|

CD-recensie
Siciliaanse stormen
© Paul Korenhof, april 2020
|
Mascagni: Cavalleria rusticana
Melody Moore (Santuzza), Brian Jagde (Turiddu), Elisabetta Fiorillo (Lucia), Lester Lynch (Alfio), Roxana Constantinescu (Lola)
MDR Radiokoor Leipzig
Dresdner Philharmonie
Dirigent: Marek Janowski
Pentatone PTC 5186 772 (sacd)
Opname: Dresden, Kulturpalast, maart 2019
|
|
 |
Na zijn Wagner-cyclus en andere opnamen uit het Duitse repertoire presenteert Marek Janowski zich hier met Italiaans veristisch repertoire en dat blijkt toch jammer. Een opname van d'Albert's Tiefland met Klaus Florian Vogt of een andere fraai fraserende Duitse tenor had een schot in de roos kunnen worden, maar ondanks overweldigend orkestspel (dat is Janowski en de Dresdner Philharmonie wel toevertrouwd) ontbreekt hier het belangrijkste element dat Mascagni's eenakter nodig heeft: sfeer - of beter: italianità!
Vanaf de eerste maten waarin we de lucht boven het zonovergoten Sicilaanse landschap horen trillen, is Cavalleria rusticana een muziekdramatisch juweeltje vol mediterrane hitte en zuidelijk hartstocht. Liefde, verliefdheid en flirten monden uit in een tomeloze, door sensualiteit beheerste passie, terwijl woede en gekrenkte eer omslaan in dodelijke wraakzucht.
Deze zestig minuten 'amore, onore e vendettà' vertaalde Mascagni in een partituur met een breed scala aan stemmingen en emoties. Die liggen in het orkest, maar meer nog in de stemmen, en dan vooral in de tenorpartij. Het ideaal blijft hier de opname van Beniamino Gigli uit 1940 onder leiding van de componist, op de voet gevolgd door die uit 1953 met Jussi Björling wiens heldere timbre Turiddu minder fluweel meegaf, maar wel meer viriliteit.
Dat ook meer dramatische stemmen de emoties genuanceerd kunnen weergeven, bewees de gouden stem van Franco Corelli in 1963 in de opname met Victoria de los Angeles en het ensemble van de Opera in Rome onder Gabriele Santini. Al deze opnamen - en diverse andere - bieden een breed kleurenpalet met centraal de scène van Turiddu en Santuzza, onderbroken door de heupwiegend langswandelende Lola. Binnen een bestek van twaalf minuten horen we daarin lyriek, smachtende verleiding, flirten, ironie, spot, hartstocht, diepe smart, wraakzucht en een fatale uitbarsting van woede.
De opname die Pentatone vorig jaar na een concertante uitvoering in Dresden maakte, biedt prachtig orkestspel en uitmuntende zang, maar daarmee wordt Mascagni's opera nog geen recht gedaan. Allereerst komt dat doordat Janowski zuidelijke passies lijkt te associëren met heftige orkestrale stormen. In het voorspel en het intermezzo horen we de mediterrane zon nog zinderen in de strijkers, maar te vaak wordt het klankbeeld bepaald door grootse muzikale golven.
Italiaans verisme is echter iets anders dan rauw realisme en behalve zuidelijke lyriek mis ik bij Janowski vooral een warmbloedig maar subtiel spel van rubati en ritardandi. Onvermijdelijk beïnvloedt dit ook de vocalisten en dat roept toch bewondering op voor de sopraan Melody Moore, die hier als Santuzza beter op haar plaats lijkt dan in een eerdere opname van Otello (klik hier). Haar liefde en wanhoop gaan in haar (soms sterk vibrerende) stemklank hand in hand met een goede dosis zuidelijke hartstocht. Haar expressie ligt echter meer in de noten dan in de woorden en ook haar matige verstaanbaarheid duidt erop dat de tekst voor haar (en Janowski) geen prioriteit heeft.
Op dat punt scoort de tenor Brian Jagde beter. Evenals in september bij DNO (klik hier) zet hij een tekstbewuste Turiddu vol zuidelijke gloed neer, maar in Amsterdam (met een Italiaanse dirigent!) hoorde ik in zijn zang meer nuances en meer lyriek. Wellicht door de aanpak van Janowski en het sterk aanwezige orkest blijft het hier allemaal te veel forte-fortissimo. In een groot theater of de Arena in Verona kan die vocale stormkracht nog wel effect sorteren, maar in de huiskamer werkt het vermoeiend.
Al met al ontneemt zo'n benadering Mascagni's eenakter precies die warme kleurnuances die het tot een meesterwerk van sfeertekening maken. Jagde's Siciliana klinkt bepaald niet dromerig of zelfs verliefd, het duet met Santuzza neigt naar vocale krachtpatserij en hoe weinig hij doet met nuances, wordt duidelijk in de eentonige viva's in het drinklied. Een teleurstelling is het weinig genuanceerde 'Addio alla madre' dat toch doortrokken moet zijn van sentiment: een zoon die voorgoed afscheid neemt van zijn moeder en die haar schuldbewust smeekt om te zorgen voor zijn zwangere verloofde.
Niet zonder reden wordt verisme snel geassocieerd met sentimentaliteit, maar die sentimenten moeten in de zang wel hoorbaar zijn, bijvoorbeeld door een concentratie op de klinkers. Niet voor niets blinken zangers van smartlappen uit door (h)eerlijk sentimentele glissandi en overtrokken portamenti! Hier zouden die natuurlijk niet passen, maar klinkers moeten wel KLINKEN. Vocale expressiviteit van de zang - dat is een basisprincipe van bel canto - steunt immers op de klinkers, terwijl medeklinkers alleen maar MEEklinken.
Het 'dramatisch' benadrukken van consonanten kan heel effectief zijn, maar als het niet wordt toegepast om een bepaald effect te sorteren, moet het worden vermeden worden. Of het nu opera, en lied van Schubert, musical, een Franse chanson, een liedje van Ramses Shaffy of een smartlap is, klinkers dragen de klank om de betekenis te laten overkomen. Zo staat In Cavalleria rusticana in de naam Santuzza de -u- weliswaar tussen vier medeklinkers, maar in een frase als 'Santuzza, credimi!' klinkt die enkele -u- bij een tenor met italianità minstens zo lang als die vier medeklinkers samen!
In vocale muziek moet een dirigent zich instellen op de zang door bijvoorbeeld de muzikale accenten zoveel mogelijk te laten samenvallen met de klinkers en niet met de voorafgaande medeklinkers. In deze opname lijkt het echter of de zangers zich voegen naar het ritme en de accenten in het orkestrale patroon, en dat ondergraaft behalve een idiomatische frasering ook de expressiviteit. Ten onrechte. In opera ligt de kern van het drama echt in de zang en niet in het orkest. En dat Jagde een goede Turiddu kan neerzetten, heeft hij hier een half jaar geleden laten horen!
Behalve een sterke Mamma Lucia van Elisabetta Fiorillo en de (te) brave Lola van Roxana Constantinescu horen we hier verder nog de bariton Lester Lynn, eerder aanwezig in Pentatone's Otello als een kleurloze en oninteressante Jago. Muzikaal is deze Amerikaanse zanger zeker, maar zijn stem mist de breedte en de kernachtige vocalistiek voor het Italiaanse repertoire, terwijl hij ook als vertolker weinig heeft in te brengen. In Alfio's lied hoor ik hier niets van macho-achtige uitbundigheid en zijn wraakduet met Santuzza overtuigt even weinig als de scène waarin hij Turiddu tot een duel uitdaagt.
Niets dan lof overigens voor de manier waarop deze heftige muzikale dramatiek door Pentatone werd vastgelegd. Ook de presentatie in een kartonnen klaphoes met een ingeplakt cd-boekje komt prettig over, maar opmerkelijk is wel dat zowel de inleiding als de indeling van het libretto het werk meer vanuit de muzikale structuur benadert dan vanuit het drama.
|
|