![]() CD-recensie Mitridate met alternatieven
© Paul Korenhof, november 2014
|
Het blijft een klein wonder dat een nog geen vijftien jaar oude Mozart in staat was tot het schrijven van Mitridate, rè di Ponto, weliswaar niet zijn eerste theaterwerk, maar wel zijn eerste grote opera seria. Het werk ontstond in het najaar van 1770 in Italië op een tekst van Vittorio Amedeo Cigna-Santi, die op zijn beurt weer te rade was gegaan bij het toneelstuk Mithridate van Racine, en die zijn libretto in eerste instantie had geschreven voor de componist Quirino Gasparine. Uit 1971, toen Mitridate na twee eeuwen opeens onder het stof vandaan werd gehaald voor nieuwe uitvoeringen in Salzburg, herinner ik me uitvoerige beschouwingen over de verrassend volwassen muziek en de hoge eisen die werden gesteld aan de solisten, die in ruil voor hun inspanningen onverwacht dankbare aria's te zingen kregen. De hernieuwde aandacht voor zowel de opera seria als voor alle 'vroege opera's' van Mozart stond toen nog min of meer in de kinderschoenen en de verbazing was dus begrijpelijk. In dezelfde context werd ook nogal verontschuldigend geschreven over het 'gebrek aan dramatiek', maar dat punt duikt nog steeds regelmatig op en daarmee kan ik het toch niet helemaal eens zijn. De dramatiek van de opera seria is alleen niet onze dramatiek van de 'dramatische logica', maar een dramatiek die samenhangt met de affectenleer die in de barok zo'n grote invloed op de opera had. We kunnen ons natuurlijk wel weer verbazen over het feit dat Mozart als puber al zo volwassen omging met alle affecten in deze opera seria van ruim twintig aria's, maar nog opmerkelijker vind ik het feit dat hij moeiteloos ook afstand kon nemen van zijn eigen ideeën en met groot technisch meesterschap op verzoek van een solist een andere versie kon schrijven die om de een of andere reden die solist beter lag. Dirigent Ian Page heeft de hele vierde cd gewijd aan ook de zeven bewaarde alternatieven die misschien niet helemaal op het niveau van de originelen staan, maar zich er toch moeiteloos naast kunnen handhaven. Wel kunnen we afleiden dat de solisten het de 14-jarige componist wel tamelijk moeilijk hebben gemaakt, want zij hebben zo ongeveer allemaal wel extra noten op hun zang gehad. De grootste problemen had Mozart met de tenor Guglielmo d'Ettore van wie we weten dat hij toen al kampte met vocale problemen als gevolg van de ziekte waaraan hij twee jaar later zou overlijden, 31 jaar oud. Aan de andere kant moet deze zanger wel over een fenomenale techniek hebben bezetten, want zelfs de voor hem 'vereenvoudigde' muziek staat al op een niveau dat menige zanger van dit moment achter zijn oren zal doen krabben! Ook is het goed te weten dat Mozart zijn Mitridate schreef voor het Milanese Teatro Ducale, de voorganger van de huidige Scala en een voor die tijd opmerkelijk groot theater dat met gemak plaats bood aan de 54 musici die volgens Leopold Mozart op 26 december 1770 de eerste voorstelling speelden, flink wat meer dus dan de veertig musici die we in deze opname horen. Niet dat ik dat kleinere orkest betreur, maar jammer is wel dat de opnameklank niet wat intiemer gehouden is. Nu ontstaat een tamelijk ruimtelijke indruk met bovendien het orkest zo ver achter de zangers, dat die net iets te prominent in het geluidsbeeld staan. Naast de alternatieve aria's en het orkestspel vormen de solisten de derde opmerkelijke pijler onder deze uitgave. Niet alleen bereiken zij onder leiding van Page een grote stilistische eenheid, maar hun technisch niveau en de merkbare gedrevenheid voorkomt iedere kans op langdradigheid en verleent zelfs verschillende recitatieven een zekere spanning. De grootste bewondering gaat daarbij uit naar de tenor Barry Banks, die in de technisch razend moeilijke titelrol moeiteloos over alle intervallen springt, geen problemen heeft met de hoogte, de coloraturen feilloos plaatst en daarnaast de ongelukkige koning ook nog eens tot een geloofwaardig karakter weet uit te bouwen. Zuiver technisch moet de countertenor Lawrence Zazzo in hem zijn meerdere erkennen, maar gesteund door Page en het orkest weet hij het karakter van Mitridate's verraderlijke zoon Farnace eveneens een grote mate van geloofwaardigheid te geven. Het centrale personage in deze opera seria vol heftige, veelal tragisch gekleurde emoties is echter Aspasia, door Mitridate tot bruid gekozen, belaagd door Farnace, maar zelf tot over haar oren verliefd op Mitridate's tweede zoon Sifare. Een sopraanrol van deze allure vraagt ook om een zangeres van allure en Classical Opera mag zich gelukkig prijzen dat de in Engeland wonende Zweedse sopraan Miah Persson voor deze opname beschikbaar was. Op dit moment geldt zij als een Mozart-vertolkster bij uitstek die het engelachtige van de jonge Kiri Te Kanawa combineert met iets van het romiger timbre van Renée Fleming, maar als het aankomt op intensiteit van voordracht, prefereer ik haar zelfs boven haar beide voorgangsters. Veelzeggend was de vergelijking met de vertolking van 'Pallid ombre' door Sandrine Piau op haar onlangs door mij cd Desperate heroines (klik hier). Hoewel Persson overal probleemloos alle moeilijkheden de baas is, suggereert haar Franse collega een techniek die toch nog iets beter opgewassen is beter tegen de hoge eisen die het barok-idioom aan zangers stelt. Persson toont zich echter wederom de actrice die haar publiek weet mee te slepen met haar intensiteit en haar emoties. Luisteren naar Piau is luisteren met bewondering, maar luisteren naar Persson wordt tot meeleven. De 'seconda donna' in deze opera, een Ilia-achtig personage (er zijn diverse overeenkomsten met Idomeneo ) en de bruid van Farnace als deze aan het slot tot inkeer is gekomen, is in uitstekende handen bij de eveneens uit Zweden afkomstige sopraan Klara Ek en in de beide overige rollen horen we betrouwbare bijdragen van de sopraan Anna Bevan en de tenor Robert Murray, twee jonge Britse zangers van wie ik mij kan voorstellen dat zij momenteel aan de overkant van de Noordzee grote aandacht trekken. index |
|