CD-recensie

 

© Maarten Brandt, augustus 2009

 

 

Henze: Symfonie nr. 9.

Rundfunkchor Berlin (instudering: Simon Halsey), Kammerchor des Rundfunkchors Berlin (instudering: Michael Gläser) en Rundfunk Sinfonieorchester Berlin o.l.v. Marek Janowski.

Wergo 6722-2 • 53' •

 

 


Vriend en vijand zijn het er over eens dat Hans Werner Henze met zijn in opdracht van de Berliner Philharmoniker en de Berliner Festwochen vervaardigde Negende symfonie (1997) een ongekend dwingende repliek geeft op Beethoven. Niet alleen omdat dit grootse werk voor koor en orkest is geschreven, ook en vooral omdat hierin de balans nà Beethoven wordt opgemaakt. Immers, de prangende vraag is wat er uiteindelijk terecht is gekomen van de in Schillers en door Beethoven in zijn Negende zo vervoerend getoonzette Ode an die Freude . Het antwoord moet helaas luiden: niet veel, want ondanks de voortschrijdende communicatietechnologie lijkt die vreugde nog onverminderd ver weg en is wederzijds respect voor elkaars religieuze en politieke standpunten veelal nadrukkelijk afwezig.   Henzes Negende, naar eigen zeggen zijn tot op heden "wichtig­stes und aussagereichstes Werk", wortelt niet alleen in de ontluistering van de Tweede Wereldoorlog, maar gaat tevens over de terreur die onafgebroken en alom dreigt.

Zeven gedichten

Als vertrekpunt fungeert de uit het eind van de jaren dertig van de vorige eeuw daterende roman Das siebte Kreuz van Anna Seghers (1900-1983) over de ontsnapping van zeven gevangenen uit een concentratiekamp. De kampcommandant wil tot iedere prijs de vluchtelingen terughalen waartoe hij zeven bomen laat kappen om daar vervolgens een overeenkomstig aantal kruisen uit te vervaardigen, bedoeld om de slachtoffers aan op te hangen. Zes bereiken de vrijheid niet. Slechts één hunner weet via een schip dat hem buiten zijn geboorteland brengt, aan de folterdood te ontkomen: het voor hem bestemde zevende kruis blijft leeg. Hans-Ulrich Treichel, bekend vanwege onder meer de schitterende romans Der Verlorene en Tristanakkord, bracht de essentie – handelend over de thema's gevangenschap, zinloos geweld, ontsnapping en het uiteindelijk bereiken van de vrijheid - terug tot de zeven gedichten die in Henzes Negende symfonie centraal staan.

Met deze symfonie heeft Henze een monument willen oprichten voor de Duitsers die het aandurfden zich met inzet van lijf en leven tegen Hitler te verzetten: “Den Helden und Märtyrern des deutschen Antifaschismus gewidmet" luidt de opdracht in de partituur. Ook wordt afgerekend met eigen jeugdtrau­ma's, aangezien Henzes vader overtuigd nazi was: "Meine frühen und trüben Erfahrungen mit dem eigenen Land wollen und müssen in dieser Chorsinfonie ausgesprochen und geschil­dert werden", aldus de maker in zijn autobiografie Reiselieder mit böhmischen Quinten , “Ich rufe mir die Ängste und Schmerzen (…) meiner Jugend zurück (...) ich gewinne aus ihnen das klangliche Szenarium, vor dem sich die ungeheuren Erregungen und Bewegun­gen der Verfolgten und der Verfolger werden abzeichnen müssen." Last but not least is deze Negende , ook los van de buitenmuzikale aanleidingen, een fascine­rende terugblik op de inmiddels voorbij zijnde turbulente twintigste eeuw.

Aangrijpende anticlimax

Dat men na Beethoven niet straffeloos een symfonie voor koor en orkest kon schrijven wist ook Gustav Mahler toen hij zijn aan zijn Tweede symfonie schaafde die immers tevens een omvangrijk koor bevat. Beethoven en Mahler stellen tegenover de ontberingen van het aardse tranendal achtereenvolgens een idealistisch alternatief van een wereld vol broeder­schap en harmonie ("Alle Menschen werden Brüder") alsmede het visioen van de eeuwige vernieuwing ("Sterben werd'ich um zu leben"). Een dergelijke apotheose is voor Henze niet meer weggelegd. Hier geen bekroning meer, maar slechts de suggestie van een met de grootst denkbare moeite verworven broze vrijheid. Deze apotheose is eigenlijk een aangrijpende anticlimax, een reactie van een integer kunstenaar op een tijdgeest waarin elke illusie omtrent een betere wereld in rook lijkt te zijn opgegaan en opnieuw het gevaar loert van rassenwaan, al dan niet religieus getint fundamentalisme en totalitarisme. Henze is uitermate pessimistisch over de toekomst en meent dat een terugval in de maalstroom van onverschillig welke fascistische en xenofobe mentaliteit onherroepelijk het einde van de menselijke beschaving zal betekenen. Nogmaals, in deze Negende wordt de balans na Beethoven opgemaakt en die is zo ontluisterend dat men dit enerverende brok muziek gerust als het negatief van Beethovens Opus 125 mag opvatten. Daarmee stelt Henze zich overigens ondubbelzinnig als een moderne Beethoven op, door direct op de realiteit van zijn dagen in te haken, iets wat laatstgenoemde in zìjn leven ook dikwijls deed, getuige bijvoorbeeld diens Eroïca, de opera Fidelio en vanzelfsprekend de toneelmuziek bij Goethes tragedie Egmont .

Identificatie

Henzes Negende bestaat uit zeven vocaal/instru­mentale tableaus,   waarin tekst en muziek op een volstrekt evenwaardige basis zijn behandeld met als uitkomst een aanzien­lijk theatraler geheel dan Beethovens Negende . Een belangrijk verschil met Beethovens Negende is ook dat vocale solisten ontbreken en alle delen voor koor en orkest zijn gedacht, waarbij het koor vrijwel constant in de eerste persoon enkelvoud zingt. Dat staat zowel voor het individu als het collectief. Hierdoor wordt het subjectieve element `geobjectiveerd` en de mogelijkheid tot identificatie van de luisteraar met de dramatische inhoud aanzienlijk vergroot. Het idee van het koor uit de Griekse tragedie speelt op de achtergrond dan ook duidelijk mee. In dit licht moet ook de opvallende distinctie tussen de veelal polyfoon gestructureerde orkestpartij en het merendeels homofoon opererende koor worden beschouwd. Evenzeer opmerkelijk is dat de componist er, ondanks de enorme emotionele geladenheid, in slaagt alles wat zweemt naar het overschreeuwende en pathetische, tenzij dit een wezenlijke functie heeft zoals in het voorlaatste deel ( Die Nacht im Dom ), zorgvuldig te vermijden. Ergo: naast perfect getimede climaxen zijn er evengoed vele episodes van een haast kamermuziekachtige verfijning.

In het openingsdeel, Die Flucht brengt de zangwijze van het koor soms die van Schönberg's operaoratorium Moses und Aron in gedachten en bij de woorden "Musik! ich höre Musik. Sie spielen im Wirtshaus Musik" passeert een toespeling op Bergs Wozzeck de revue. De manier waarop de symfonie prestroachtig en nerveus (`In grosser Erregung`) met de deur in huis valt, verplaatst de toehoorder van de ene op de andere seconde naar een stikdonkere wereld vol paniek en doodsangst.

Verlatenheid

Deel 2, Bei den Toten, sleept zich op een imposante wijze via allerhande `Seufzer` voort, waardoor de terneerdrukkende verlatenheid van het zwarte dodenrijk huiveringwekkend gestalte krijgt. Daar dragen enkele verre echo's van Wagners Tristan nog het hunne toe bij. De muziek sterft via een hartverscheurende climax in het niets weg bij "Und ihre Stimmen nur noch ein Heulen, wie Wind im verlassenen Haus."

Bericht der Verfolger, is het verreweg kortste deel van de symfonie en roept een beeld op van de bureaucraten die het vergrijp aan de mensheid op hun geweten hebben. Het contrast met het Adagio is des te schrijnender omdat nergens een melodische ontwikkeling bespeurbaar is. In plaats daarvan klinkt een tot groteske proporties opgeblazen primitivistische mars die het machinale van het moorde­naarsbe­drijf onderstreept.

Het vierde deel Die Platane spricht is zeer gelaagd en stelt de pijnlijke confrontatie tussen de ongeschonden natuur en de geschonden mensheid – gerepresenteerd door respectievelijk vrouwen- en mannenkoor - als `Leitmotiv` centraal. Alleen al de wijze waarop de poëzie, waarmee Treichel de loofboom (die later moet dienen als kruis voor de vluchtelingen) schildert, is gezet voor het vrouwenkoor: "Aus flirrendem Grün bin ich gemacht, aus schwe­benden Schatten, aus tanzendem Licht”, levert opnieuw het bewijs van Henzes ongeëvenaarde vermogen voor de menselijke stem te schrijven. Terwijl de lyrische stroom van voornamelijk chromatische muziek doorgaat, schuift daar schaamteloos een wereld van bruut geweld overheen, blijkens de tekst van het mannen­koor die rept van het `folteren van de regen` en het `martelen van het licht`. De bonte tegenstellingen in sfeer krijgen hier nog extra reliëf door een scherp geaccentueerde combinatie van chromatiek en diatoniek.

Naspel

Der Stürz, waarvan de korte introductie stoelt op materiaal van Die Flucht, is een suggestieve verbeelding van een van de gevangenen, de kunstenaar, Belloni, die tijdens zijn executie de ultieme bevrijding droomt door zich gelijk een adelaar in de lucht te wanen om "nog eenmaal over zijn land te vliegen". De hoop wint het hier vooral van de doodsangst en – sterker nog – maakt de feitelijke dood, muzikaal verzinne­beeld door een abrupte oplossing van het discours, zelfs aanvaardbaar. Daarna volgt een onmiskenbaar gepassioneerd en nadrukkelijk tonaal georiënteerd naspel voor het strijkorkest waarin zowel de tragiek omtrent het sterven van de protagonist is belichaamd alsmede diens innerlijk doorleefde sprong in de oneindige geestelijke vrijheid, waarin geen wapentuig meer kan doordringen.

Religieuze hypocrisie

Die Nacht im Dom is het meest theatrale en uitvoerigste deel van de symfonie. Omdat het geheel zich nu afspeelt tussen het grote koor en orkest enerzijds en twaalf op het balkon opgestelde koorsolisten anderzijds, ontstaat een intrigerende ruimtelijke dimensie, die als draagvlak fungeert voor een onbarmhartige `clash` tussen de doden en de vluchtenden met de representanten van het religieuze instituut, de heiligen: "Den alles ist Gottes Werk und alles ist gut getan." Muzikaal heeft Henze deze onthutsende krachtmeting vormgegeven in een afwisseling tussen ijle clusters van speciaal de vrouwenstemmen en een onoprecht monumentale, lelijke en uit zijn voegen gebarsten muziek die de religieuze hypocrisie moet symboliseren. Vooral de bombastische sonoriteit van het orgel onderstreept de valsheid van de geïnstitutionaliseerde kerkelijke boodschap welke, als het er op aankomt, dikwijls is verstoken van iedere denkbare moraal. Opvallend is de vaak provocerende rol voor de blazers, met de trompet voorop. In de schrijfwijze voor het koor resoneert nadrukkelijk de erfenis van Schönbergs `Sprechstimme`-praktijk door, zoals bijvoorbeeld in de halfgefluisterde woorden van de vluchtenden ("Meine Augen sind voller Schmutz, mein Mund ist voller Getier, mein Gesicht wird ausgelöst sein").

Oproep

Die Rettung` contrasteert met al het voorgaande. Een vierstemmige   zetting met een fraai opererende hoorngroep in het middelpunt, is het kader voor wat Henze `Das Prinzip Hoffnung` noemt. Maar ven om het even welke triomf is niets bespeurbaar. In plaats daarvan werpt, tegen de achtergrond van de ongeschon­den natuur, de enige troost die de mensheid nog rest, de uiteindelijke en moeizaam bereikte vrijheid haar lichtende en milde schaduwen vooruit. Er wordt duidelijk gezinspeeld op een koraalmelodie, waarvan elders reeds aanzetten te vinden zijn, maar die nu tot volle wasdom komt. Het is eerder een archetype van een koraal, een aanduiding van het religieuze in zijn niet-geïnstitutionali­seerde en daarom meest pure gedaante. Henzes `God` luistert naar de namen van Schoonheid, Liefde en Gerechtig­heid. Daarom is deze apert naar binnen gekeerde, haast schroomvalli­ge finale van Henzes Negende niet alleen een verklanking van de redding van de zevende gevangene, maar bovenal ook een sublieme en regelrecht aan het gemoed gerichte oproep ons bij machte van de muziek te wapenen teneinde zo "Unsere seelische Flexibilität [zu] erweitern und damit auch unser gesellschaftli­ches Bewusstsein." Ook in deze overtuiging is Henze een absolute erflater van Beethoven. Hoezeer Beethovens Negende en Henzes gelijknamige machtige koorsymfonie ook van elkaar mogen verschillen, het geloof waardoor deze monumenten uit de muziekgeschiedenis worden geschraagd is identiek: namelijk dat de Schoonheid de enige is die ons nog kan redden. Dat dit dikwijls een geloof tegen beter weten in is, doet niets af aan de integriteit ervan.

Schrille bijklank

Ruim elf jaar gapen tussen de door EMI vastgelegde live-opname van de vuurdoop van Henzes Negende (nu op een aantrekkelijk geprijsde dubbel-cd met ander werk van Henze – klik hier voor de bespreking van collega Aart van der Wal – heruitgegeven) door de Berliner Philharmoniker en het Rundfunkchor Berlin onder supervisie van Ingo Metzmacher en bovenstaande nieuwe studio-registratie van Marek Janowski in het kader van de integrale vastlegging van alle Henze-symfonieën voor het Wergo-label. De premièredatum was veelbetekenend zoals in de toelichting van Thomas Schulz bij laatstgenoemde uitgave terecht wordt vermeld: 11 september 1997. Niet alleen markeert deze dag het achtjarig bestaan van het herenigde Duitsland (Henze in een interview: “Voor de landen achter het ijzeren gordijn was het einde van de Tweede Wereldoorlog in diepste wezen pas min of meer met het vallen van de Berlijnse Muur ten einde.”). Later zou de 11 de september nog een uiterst schrille bijklank krijgen ten gevolge van een van de zo niet de grootste terroristische aanslag in de vrije wereld na de Tweede Wereldoorlog, die op de Twin Towers in New York (op 11 september 2001), waarvan de naschokken tot op de dag van vandaag alom voelbaar zijn.

Janowski grote aanwinst

Hoe het ook zij, om deze en andere redenen blijft de Metzmacher uitvoering zonder ook maar de geringste twijfel een ‘event'-karakter dragen, nog meer voor hen die – zoals ondergetekende – bij dit onvergetelijke evenement aanwezig waren (in tegenstelling tot de Nederlandse pers die het geheel liet afweten). Niettemin is de nieuwe uitgave van Janowski een grote aanwinst. Hoewel zijn lezing op het eerste gehoor wat afstandelijker overkomt, waardoor juist het ongenaakbare van Henzes bonte klanktaal nog suggestiever tot ons komt, is deze vertolking alleen al uit opnametechnisch oogpunt een absolute must. Want er komt wel wat voor kijken om de complexe en gelaagde opzet van dit opus in termen van geluidskwaliteit voldoende recht te doen wedervaren en dat gebeurt hier op een wijze die de Metzmacher-vastlegging – hoe geïnvolveerd ook gerealiseerd – toch in de schaduw stelt. Als proef op de som kan heel goed Die Nacht im Dom dienen waarin de afwisseling tussen de diverse koorgroepen juist ook ruimtelijk gezien voortreffelijk is gerealiseerd en dat terwijl hier geen sprake is van een surround-opname. Ook de talloze instrumentale details (slagwerk!) komen in deze verklanking haarscherp aan het licht, ook al omdat Janowski houdt van een markante en puntige articulatie, zonder overigens dat de zaak vierkant wordt, integendeel. Maar nergens, ook niet tijdens de meest explosieve uitbarstingen, slibt het geheel dicht. Ook is het aan de hand van deze vertolking veel gemakkelijker de tekst (die uiteraard in het begeleidende boekje staat afgedrukt) te volgen dan bij de live-opname van EMI. Had ik bij Janowski's eerste release in deze reeks ten aanzien van zijn aanpak (maar ook de opname) in het geval van de Zevende symfonie enkele reserves, die heb ik hier in genen dele. Ook zij die de Metzmacher-cd reeds in hun bezit hebben, en Henzes Negende nader willen leren kennen, zijn ten zeerste gebaat bij deze hoge ogen gooiende productie, waarin we trouwens hetzelfde Rundfunkchor uit Berlijn horen als destijds bij de in de Philharmonie vereeuwigde wereldpremière.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links