CD-recensie
© Paul Korenhof, december 2022 |
Riccardo Muti zat net vóór de acht kruisjes toen deze opname werd gemaakt, maar daarvan is niets te merken aan de energie die de uitvoering uitstraalt. Daarbij valt de opname die hij ruim veertig jaar geleden maakte met Montserrat Caballé en José Carreras, in vitaliteit en dramatiek volledig in het niet, maar dat verbaast mij niet. Na een overrompelend begin van zijn carrière, met onder meer een Messa da requiem van Verdi in de VARA-matinees en een Aida in Covent Garden (en voor EMI) die beide maatgevend werden, verzandde hij een beetje in musicologisch gepietepeuter, zeker als het ging om repertoire dat volgens hem te slordig en met goedkope effecten werd uitgevoerd. Natuurlijk had hij daarin gelijk en ik herinner mij levendig een gesprek dat ik met hem en wijlen Hans Kerkhoff had over de nonchalante manier waarop met Leoncavallo's Pagliacci werd omgesprongen en de vrijheden die zangers en dirigenten zich daarbij veroorloofden. Het gevolg was alleen dat zijn eigen benadering, toen hij dat werk en de Cavalleria in mei-juni 1979 voor EMI opnam, zo gefocust was op 'trouw aan de partituur', dat hij een beetje vergat dat het ging om twee volksdrama's vol bloed, zweet en tranen. Het zijn bijzonder fraaie opnamen, zowel orkestraal als vocaal, maar op het punt van dramatiek ben ik er nooit koud of warm van geworden. Wat een verschil met deze nieuwe Cavalleria waar de vonken vanaf vliegen, maar wel zonder dat de nu 81 jaar oude Muti vervalt in sentimentele of pathetische clichés. Daarvoor heeft hij met zijn aversie tegen 'effecten' het drama altijd te veel in de partituur gezocht. En hij blijft consciëntieus tot in de kleinste details, zodat bijvoorbeeld Turiddu in 'Tu qui, Santuzza?' de voorlaatste noot wel degelijk zingt als een kwartnoot en niet als de zestiende die bijvoorbeeld Brian Jagde er bij DNO onder Viotti van maakte. Tegen dat laatste heb ik op zich niet zo'n bezwaar (Turiddu's hele frase is a capella geschreven), maar het tekent wel hoe Muti met zijn solisten gewerkt heeft. Die vergelijking met de uitvoering onder Viotti, die op dvd behouden is gebleven (klik hier), ligt voor de hand. Ook in deze nieuwe opname uit Chicago horen we immers als Santuzza de Georgische mezzosopraan Anita Rachvelishvili, die haar rol vijf maanden eerder in Amsterdam zong. In beide uitvoeringen klinkt zij zonder meer glorieus, vol van timbre in het midden en het laag, stralend en nog altijd mooi warm in de hoogte, en met een frasering waarin constant de intensiteit doorzindert. Wel had ik nu soms het gevoel dat ik naar een totaal andere opera zat te luisteren en het verschil zat volledig in de benadering van de beide dirigenten. Waar Viotti vooral leek te werken op klankschoonheid en fraaie effecten, met als uitersten een vanuit het niets opkomende ppp-opening van het voorspel en een bloedmooi gespeeld intermezzo, staat bij Muti duidelijk het drama voorop, ook in de instrumentale delen. Het voorspel werkt daar hoorbaar al naar toe en in het intermezzo overstraalt het zinderende zonlicht een dorpspleintje dat gewoon licht te wachten op bloed en wraak. Het verschil tussen beide opnamen van Santuzza's bekende 'vertelling' tegen Mamma Lucia, 'Voi lo sapete ', is aanvankelijk gering, maar deed mij wel weer beseffen dat het libretto razend knap is opgebouwd. Vanaf het paaskoor is Santuzza een half uur lang vrijwel ononderbroken aan het woord, waarbij haar emoties van een gebed via een vertelling en vervolgens smeekbeden overgaan naar steeds grotere woede en wraakzucht. Het dient trouwens gezegd dat Muti zijn zangeres daarin met meesterhand leidt en begeleidt. Santuzza begint met een simpele vertelling, maar tegen de tijd dat zij zingt over Lola's jaloezie, hoor je geleidelijk haar eigen hartstochten de kop opsteken, waarbij door haar klachten heen ook haar eigen jaloezie steeds sterker doorklinkt, en waardoor haar eigen emotionele temperatuur al behoorlijk hoog ligt als even later Turiddu ten tonele verschijnt. Een nog duidelijker verschil tussen Muti en Viotti wordt hoorbaar in het centrale duet met Turiddu, waarin Mascagni bijvoorbeeld in de sectie 'Bada Santuzza, schiavo non sono' een subtiel spel speelt met rallentando, diminuendo e rallantando en poco ritenuto. Bij Viotti uit zich dat in dermate sterke overgangen, dat zij de muzikale golven en daarmee de spanning afzwakken. Het gevolg daarvan is echter een afzwakking van de climax die Mascagni daar (doelbewust?) opbouwt om de breuklijn bij de opkomst van Lola te accentueren. Muti gaat subtieler te werk, blijft dichter bij zijn basistempo en houdt daardoor ook spanning vast. Daardoor krijgt niet alleen het verschijnen van Lola meer effect, maar de spanning blijft ook langer onderhuids voelbaar waardoor een sterker fundament wordt gelegd voor het gepassioneerde tweede deel van het duet. Tijdens het uitdagende zingen van Lola - bij Viotti bijna een liedje van een toevallige voorbijgangster - wordt bij Muti de spanning opgebouwd als is het een vocale striptease, uitmondend in een erotiserend duetje van zangstem en hobo dat de spanning eerder opdrijft dan onderbreekt. Lola's interruptie (een uitmuntende rol van mezzosopraan Sasha Cooke) buigt de toch al gepassioneerde woordenstrijd van Santuzza en Turiddu even om naar een erotisch geladen driehoek die de spanning nog verder opdrijft. En waar Viotti die spanning lijkt te vertalen in tempo en vooral volume, gaat Muti subtieler en effectiever te werk, bijvoorbeeld door af en toe bijna onmerkbaar in te houden, maar wel zodanig dat je als toehoorder bij wijze van spreken je adem voelt stokken. Tegelijk maakt die aanpak dat dat Santuzza's gevoelswereld genuanceerder overkomt, zodat het smekende karakter van een frase als 'La tua Santuzza piange e t'implora' sterker contrasteert met de blinde woede die er even later op volgt. Bij dat alles is de tenor Piero Pretti een capabele en als zanger sympathieke tegenspeler, maar zonder in zijn stem de persoonlijkheid van Björling, Bergonzi of Domingo. Als Rachvelishvili uiteindelijk een gelijkwaardige partner vindt in de bariton Luca Salsi als een onbuigzame en warmbloedige Alfio, komt de temperatuur echt op kookniveau. En ook hier horen we weer schitterende details; zo vinden na Alfio's eerste woede Muti en Salsi elkaar in trefzekere rubati tijdens Santuzza's vertelling 'Turiddu mi tolse l'onore' (vóór 'Comare Santa'). Wie zei dat verisme grof en effectgericht musiceren is? index |
|