|
CD-recensie
© Paul Korenhof, mei 2022
|
The Three Queens
Donizetti: Anna Bolena ouverture - 'Chi può vederla ... Al dolce guidami ... Coppia iniqua' - Maria Stuarda ouverture - 'Vedeste? Vedemmo ... Deh! Tu di un umile preghiera ... Ah! se un giorno' - Roberto Devereux ouverture - 'E Sara in questi orribili momenti ... Vivi, ingrato ... Quel sangue versato'
Sondra Radvanovsky (sopraan)
Kathleen Felty (mezzosopraan), Lauren Decker (alt), Eric Ferring, Mario Rojas (tenor), Christopher Kenny, Ricardo José Rivera (bariton), Anthony Reed, David Weigel (bas)
Lyric Opera of Chicago
Dirigent: Riccardo Frizza
Pentatone PTC 5186 970 (2 cd's)
Opname: Chicago, 2021 (?)
|
|
|
Kennelijk beseft bij Pentatone niemand dat een boekje met zangteksten dient om tijdens het luisteren (zeker bij minder bekende werken) de tekst te kunnen meelezen. Wel is de leesbaarheid verbeterd, maar nu wordt steeds het boekje in de plastic uitklaphoes van de cd's vastgeplakt. Erg onhandig: gezellig luisteren met in je handen een breed uitklappend ding waar ook nog cd's uit kunnen vallen, zodat je daar met een beetje pech vervolgens een voet of een stoelpoot op zet. Ik heb het boekje er dus maar weer uitgescheurd.
Ondertussen is deze cd wel alleszins de moeite waard - ook het uitscheuren van het cd-boekje om rustig in een luie stoel de tekst te kunnen meelezen. Dat die niet altijd exact met de partituur of de onderhavige uitvoering overeenkomt, is een verwaarloosbaar detail. Belangrijker is dat we hier de drie grote solo scènes uit de zogenaamde Tudor opera's van Donizetti horen tijdens een concertante vertolking door Sondra Radvanovsky, een in dit repertoire gespecialiseerde Amerikaans-Canadese sopraan van Tsjechisch-Deense afkomst.
Radvanovsky is de tweede Amerikaanse die deze drie opera's in hetzelfde theater heeft uitgevoerd. Beverly Sills ging haar voor bij de New York City Opera, Radvanovsky deed dat in 2015-16 aan de Met en hun voorbeeld zal bij DNO worden gevolgd door de Letse Marina Rebeka, wat deze cd voor een Nederlands publiek extra interessant maakt. Weliswaar vormen de drie opera geen echte cyclus (in tegenstelling tot Anne Boleyn en haar dochter Elizabeth I was Mary Stuart zelfs geen koningin van Engeland), maar bloedverwantschap was er wel en de veelgebruikte aanduiding 'Tudor Queens' is dus niet onterecht.
Hoewel een dramatische coloratuursopraan met een breed middenregister probleemloos de drie hoofdrollen kan vertolken (in Maria Stuarda bevindt zich naast de titelrol trouwens ook een bijna even belangrijke rol voor haar rivale Elizabeth I), zijn er wel degelijk vocale verschillen. Maria Stuarda vraagt een donkerder timbre dan Anna Bolena, terwijl Elizabeth in Roberto Devereux een dramatische inslag heeft die haar eerder op één lijn plaatst met haar eigen rol in Maria Stuarda dan met de titelrol in die opera.
Beverly Sills overtuigde mij door die verschillen meer in Roberto Devereux en Anna Bolena dan als Maria Stuarda, een rol waarin juist een mezzosopraan als Janet Baker ooit triomfen vierde. Afgaande op de registraties uit de Met gaf Radvanovsky van alle drie de rollen respectabele en solide vertolkingen, al hoorde ik niet altijd de belcanto-finesses waar Donizetti's muziek om vraagt. Enerzijds is dat bijna onvermijdelijk als deze rollen worden ingestudeerd voor een mega-theater als de Met en anderzijds is dat misschien ook een gevolg van een gebrek aan ervaren coaches voor het belcanto, dat nog meer een kwestie is van benadering en mentaliteit dan van technisch 'mooi zingen'.
Plaatsen we Donizetti tussen Bellini en Verdi, dan kunnen we stellen dat Radvanovsky's benadering dichter ligt bij de verdiaanse dramatiek dan bij de belliniaanse morbidezza. Dat valt vooral op bij Maria Stuarda, een rol die bij Sills, Baker en Sutherland een romantischer, soms bijna dromerig karakter kreeg, maar die hier meer naar voren komt als de onttroonde vorstin die tot het laatste moment haar vorstelijke allure uitstraalt. Dat is echter ook een legitieme benadering, hier indrukwekkend gerealiseerd zelfs, en ik ben benieuwd wat Rebeka daar bij DNO tegenover gaat stellen.
Ook in de slotscène van Anna Bolena hoorde ik een dramatiek die mij aan de vroege Verdi deed denken, aan Giselda in I Lombardi of Lucrezia in I due Foscari . Met de herinnering aan de legendarische EMI-opname van Callas uit 1958, doortrokken van een onvergetelijk morbidezza, is het bovendien moeilijk onbevooroordeeld naar andere interpretaties te luisteren. Radvanovsky stijgt hier echter tot grote hoogte met meer emotie dan Rebeka liet horen op een recente recital-cd. (klik hier). Zo wordt bijvoorbeeld een prachtig uitgesponnen 'Al dolce guidami' gevolgd door een ontroerende weemoed in 'Cielo, a' miei lunghi spasimi', Donizetti's variatie op Bishop's razend populaire Home! Sweet Home! .
Bij de muziek van Roberto Devereux past Radvanovsky's benadering echter als een op maat gesneden handschoen, waarbij de slotscène uit die opera het voordeel heeft dat de emotionele uitersten van de hoofdpersoon verder uit elkaar liggen. Na de hallucinerende Anna Bolena en de toch wat geïdealiseerde Maria Stuarda is Elisabetta de meest menselijke van de drie vorstinnen, inclusief de minder sympathieke trekjes in haar karakter. De schildering daarvan is de Amerikaanse sopraan wel toevertrouwd, ook al passen de 'dramatische' vocale effecten bij de overgang van de voorafgaande recitatieven naar zowel de aria 'Vivi ingrato' als de cabaletta 'Quel sangue' niet echt in de belcantostijl.
Die belcantostijl mis ik ook een beetje bij dirigent Riccardo Frizza, die bijvoorbeeld enkele koorpassages in Maria's preghiera te sterk aanzet en er ook niet altijd in slaagt de solisten in de ondersteunende rollen tot een stilistische eenheid om te smeden. Opmerkelijk bij die solisten op het tweede plan is overigens de Smeton van de alt Lauren Decker, misschien geen mooie fluwelige 'oratorium-alt', maar wel een stem met karakter en een zangeres die opvallend veel aandacht voor de tekst. Een naam om in de gaten te houden!
Het idee deze drie grote scènes op één avond concertant uit te voeren werd gerealiseerd met medewerking van de Lyric Opera in Chicago en door Pentatone uitgebracht als live-opname met een tijdens de muziek nauwelijks hoorbaar publiek. Wel waren voor het complete concert twee cd's nodig, terwijl de scènes waarom het draait ook op één cd hadden gepast. |Alleen hadden dan de drie ouvertures weggelaten moeten worden en dat zou jammer zijn voor zowel de sfeer als voor het enthousiasme waarmee Frizza en het orkest zich op dit project hebben gestort.
|
|