CD-recensie

 

© Paul Korenhof, mei 2023

Monteverdi: La favola d'Orfeo - Il ritorno d'Ulisse in patria - L'incoronazione di Poppea

Victor Torres (Orfeo), Adriana Fernandez (Euridice, Giunone, Amore, Damigella, Amore), Gloria Banditelli (Sylvia, Penelope, Ottavia), Maria Kristina Kiehr (Speranza, La Musica, Minerva, Fortuna), Antonio Abete (Caronte, Nettuno), Furio Zanasi (Pluto, Shepherd, Ulisse, Liberto, Consolo), Roberta Invernizzi (Prosperina, Ninfa), Maurizio Rossano (Apollo), Gerd Türk (Pastore), Fabian Schofrin (Pastore, Pisandro, Umana Fragilità, Ottone), Giovanni Caccamo (Pastore, Spirito, Giove), Salvatore Suttera (Spirito), Jean-Paul Fouchécourt (Telemaco), Marcello Vargetto (Antino, Tempo), Guillemette Laurens (Melanto, Poppea), Gian Paolo Fagotto (Iro), Pablo Pollitzer (Anfinomo), Mario Cecchetti (Eurimaco), Roberto Abbondanza (Eumete), Alicia Borges (Ericlea), Flavio Oliver (Nerone), Emanuela Galli (Drusilla, La Virtù), Ivan Garcia (Seneca), Martin Oro (Arnalta), Alicia Borges (Nutrice, Pallade), Elena Cecchi Fedi (Valletto), Phiilippe Jaroussky (Mercurio, Famigliaro), Beatriz Lanza (Fortuna, Venere), Marcello Vargetto (Littore, Consolo, Famigliaro) e.a.
Coro Antonio il Verso
Ensemble Elyma
Dirigent: Gabriel Garrido
Pan Classics PC10442 (8 cd's)
Opname: Trapani, juli 1996, juli 1998, juli-aug. 2000

 

Heruitgave van een Monteverdi-cyclus die mij een kwart eeuw geleden volledig is ontgaan. Om de een of andere reden hebben de opnamen hier indertijd kennelijk alleen bij ingewijden naam gemaakt, want ik ben in al die jaren ook geen vermelding tegengekomen die mij op het spoor zette. Dat ik daaraan iets heb gemist, is mij inmiddels duidelijk, en met groot plezier geef ik deze prettig geprijsde heruitgave dan ook enige aandacht.

De belangrijkste reden is dat uit alle drie de opera's, opgenomen met een tussenruimte van twee jaar, een consequent volgehouden benadering naar voren komt die ik alleen maar kan aanduiden met dat ondefinieerbare element 'sfeer'. Hoewel duidelijk goed is nagedacht over de instrumentatie en waar nodig (vooral natuurlijk bij de in gebrekkige staat overgeleverde Ulisse) over de uit te voeren muziek zelf, ligt de nadruk niet op het musicologische element en evenmin op het theatrale. En steeds meer raak ik ervan overtuigd dat voor zowel de Florentijnse Camerata als voor Monteverdi in Mantua en later in Venetië min of meer hetzelfde gold. Zowel het in die tijd gebruikte instrumentarium als de theatrale presentatie hing bij de eerste opera's meestal immers nauw samen met de omstandigheden.

In het Florentijnse palazzo van graaf Bardi moesten de leden van de Camerata ondanks de beschikbare financiën werken in een beperkte ruimte, wat zowel de hoeveelheid musici als de theatrale vormgeving beperkte. Aan het hof van Mantua, waar enkele jaren later Orfeo in première ging, hadden zowel de componist als de scenograaf heel wat meer armslag, maar toen Monteverdi dertig jaar later Ulisse en Poppea schreef, was de situatie juist tegengesteld aan die waarin zijn voorgangers in Florence hadden verkeerd. Wel waren er in Venetië al redelijk geoutilleerde theater(tje)s, maar de rijke mecenas was vervangen door een zakelijk ingestelde impresario en op zijn beurt was die weer afhankelijk van een betalend publiek. De kaartverkoop bepaalde daarmee de mogelijkheden, zowel van het beschikbare aantal musici als van de theatrale aankleding.

Het uitgangspunt voor de indertijd in Florence bijeengekomen Camerata was overigens minder muzikaal of theatraal dan dramatisch. Wat wij nu als Renaissance aanduiden, was bovendien niet de wedergeboorte van de klassieke cultuur, in dit geval van het Griekse drama, maar die van een in de klassieken ontdekte mentaliteit die na de theocentrische middeleeuwen de mens in het centrum plaatste - en dan vooral de mens die als denkend individu zijn eigen beslissingen wil nemen en niet meer slaafs het hoofd buigt voor religieuze wetten of wat als zodanig door kerkelijke overheden gepresenteerd wordt.

Die sfeer, meer dan de muzikale en theatrale vormgeving, is wat de opera's van Monteverdi verbindt en dat uit zich vooral in de door de componist en zijn librettisten gecreëerde personages. Daarbij zien we een duidelijke lijn die wat onwennig begint met dramatis personae die zich in het eerste bedrijf van Orfeo moeten losmaken uit een in sfeer nog enigszins middeleeuws collectief. Dertig jaar later en mede dankzij het geniale libretto van Busenello presenteert diezelfde Monteverdi dan in L'incoronazione di Poppea een reeks driedimensionale, sterk individueel getekende individuen met Poppea zelf als een van de fascinerendste karakters uit de hele operageschiedenis. Dat deze ontwikkeling in het repressieve en regressieve klimaat van contrareformatie en absolutisme een eeuw lang tot stilstand werd gebracht door de brave, onderdanige, vorst en gezag verheerlijkende opera seria, blijft een culturele ramp.

Juist die mentaliteit, helemaal gericht op de presentatie van individuen met hun emoties, hun twijfels en hun specifieke karaktertrekken, zowel ten goede als ten kwade, hoor ik meer dan ooit in de uitvoeringen van de Argentijnse barokspecialist Gabriel Garrido. Dat begint al met een opname die de solostemmen prominent in het beeld plaatst, en zet zich voort in de samenstelling van het instrumentarium dat duidelijk gericht is op het ondersteunen van melodische zanglijnen. Wel werd daarbij voor ieder werk een specifieke keuze gemaakt: 33 man van wie 15 in het basso continuo voor L'Orfeo, 27/11 voor Ulisse en 23/12 voor Poppea. Opmerkelijk daarbij is vooral de kleurrijke instrumentatie van Ulisse en dat maakt extra nieuwsgierig naar de reconstructie van deze partituur, waarover de toelichting in het cd-boekje geen verdere informatie verstrekt. Zelfs staat niets vermeld omtrent de herkomst van de 'sinfonia d'ouverture' die hier aan deze opera voorafgaat.

Uitgebreid op de solisten ingaan is bij deze heruitgave een onbegonnen werk. Een paar namen wil ik echter toch noemen en dan begin ik bij Victor Torres als Orfeo. Voor die gaat mijn voorkeur uit naar stemmen met veel kleur en zangers met gevoel voor drama, want bij de meest statische van de drie opera's wil ik niet het gevoel hebben dat ik in een oratorium verzeild ben. Mijn ideaal was altijd de Zwitserse tenor Eric Tappy, maar Torres, een heldere Argentijnse bariton met een grote uitstraling, die de Griekse zanger bovendien een viriele glans verleent, is minstens aan hem evenwaardig. Op hetzelfde niveau bewegen zich trouwens meerdere soliste, onder meer de tenor Furio Zanasi als Plutone en Ulisse (een rol die hij later ook bij Gardiner zou zingen) en de tenor Jean-Paul Fouchécourt als Telemaco.

Voor de Caronte van Antonio Abete (en later weer voor zijn Nettuno) ging ik even rechtop zitten. Abete heeft geen echt zwarte bas maar wel een kern in zijn timbre en een bepaalde golfbeweging in zijn voordracht waardoor hij mij sterk aan Pieter van den Berg doet denken. Erg blij ben ik ook met de tenor Flavio Oliver als Nerone, maar daarbij speelt mee dat ik enigszins een aversie heb tegen een countertenor in die rol. Lange tijd prefereerde ik een slanke mezzosopraan (zonder altkleuren!), maar sinds de onvergetelijke vertolking van Philip Langridge onder Harnoncourt in Salzburg heeft een goede karaktertenor mijn voorkeur.

Bij de dames worden erepalmen wegedragen door onder meer Gloria Banditelli met doorleefde vertolkingen van Silvia, Penelope en Ottavia, Maria Cristina Kiehr als een levendige Musica en een leuk jeugdige Minerva, en Guillemette Laurens als een verleidelijke maar doelbewuste Poppea. Als geheel komt de Incoronazione ondanks uitstekende hoofd- en bijrollen op mij net iets minder meeslepend over dan de meest recente versie van Gardiner (zie ook hier). Een element dat daarbij meespeelt is de als karakter wat kleurloze Ottone van Fabian Schofrin, die bovendien van zijn Drusilla (Emanuela Galli) niet dat emotioneel overtuigende tegenspel krijgt dat ik nog in mijn oren heb van de beide solisten bij Gardiner.

Op een totaal van acht uren muziek is die laatste opmerking natuurlijk een futiliteit. Het geheel overziend kan ik daarom niet anders dan deze heruitgave van harte aanbevelen. De toelichting in het sobere cd-boekje besteedt vooral aandacht aan deze uitvoeringen, bijna in de vorm van een recensie, maar is desondanks zeker het lezen waard.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links