|
CD-recensie
© Maarten Brandt, oktober 2015
|
Lutoslawski: Pianoconcert - Symfonie nr. 2
Krystian Zimerman (piano), Berliner Philharmoniker o.l.v. Sir Simon Rattle
DG 479 4518 • 52' •
Opname: live september 2013 (symfonie), studio (pianoconcert), Philharmonie, Berlijn
|
|
|
'Aangenaam Klassiek', het werd al eerder gesignaleerd, is allang geen actie meer die bol staat van het mainstream en, laat staan, 'easy listening' repertoire. Na onder meer een imposante DG-box met de klinkende erfenis van Pierre Boulez is de keus van de redactie van AK deze keer onder meer gevallen op bovenstaande uitgave met de klinkende nalatenschap van de nestor van de Poolse avant-garde, Witold Lutoslawski (1913-1994). Daaronder het grandioze Pianoconcert, dat eigenlijk al meteen toen het tijdens de vuurdoop in 1988 onder supervisie van de componist tijdens de Salzburger Festspiele (in opdracht van welke instelling het stuk werd geschreven voor Lutoslawski's Poolse landgenoot Krystian Zimerman) klonk, een klassiek meesterwerk bleek te zijn. Waaruit overigens niet de conclusie dient te worden getrokken dat het in deze om een neoklassieke compositie zou gaan, want niets is minder waar. Wel dat de maker zich, zij het op abstract niveau, door tal van concepten heeft laten beïnvloeden, variërende van Chopin en Brahms tot en met zelfs - qua vormgeving - de barok. Want de finale is een flitsende passacaglia van een door roeien en ruiten gaande allure. Wat de noblesse en lyriek betreft herinnert het betoog herhaaldelijk aan Lutoslawski's - en door hem ten zeerste gekoesterde - oudere Poolse confrater, terwijl voor de uit vier - zij het in dit geval naadloos in elkaar overgaande - delen bestaande opzet Brahms' Tweede pianoconcert in de verte tot model heeft gediend.
Sierlijke arabesken
Beide concerten hebben trouwens de aanwezigheid van een langzaam deel als zwaartepunt met elkaar gemeen. Daar staat weer tegenover dat de sprookjesachtige eerste geleding, met al die ranke en sierlijke arabesken in de piano tegen de achtergrond van de uit vederlichte aleatorische klankvelden opgetrokken betoverende en kleurige myriaden onwillekeurig de naam van Ravel (meer in het bijzonder die van 'Daphnis et Chloe') in gedachten brengt. Maar, dit alles zonder dat ook maar bij benadering uit andermans werk wordt geciteerd. Wat hier klinkt is van begin tot eind onverdunde Lutoslawski, zij het bij machte van een muziek belichaamd in een geheel dat wat de gestiek betreft volledig appelleert aan wat een soloconcert der aloude traditie getrouw moet zijn: verfijnd, briljant, virtuoos en meeslepend. En uit dien hoofde, ook al wordt er geen moment ook maar de geringste concessie gedaan aan het goedkope gebaar, dus een stuk dat zowel de doorwinterde kenner als de gemiddelde muziekliefhebber honderd procent vermag te boeien. Met andere woorden, als er één laat twintigste eeuws concert is dat het bij uitstek verdient niet alleen ruimhartig te worden geprogrammeerd maar, veel belangrijker nog, op en top geschikt is te worden gecombineerd met werk uit de grote en alom geaccepteerde canon, is het Lutoslawski's Pianoconcert wel.
 |
Witold Lutoslawski (1913-1994) |
Sensatie
Een jaar na de wereldpremière van 1988 nam Zimerman, daarin gesecondeerd door de componist en het BBC Symphony Orchestra, Lutoslawski's Pianoconcert voor Deutsche Grammophon op en nu verschijnt het stuk opnieuw in bovengenoemde studio-opname van 24 jaar later voor het zelfde label. De vraag die rijst is of de verschillen tussen beide vertolkingen groot zijn. Niet zozeer wat de tijdsduren betreft, want het feit dat Zimerman en Rattle er in hun remake enkele tientallen secondes langer over doen, is te verwaarlozen. Als dat verschil al doorwerkt, dan het meest in de afsluitende passacaglia, die in 1989 net een fractie bedachtzamer werd opgezet en iets meer volgens het principe van "reculer pour mieux sauter" gestalte kreeg. Daarentegen doen Rattle en Zimerman iets langer over het lyrische en peinzende derde gedeelte, althans volgens de maatstaven van de meetbare tijd, want wie naar Lutoslawski's aanpak luistert, ervaart dezelfde serene rust. Iets anders is dat het orkestaandeel (slagwerk!) in de nieuwe opname, daarbij tevens geholpen door een ongekend rijk dynamisch spectrum wat de weergave betreft, scherper geëtst uit de luidsprekers komt wat, speciaal in het tweede en vierde gedeelte, soms een bijkans lijfelijke impact sorteert. Wat het aandeel van de solist aangaat, zijn de verschillen tussen de eerste en deze registratie absoluut miniem, ook al zijn er een paar overgangen in de eerste geleding die in 2013 nog vrijer klinken (terwijl de basispuls hier iets hoger ligt) dan in 1989. Een indruk die nog wordt versterkt door het exquise raffinement waarmee Rattle de 'ad libitum' (aleatorische) secties van het orkest laat opbloeien, namelijk als een - uiteraard overdrachtelijk gesproken - voorbeeldige 'tuinman'. Op de vraag welke van de twee opnames van Zimerman de voorkeur verdient kan ik alleen maar antwoorden dat ze allebei van het hoogst denkbare artistieke niveau zijn, ook al is de reliëfrijke vastlegging uit Berlijn een sensatie op zich. Trouwens, wie de vertolkingen wil vergelijken, kan bij Spotify terecht, waar ook Zimermans eerste opname is te vinden Tijdsduren
Lutoslawski's in verhouding minste gespeelde Tweede symfonie werd in maart 1970 voor het eerst in Berlijn onder leiding van hemzelf ten gehore gebracht en lokte hevige reacties bij het toenmalige publiek uit, dat voor een niet onaanzienlijk deel geen enkele boodschap aan dit stuk had en daar dan ook schaamteloos blijk van gaf. Daar valt bij deze in september 2013 vastgelegde verklanking onder Rattle niets van te merken, want het publiek hield zich volkomen gedeisd en was kennelijk zeer onder de indruk van Lutoslawski's in deze symfonie gebezigde en niet zelden bonte en uitdagende vocabulaire. Overigens stond 2013 in het teken van Lutoslawski's honderdste geboortejaar en werd door de Berliner Philharmoniker ruim aandacht aan diens werk besteed, niet alleen door Rattle, ook door de nodige chef-dirigenten. Zulks in tegenstelling tot in ons land, ook al dirigeerde Lutoslawski er in het verleden meer dan eens dankzij de vriendschap van de componist met een van de voormalige artistieke directeuren van het Koninklijk Concertgebouworkest, wijlen Marius Flothuis. Over de betekenis van Lutoslawski's meest uitdagende orkestrale partituur verwijs ik graag naar mijn recensie van de opname onder Edward Gardner (Chandos - klik hier voor de bespreking). Dat tijdsduren soms niets zeggen, daarvan geeft de uitvoering onder Rattle en de Berlijners een overtuigender bewijs dan ooit. Want toen ik de timings tot mij liet doordringen, gebiedt de eerlijkheid te zeggen dat ik wel even moest slikken, want Rattle doet er zelfs nog een minuut korter over (ruim 26 minuten) dan Esa-Pekka Salonen en het Los Angeles Symphony Orchestra (Sony, tot nu toe de snelste uit de catalogus). En dan te bedenken dat notabene de componist er in zijn beide uitvoeringen (Muza en EMI) ruim 31 minuten voor nodig had! Bij Salonen resulteert dat in een gehaaste en kortademige aanpak, en vooral: een dermate strak gehouden benadering van de aleatorische passages (die 90 procent van het werk uitmaken) dat de zaak veel te gelikt en oppervlakkig overkomt.
Elasticiteit
Niets van dat alles bij Rattle, onder wiens handen de muziek van A tot Z ongerept, spontaan, weldadig opengewerkt en ook met drama alsmede de nodige weerbarstigheid tot leven wordt gewekt. En dat brengt mij tot de elasticiteit van een werk als deze Tweede van Lutoslawski, waarbij het dus - al naar gelang sfeer en (emotioneel) klimaat - mogelijk is de teugels elke keer opnieuw op een verschillende wijze te laten vieren. Wat mij vervolgens herinnert aan een korte ontmoeting met hoboïst/dirigent Heinz Holliger, die me ooit vertelde een tournee te hebben gemaakt met het Derde hoboconcert van Bruno Maderna waarin immers tevens de aleatoriek een wezenlijk constituerend element is en waarbij de speelduren gedurende genoemde tournee varieerden tussen de 18 en 24 minuten! Wat zou het fascinerend zijn eens een dirigent en orkest bereid te vinden die Lutoslawski's Tweede een aantal en, pak weg, vijf malen, achtereen zouden vertolken en dan met steeds wisselende temporele perspectieven. Maar dat zal wel niet meer lukken in een tijd waarin de symfonische cultuur zo onder vuur ligt als tegenwoordig. Hoe dan ook, Rattle's weergave van deze symfonie is er een die je zowel wat de uitvoering als de opname betreft - bijna letterlijk - de adem doet inhouden! Rest nog te melden dat de speelduur van deze cd met ruim 52 minuten aan de relatief korte kant is. Maar dit feit neem ik vanwege al dit fraais graag voor lief.
|
|