleidende maten wel met een van zijn bekendste melodieën. Het is het zangerige andante dat in 1904 in Monte Carlo werd gebruikt om de bariton in Les Contes d'Hoffmann een extra aria te geven. Grappig is trouwens dat een nog bekendere melodie uit die opera, de barcarolle, eveneens ontleend is aan een ander werk, namelijk aan Die Rheinnixen uit 1864.

Offenbach's 'opéra-féerie', die op 16 november 1875 in het Parijse Théâtre Gaîté in première ging, was gebaseerd op het tien jaar oudere en toen immens populaire boek van Jules Verne. Het verhaal beschrijft de belevenissen van de reislustige prins Caprice, zijn vader koning V'lad en zijn pedagoog Microscope, die zich gedrieën door een kanon naar de maan laten schieten. Daar komen ze terecht bij een volk met eigenaardige gebruiken, onder meer dat magistraten en overheidsfunctionarissen verplicht zijn precies het tegenovergestelde te doen van wat zij op aarde doen (of althans: van wat zij op aarde zouden moeten doen.). Het belangrijkste verschil is echter dat het maanvolk de liefde niet kent, maar daarin komt natuurlijk verandering.

Keerpunt wordt een toevallige beet van de maanprinses Fantasia in een als proviand meegenomen aardse appel (niet de enige keer dat die vrucht bij Offenbach opduikt!) die uiterst stimulerend blijkt te werken op haar tot dan toe afwezige lustgevoelens. Dat spoort andere maanbewoners natuurlijk aan tot een op ervaring berustend onderzoek en het spreekt vanzelf dat Offenbach en zijn librettisten Albert Vanloo, Eugène Leterrier en Arnold Mortier daar verder wel raad mee wisten.

In het inmiddels van de Frans-Duitse oorlog herstelde Parijs werd Le Voyage dans la Lune een groot succes met een eerste serie voorstellingen van zes maanden. Diverse satirische verwijzingen naar Franse overheden, voor de tijdgenoten van de componist waarschijnlijk duidelijker dan voor ons, droegen daaraan zeker bij, maar het werk bleek sterk genoeg om ook in het buitenland aan te slaan en al snel verscheen het ten tonele in het Londense Alhambra en in het Weense Theater an der Wien. Dat het werk nog steeds levensvatbaar is, bewijzen recente voorstellingen in de Opéra Comique in een enscenering van Laurent Pelly.

Dat ik door de covid-crisis die voorstelling bijna niet had kunnen zien, was vervelend, maar ik was evenmin blij met het feit dat in deze productie de rol van de koningszoon met een tenor bezet was. Caprice is door Offenbach duidelijk geschreven voor een dugazon, een donkere versie van de soubrette met een stem op de grens van sopraan en mezzosopraan die in Frankrijk ook Zerlina, Despina en soms Susanna zingt. Bovendien maak ik mij sterk dat het succes van het werk twee jaar later bijdroeg aan het ontstaan van L'Étoile van Emmanuel Chabrier, met naast de travestierol van Lazuli een nog excentriekere koning en een astroloog die een tweelingbroer lijkt van Offenbach's Microscope.

Alle honderd werken van Offenbach ken ik bij lange na niet, maar met Caprice schreef hij waarschijnlijk zijn omvangrijkste vrouwenrol met drie grote soloscènes in het eerste bedrijf (een uitbundige entrée-aria, een mooie romance en een heerlijk walslied), een uitgebreid rondeau en een madrigaal in het tweede bedrijf, en in het derde een verrukkelijke 'ronde des charlatans' met een paar verraderlijke intervalsprongen. Voeg daarbij een bepaald niet ondergeschikte rol in diverse ensembles, waaronder een 'Duo des pommes' met Fantasia, het enige gezongen fragment uit deze partituur dat een zekere bekendheid heeft verworven.

Zeker gezien het soms hoge tempo van zowel de zang als de dialogen (het is ook de tijd van de 'pattersongs') heeft Bru Zane voor deze levenslustige koningszoon gezocht naar een Franse vertolkster. Die werd gevonden in de jonge Violette Polchi die zich met enorme flair, een perfecte dictie en groot muzikaal vakmanschap erdoorheen slaat. Af en toe zit er even een scherp randje aan haar timbre, maar dat valt totaal in het niet bij de jongensachtige levenslust die haar vertolking van de eerste tot de laatste maat uitstraalt. Een gouden greep!

Het eeuwige probleem bij Offenbach is natuurlijk dat veel van zijn muziek alleen goed uitvoerbaar is met zangers die het Frans als moedertaal hebben of het in ieder geval op dat niveau beheersen. Keer op keer slaagt Bru Zane er echter in het juiste ensemble bijeen te brengen en hier wordt dat verder aangevoerd door de basbariton Matthieu Lécroart als een kapitale koning V'lad die er met alleen de openingsaria op het punt van soli overigens karig af komt, en de tenor Raphaël Brémard als een kostelijke Microscope.

Samen nemen zij bovendien ook nog vijf bijrollen voor hun rekening, maar het geheel wekt de indruk dat zij zowel als alle overige solisten zich bij de opname kostelijk amuseerden. Mijn enige wens zou kunnen zijn dat voor Fantasia een sopraan met een iets volle timbre zou zijn gevonden dan de Belgische Sheva Tehoval. Technisch is zij uitstekend en in het 'appelduet' geeft zij Polchi prima partij, maar over het geheel klinkt zij mij net iets te dun.

Drijvende krachten achter het geheel is de jonge Pierre Dumoussaud, die eerder voor Alpha een opmerkelijke opname van Pelléas et Mélisande dirigeerde (klik hier), en die hier met het orkest uit Montpellier laat horen dat Offenbach bepaald niet de eerste de beste 'operettecomponist' was. Complimenten verdient ook de niet bij name genoemde dialoogregisseur. Tempo en theatersfeer zijn bij dit soort werken essentieel en op dat punt scoort deze opname bijzonder hoog.

In het begeleidende boekwerk ruim 200 pagina's wordt dieper in gegaan op het werk zelf, en vooral op het karakter ervan. Buiten Frankrijk worden met uitzondering van Les Contes d'Hoffmann alle Franse werken van Offenbach samengepropt tot de eenheidsworst 'operette', zelfs nog recentelijk in een programmaboek van DNO. Het Franse muziektheater maakt echter een duidelijk onderscheid tussen opéra comique (de meeste werken van Offenbach), opérette, opéra bouffe en de fantasiewereld van de opéra féerie. Le Voyage dans la Lune behoort tot de laatste categorie en de toelichting daarop kan ik alleen maar van harte aanbevelen.

Verder wordt ruimschoots aandacht besteed aan het ontstaan, aan de ontvangst door pers en publiek, en aan de achtergronden van deze productie, waaraan diverse theaters en andere culturele instanties meewerkten. Daarbij lezen we ook dat voor deze productie door Bru Zane een nieuwe partituur werd samengesteld, een reconstructie van de eerste versie zonder latere wijzigingen en met inbegrip van twee voorheen ongepubliceerde fragmenten. Wel zijn voor de cd-uitgave de oorspronkelijke dialogen enigszins bekort, maar niet zodanig dat het vraagtekens oproept. Klein technisch puntje: bij de overgang van een zangnummer naar de daarop volgende dialoog duurt de stilte soms net iets te lang.

Maître Péronilla
Tot slot vestig ik ook graag de aandacht op een uitgave van Bru Zane die mij indertijd is ontgaan, en die niet alleen tot Offenbach's amusantste werken behoort, maar ook tot zijn beste composities voor het theater. Geen wonder: Maître Péronilla ontstond in 1878, parallel aan Les Contes d'Hoffmann, en dus in de rijpste jaren van de componist. Weliswaar was het werk een noodgreep omdat andere geplande producties (onder meer de première van Les Contes d'Hoffmann) geen doorgang konden vinden, maar op de creativiteit van de componist had dat geen nadelige invloed.

Een extra bijzonderheid is dat problemen met zijn librettisten hem deden besluiten om zelf het tekstboek te schrijven, en ook dat pakte gunstig uit. Humoristische situaties en flitsende dialogen met een hoog humoristisch niveau droegen bij aan het ontstaan van een werk dat in vaart en melodieënrijkdom op het niveau staat La Belle Hélène en La Vie parisienne. Bijkomend pluspunt is de nadrukkelijk Spaanse couleur locale waardoor Offenbach, zelf getrouwd met een Spaanse, zich ook op dat punt muzikaal kon uitleven - niet voor de eerste keer trouwens, wat een van zijn critici de constatering ontlokte: "Er zit meer Spanje in het hoofd van Offenbach dan in Spanje zelf."

Het verhaal van deze opéra-bouffe is zo buffonesk als het maar zijn kan. Hoofdpersoon is Manoëla, dochter van de advocaat Péronilla die echter fortuin heeft gemaakt als de beste chocolatier van Madrid en dus het werk opent met een loflied op de chocola. Helaas blijft het zijn enige solo, want de titelrol van de tenor Eric Huchet verdient een gouden lijstje, zowel vanwege zijn zang als vanwege zijn sprankelende dialogen.

Dat laatste geldt eveneens voor de sopraan Véronique Gens als zijn zuster die een oude vrijster dreigt te worden en uit frustratie de jonge Manoëla aan een oude pianoleraar probeert te koppelen. De altijd zo gedistingeerde Franse sopraan horen we hier dus voor de verandering in een rol waarin zij niet alleen uitstekend zingt, maar waarin zij zich in de dialogen ook te buiten mag gaan aan chargeren, en ook dat gebeurt zo beheerst en artistiek als we van haar mogen verwachten!

Manoëla zelf is bij de sopraan Anaïs Constans in charmante handen, maar wordt zowel in de zang als in de dialogen overvleugeld door twee bijzonder levendig vertolkte travestierollen: de sopraan Chantal Santon-Jeffery als haar minnaar Alvarès en vooral de ideaal gecaste mezzosopraan Antoinette Dennefeld als zijn vriend Frimouskino, die als een Spaanse Scaramouche door zijn listigheden uiteindelijk alles goed laat aflopen.

Onder leiding van Markus Poschner completeert het orkest van Radio France dit muzikale feestje met alle uitbundigheid en alle finesses waar Offenbach om vraagt; een minpuntje is hooguit de matige verstaanbaarheid van het Franse radiokoor. Daarnaast komen ook de kleinere rollen (en dat zijn er nogal wat!) zo spiritueel uit de luidsprekers als we bij van een echte opéra-bouffe maar kunnen wensen.

Al met al kan ik mij levendig voorstellen dat het publiek na de première op 13 maart 1878 de Bouffes-Parisiens lachend, zingend en neuriënd verliet, maar de Offenbach-liefhebber van nu mag ook niet klagen. Niet over de uitvoering en evenmin over de presentatie, wederom met een fraai boekwerkje, ditmaal van 'slechts' 175 pagina', met een inleiding, vier artikelen, de synopsis het het libretto - alles in het Frans en het Engels.

------

Goed nieuw voor de ware Offenbach-fan: de lijvige studie over Offenbach en zijn werken van Anton Henseler uit 1930 is onlangs door de Amerikaanse Operetta Foundation weer op de markt gebracht in een nieuwe vertaling van Robert L. Folstein. Natuurlijk ontbreekt daarin alle informatie over met name Les Contes d'Hoffmann die de afgelopen driekwart eeuw beschikbaar is gekomen, maar desondanks blijft het voor de werkelijk geïnteresseerde een onmisbaar standaardwerk:

Anton Henseler: Jacques Offenbach
Translated and annotated by Robert L. Folstein- with a biographical sketch of the author by Ralph Fischer.
Operetta Foundtion 2019
ISBN 978-0-692-19614-4
https://operettafoundation.org


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links