CD-recensie
© Paul Korenhof, juni 2023 |
Het blijft verbazend dat een van de geniaalste componisten van de 19de eeuw duidelijk een enorm dramatisch talent bezat, gecombineerd met een ware passie voor Shakespeare, maar dat hij als operacomponist nooit echt uit de verf is gekomen. Les Troyens is muzikaal groots en als bouwwerk imponerend maar het tweede deel is meer oratorium dan opera, Benvenuto Cellini fascineert wel maar rammelt dramatisch aan alle kanten, en het op Shakespeare's Measure for Measure gebaseerde Béatrice et Bénédict is ondanks muzikale kwaliteiten muziekdramatisch een mislukking. Van al zijn composities is eigenlijk alleen het eerste deel van Les Troyens 'echt opera'. Beter dan uit zijn theaterwerken komt Berlioz' muziekdramatisch talent naar voren uit de 'légende dramatique' La Damnation de Faust en de 'symphonie dramatique' Roméo et Juliette. Met enige goede wil is dat laatste werk zelfs te omschrijven als een opera waarin de hoofdrollen niet vertolkt worden door zangers, maar door het orkest. Het maakt het tot een van Berlioz' origineelste composities en ik moet eerlijk zeggen dat ik die partituur prefereer boven al zijn andere werken. Met deze nieuwe opname voegde John Nelson aan zijn Berlioz-cyclus een nieuwe troefkaart toe. Het is een uitvoering met zoveel eigen profiel dat die alleen al daarom naast andere grote opnamen kan worden geplaatst, waaronder de 25 jaar oude maar nog altijd onmisbare Philips-opname van John Eliot Gardiner. Die uitgave blijft natuurlijk 'hors concours' en niet alleen omdat de Britse dirigent met zijn Monteverdi Choir en zijn Orchestre Révolutionaire et Romantique een sterk pleidooi hield voor muzikale authenticiteit. Gardiner nam daarbij alle muziek op die beschikbaar was met o.a. twee versies van zowel het 'Convoi funèbre de Juliette' als de finale, en met de mogelijkheid voor programmering van de cd's te kiezen voor de 'originele' versie uit 1839 (voorzover die nog te reconstrueren was), de 'definitieve' en door de componist geautoriseerde versie uit 1846, of de versie waaraan Gardiner zelf de voorkeur gaf. Een bijzondere plaats in Gardiner's opname werd ingenomen door de door Oliver Knussen gereconstrueerde 'Deuxième Prologue' die Berlioz in een laat stadium liet vervallen.Het is een fragment van nog geen vijf minuten voor 'klein koor' en orkest vóór het 'Convoi funèbre' en daarmee een inleiding op het tweede, sombere gedeelte van deze partituur. Niet alleen vervult het daarmee een dramatische sleutelfunctie, maar het heeft ook een plaats in de climax van de koorpasssages die Berlioz heel bewust intiem mogelijk begint, en die uitmondt in een finale die die van de Negende van Beethoven naar het tweede plan lijkt te verwijzen (en dat naar mijn smaak ook doet - glorieus zelfs!). Helaas heeft Nelson ervan afgezien deze 'tweede proloog' eveneens op te nemen. Juist in zijn benadering had dit gedeelte uitstekend gepast en op de nog geen veertig minuten durende tweede cd was er ook plaats genoeg. Maar laat ik niet klagen over een uitgave die ik met het grootste genoegen drie dagen lang in mijn cd-speler heb gehad, en die in mijn kast nu een ereplaats inneemt tussen de uitvoeringen van Monteux, Colin Davis (Philips en LSO) en Gardiner. Wat de benadering door Nelson daarbij onderscheidt is zijn nadruk op van romantiek doortrokken dramatiek. 'Roméo seul' en de 'Scène d'amour' zinderen van emoties zo heftig als je ze bij puberende verliefden kunt verwachten, op het bal bij Capulet lijkt heel Verona in feeststemming, zowel het scherzetto als het scherzo wordt een briljante schildering van de luchtspiegelingen waarmee Mab de mensheid verblindt, de scène in de tombe van de Capulets is doortrokken van zowel emotionaliteit als orkestrale grandeur, en de finale is een ware kroon op het werk die een grand opéra waardig zou zijn. Fundament onder dat alles is het Orchestre philharmonique de Strasbourg, een van de beste orkesten van Frankrijk (zoals ik nog maar enkele weken geleden zelf weer mocht constateren) en een ensemble dat de muziek van Berlioz in het bloed lijkt te hebben. Kleurrijk en uitmuntend van afwerking zijn de bijdragen van de koren en een beter solistentrio kan ik mij moeilijk voorstellen. Joyce DiDonato is in de proloog een net niet te afstandelijke, strak getimbreerde vertelster met een heldere dictie. Haar idiomatische frasering die het onderste uit de tekst weet te halen is daarbij slechts een voorbereiding op de doorleefde uitvoering van de cantate Cléopâtre die de tweede cd besluit. De tenor Cyrille Dubois van wie ik onlangs een verrassende solo-cd besprak (klik hier) evenaart met een speels gezongen lied over Mab de virtuositeit van het orkest en Christopher Maltman, die hier zijn bariton opmerkelijk donker kleurt, ontplooit als Père Laurence een autoriteit zoals ik die zowel in zijn aria als in zijn 'preek' van weinig vertolkers gehoord heb. Het drietalige cd-boekje begint chronologisch met een artikel over Cléopâtre, een van Berlioz' inzendingen voor de Prix de Rome, en wordt na een uitgebreide en zeer leesbare toelichting op Roméo et Juliette gevolgd door Berlioz' eigen voorwoord bij deze dramatische symfonie. Jammer alleen dat dat 'leesbaar' vooral betrekking heeft op de inhoud van deze bijdragen, minder op de gebruikte lettergrootte. Op dat punt blijft de cd een bijzonder onvriendelijk product. Als ik de opmerking in het cd-boekje goed interpreteer, is voor deze uitgave niet alleen gebruik gemaakt van de studio-opname in de Erasmus-zaal van het Palais de Musique et des Congrès in Straatsburg, maar eveneens van opnamen die tijdens concerten in diezelfde periode zijn gemaakt. Daarvan is niets te merken, maar het resultaat klinkt mooi vol, helder en breed zonder echt ruimtelijk te worden. Enkele instrumentale finesses in de finale van R&J gaan weliswaar onder in de totaalklank, maar als geheel is die ronduit overweldigend en het leek zelfs of mijn luidsprekers nog meer genoten dan ik. index |
|