CD-recensie

Mitridate met alternatieven

 

© Paul Korenhof, november 2014

 

Mozart: Mitridate, rè di Ponto

Barry Banks (Mitridate), Miah Persson (Aspasia), Sophie Bevan (Sifare), Lawrence Zazzo (Farnace), Klara Ek (Ismene), Robert Murray (Marzio), Anna Devin (Arbate), The Orchestra of  Classical Opera o.l.v. Ian Page

Signum Classics SIGCD400 (4 cd's)

Opname: London, 12-26 juli 2013

 

 

 


Het blijft een klein wonder dat een nog geen vijftien jaar oude Mozart in staat was tot het schrijven van Mitridate, rè di Ponto, weliswaar niet zijn eerste theaterwerk, maar wel zijn eerste grote opera seria. Het werk ontstond in het najaar van 1770 in Italië op een tekst van Vittorio Amedeo Cigna-Santi, die op zijn beurt weer te rade was gegaan bij het toneelstuk Mithridate van Racine, en die zijn libretto in eerste instantie had geschreven voor de componist Quirino Gasparine.
Het is niet waarschijnlijk dat Mozart bekend was met de versie van zijn voorganger die in 1767 in Turijn was opgevoerd, maar wel dat zelfs een 14-jarige Mozart bij het schrijven van zijn eerste grote opera seria een voorbeeld moet hebben gehad. Indien dat zo was, ligt het voor de hand om te denken aan de Tsjechische componist Josef Myslivecek die in Italië niet alleen tot de kennissenkring van de Mozarts zou gaan behoren, maar van wie ook eerder dat jaar in Bologna La Nitteti op een libretto van Metastasio in première was gegaan. De jonge Wolfgang had waarlijk een slechter voorbeeld kunnen hebben!

Uit 1971, toen Mitridate na twee eeuwen opeens onder het stof vandaan werd gehaald voor nieuwe uitvoeringen in Salzburg, herinner ik me uitvoerige beschouwingen over de verrassend volwassen muziek en de hoge eisen die werden gesteld aan de solisten, die in ruil voor hun inspanningen onverwacht dankbare aria's te zingen kregen. De hernieuwde aandacht voor zowel de opera seria als voor alle 'vroege opera's' van Mozart stond toen nog min of meer in de kinderschoenen en de verbazing was dus begrijpelijk. In dezelfde context werd ook nogal verontschuldigend geschreven over het 'gebrek aan dramatiek', maar dat punt duikt nog steeds regelmatig op en daarmee kan ik het toch niet helemaal eens zijn. De dramatiek van de opera seria is alleen niet onze dramatiek van de 'dramatische logica', maar een dramatiek die samenhangt met de affectenleer die in de barok zo'n grote invloed op de opera had.
In de tijd van de opera seria kwam het publiek niet naar het theater voor 'het verhaal', wat alleen al blijkt uit het feit dat de (verlichte) zaal in- en uitlopen toen heel normaal was. Het verhaal was ook niet belangrijk; dat kende immers iedereen al lang, omdat het vrijwel altijd bekende thema's waren, maar ook omdat dezelfde tekst soms al eerder door andere (soms zelfs tientallen) componisten op muziek was gezet. Men kwam voor de aria's, om te horen hoe die klonken met de nieuwe muziek en hoe die werden uitgevoerd door de solisten. De dramatiek in die tijd was een 'affectendramatiek': een opera seria was een lang snoer van aria's en iedere aria was een afgerond gevoelsmoment waardoor het publiek zich wel degelijk emotioneel kon laten meeslepen, bij uitvoeringen met bijvoorbeeld grote castraten zelfs tot aan hysterische taferelen en flauwvallen toe.

We kunnen ons natuurlijk wel weer verbazen over het feit dat Mozart als puber al zo volwassen omging met alle affecten in deze opera seria van ruim twintig aria's, maar nog opmerkelijker vind ik het feit dat hij moeiteloos ook afstand kon nemen van zijn eigen ideeën en met groot technisch meesterschap op verzoek van een solist een andere versie kon schrijven die om de een of andere reden die solist beter lag. Dirigent Ian Page heeft de hele vierde cd gewijd aan ook de zeven bewaarde alternatieven die misschien niet helemaal op het niveau van de originelen staan, maar zich er toch moeiteloos naast kunnen handhaven. Wel kunnen we afleiden dat de solisten het de 14-jarige componist wel tamelijk moeilijk hebben gemaakt, want zij hebben zo ongeveer allemaal wel extra noten op hun zang gehad. De grootste problemen had Mozart met de tenor Guglielmo d'Ettore van wie we weten dat hij toen al kampte met vocale problemen als gevolg van de ziekte waaraan hij twee jaar later zou overlijden, 31 jaar oud. Aan de andere kant moet deze zanger wel over een fenomenale techniek hebben bezetten, want zelfs de voor hem 'vereenvoudigde' muziek staat al op een niveau dat menige zanger van dit moment achter zijn oren zal doen krabben!

Ook is het goed te weten dat Mozart zijn Mitridate schreef voor het Milanese Teatro Ducale, de voorganger van de huidige Scala en een voor die tijd opmerkelijk groot theater dat met gemak plaats bood aan de 54 musici die volgens Leopold Mozart op 26 december 1770 de eerste voorstelling speelden, flink wat meer dus dan de veertig musici die we in deze opname horen. Niet dat ik dat kleinere orkest betreur, maar jammer is wel dat de opnameklank niet wat intiemer gehouden is. Nu ontstaat een tamelijk ruimtelijke indruk met bovendien het orkest zo ver achter de zangers, dat die net iets te prominent in het geluidsbeeld staan.
Door die balans blijft zowel de instrumentatie als het spel van de musici een beetje onderbelicht en dat is jammer. Ook op die leeftijd was Mozart al een begaafd instrumentator die zijn orkestklank heel knap op de uitgedrukte emotionele stemmingen wist af te stemmen, terwijl The Orchestra of Classical Opera onder Ian Page een meeslepende en kleurrijke uitvoering verzorgt, vol vaart en nuances en met alle dramatiek die men zich bij een opera seria wensen kan. Wel blijf ik een voorstander van coupures in de recitatieven, zeker omdat het verhaal toch ondergeschikt blijft aan de affecten en een opera met secco-recitatieven die al met al bijna even lang duren als de muzieknummers, levert niet echt een werk op dat ruim drie uur lang blijft boeien.

Naast de alternatieve aria's en het orkestspel vormen de solisten de derde opmerkelijke pijler onder deze uitgave. Niet alleen bereiken zij onder leiding van Page een grote stilistische eenheid, maar hun technisch niveau en de merkbare gedrevenheid voorkomt iedere kans op langdradigheid en verleent zelfs verschillende recitatieven een zekere spanning. De grootste bewondering gaat daarbij uit naar de tenor Barry Banks, die in de technisch razend moeilijke titelrol moeiteloos over alle intervallen springt, geen problemen heeft met de hoogte, de coloraturen feilloos plaatst en daarnaast de ongelukkige koning ook nog eens tot een geloofwaardig karakter weet uit te bouwen. Zuiver technisch moet de countertenor Lawrence Zazzo in hem zijn meerdere erkennen, maar gesteund door Page en het orkest weet hij het karakter van Mitridate's verraderlijke zoon Farnace eveneens een grote mate van geloofwaardigheid te geven.

Het centrale personage in deze opera seria vol heftige, veelal tragisch gekleurde emoties is echter Aspasia, door Mitridate tot bruid gekozen, belaagd door Farnace, maar zelf tot over haar oren verliefd op Mitridate's tweede zoon Sifare. Een sopraanrol van deze allure vraagt ook om een zangeres van allure en Classical Opera mag zich gelukkig prijzen dat de in Engeland wonende Zweedse sopraan Miah Persson voor deze opname beschikbaar was. Op dit moment geldt zij als een Mozart-vertolkster bij uitstek die het engelachtige van de jonge Kiri Te Kanawa combineert met iets van het romiger timbre van Renée Fleming, maar als het aankomt op intensiteit van voordracht, prefereer ik haar zelfs boven haar beide voorgangsters. Veelzeggend was de vergelijking met de vertolking van 'Pallid ombre' door Sandrine Piau op haar onlangs door mij cd Desperate heroines (klik hier). Hoewel Persson overal probleemloos alle moeilijkheden de baas is, suggereert haar Franse collega een techniek die toch nog iets beter opgewassen is beter tegen de hoge eisen die het barok-idioom aan zangers stelt. Persson toont zich echter wederom de actrice die haar publiek weet mee te slepen met haar intensiteit en haar emoties. Luisteren naar Piau is luisteren met bewondering, maar luisteren naar Persson wordt tot meeleven.

De 'seconda donna' in deze opera, een Ilia-achtig personage (er zijn diverse overeenkomsten met Idomeneo ) en de bruid van Farnace als deze aan het slot tot inkeer is gekomen, is in uitstekende handen bij de eveneens uit Zweden afkomstige sopraan Klara Ek en in de beide overige rollen horen we betrouwbare bijdragen van de sopraan Anna Bevan en de tenor Robert Murray, twee jonge Britse zangers van wie ik mij kan voorstellen dat zij momenteel aan de overkant van de Noordzee grote aandacht trekken.
De vier cd's worden gepresenteerd in een verzorgde uitklaphoes met en degelijk cd-boekje waarin helaas gegevens omtrent de solisten ontbreken. Juist deze uitvoering bewijst weer eens dat opera toch echt draait om de zangers, meer in ieder geval dan om de regisseur!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links