CD-recensie

 

© Maarten Brandt, oktober 2020

Henry: La Dixième Symphonie - Hommage à Beethoven (version en 8 movements)

Benoît Rameau (tenor), Orchestre Philharmonique de Radio France, Orchestre du Conservatoire de Paris, Choeur de Radio France, Le Jeune Choeur de Paris o.l.v. Pascal Rophé, Bruno Mantovani en Marzena Daikun
Alpha 630 • 74' •
Live-opname: 23 november 2019, Cité de la Musique, Parijs

   

Stel u voor dat u deelneemt aan een klassieke muziek-quiz. En de presentator/samensteller confronteert u met de volgende vraag: "Wie schreef de Negen symfonieën van Beethoven?" Tien tegen een dat uw antwoord zal zijn: "Beethoven". Helaas is dit onjuist, want de componist in kwestie heet Louis Andriessen, waarbij het gemene van de vraagstelling schuilt in het niet volledig weergeven van de titel, want die luidt als volgt: "De negen symfonieën van Beethoven voor promenadeorkest en ijscobel." Een werk van een kleine tien minuten met een lappendeken van citaten uit niet alleen de symfonische werken van de meester, maar ook composities als bijvoorbeeld de 'Mondschein-sonate' en bovendien onderbroken door niet symfonische elementen als popmuziek met een hoog 'Ekseption'-gehalte. Het stuk, daterend uit 1970, dus niet lang na de befaamde actie Notenkraker waarvan Andriessen een van de voormannen was, beoogt een soort satire te zijn om het in de ogen van die componistengeneratie achterhaalde symfonieorkest aan de kaak te stellen. Waarom? Omdat voor hen Beethoven hét symbool was van de gegoede, lees: kapitalistische en rechts georiënteerde burgerij. En het daarmee volgens diezelfde 'angry young men' samenhangende conservatieve beleid van de symfonieorkesten, waarbij het Concertgebouworkest - geheel ten onrechte trouwens, maar dat is weer een totaal ander verhaal - als het uithangbord bij uitstek van die 'verfoeide' cultuur werd beschouwd. Wie goed door de regels van het boek van collega Emanuel Overbeeke over de receptie van Beethoven in ons land heenleest (klik hier voor de bespreking), weet dat de zaak, mild uitgedrukt, veel genuanceerder ligt en sterker nog: dat het minstens even gerechtvaardigd is Beethoven als een van de meest revolutionaire componisten ooit te beschouwen. Niet voor niets waren toonaangevende figuren uit de voorhoede van de 20 e eeuw van uiteenlopende signatuur grote Beethoven-bewonderaars: Schönberg, Boulez, Nono en Henze om slechts enkele voorbeelden te noemen. Dus niet bepaald de minsten, wat heet!

Mythologie
En dan hebben we het niet eens over Mauricio Kagel, die in zijn film 'Ludwig van' Beethoven, of beter wellicht, de rond hem opgebouwde en inderdaad door de kapitalistische commercie opgebouwde mythologie, genadeloos aan de kaak stelt. Daarbij gaat het dus, het zij nogmaals voor alle duidelijkheid onderstreept, niet om de enorme betekenis van Beethoven zelf, want die stond ook voor Kagel buiten kijf. Van Theodor Adorno stamt trouwens de uitspraak dat men Mozart tegen zijn bewonderaars in bescherming zou moeten nemen, en dat is ook een van de boodschappen van die film van Kagel. Overigens geldt dit in niet mindere mate voor nogal wat andere componisten, waarbij onder meer valt te denken aan de huidige Mahler-hausse, die werkelijk overspannen en qua aantallen uitvoeringen astronomische vormen heeft aangenomen (hoewel het - op zich dramatische - Coronavirus hierop inmiddels behoorlijk de rem heeft gezet). Of, om eens voor de afwisseling een culinaire metafoor te gebruiken, wie elke dag de lekkerste champagne drinkt zal op de korte of langere duur de kwaliteit daarvan ook niet meer - of in het beste geval slechts in mindere mate - kunnen ervaren. Om weer tot Beethoven terug te keren, wie bij herhaling slechts de symfonieën en concerten achter elkaar hoort zonder onverschillig welke zinvolle confrontatie met componisten van latere datum, zal vroeg of laat doof worden voor het ongekende arsenaal aan schokkende innovaties waarvan het oeuvre van de alom gevierde componist eenvoudigweg is doortrokken.

100 procent Beethoven en Henry
Dat heeft ook de Franse componist Pierre Henry (1927-2017) zich terdege gerealiseerd toen hij met Beethoven in de weer was en wat uiteindelijk heeft geresulteerd in zijn 'La Dixième Symphonie - Hommage à Beethoven' . Let wel, hebben het hier niet over 'De Tiende symfonie van Beethoven', waarvan de schetsen door Barry Cooper zijn uitgewerkt tot een min of meer speelbare realisatie en laat staan wat het spiritistische Engelse medium Rosemary Brown heeft 'doorgekregen' betreffende deze symfonie (of was het de Elfde?) en waarvan ooit een experimentele uitvoering in ons land heeft plaatsgevonden onder leiding van David Porcelijn. Nee, 'La Dixième Symphonie hommage à Beethoven' is zowel qua noten 100 procent van Beethoven - want stoelende op elementen uit diens negen symfonieën - als van A tot Z van niemand anders dan de componist in kwestie: Pierre Henry. Hoe dat zit, leg ik zo goed en kwaad als dat gaat aanstonds uit.

Pierre Henry (1927-2017) (foto AFP)

Schaar en cellotape
Maar om nog even ons geheugen op te frissen. Wie was Pierre Henry ook alweer? Welnu, zijn onmiskenbare muzikaliteit bleek al tijdens zijn vroegste jeugd en zo kwam hij op het Parijse Conservatorium terecht waar hij zijn licht opstak bij grootheden als onder andere Nadia Boulanger en Olivier Messiaen. Henry was een veelzijdig musicus, niet alleen als componist, ook als uitvoerende. Zo maakte hij als slagwerker en pianist van diverse symfonieorkesten deel uit en schreef ook filmmuziek. In 1949 raakte hij bevriend met Pierre Schaeffer samen met wie hij 'Symphonie pour un homme seul' schiep. Dit feit behoort tot de belangrijke kantelmomenten in Henry's creatieve ontwikkeling en leidde tot de zogenaamde 'Musique concrète' , een term die door Schaeffer is bedacht. Zo simpel mogelijk geformuleerd komt dit neer op een muziek die is samengesteld uit klanken die van de alledaagse leefomgeving afkomstig zijn en die vervolgens elektronisch worden gemanipuleerd. Op zodanige wijze dat het karakter ervan in mindere of meerdere mate wordt geabstraheerd en de bron moeilijk of niet traceerbaar is. Die laatste kan neerkomen op geluiden van muziekinstrumenten, maar evengoed zijn gebaseerd op sonoriteiten die door de natuur worden voortgebracht of verkeerslawaai. Het aldus bijeengegaarde materiaal wordt elektronisch bewerkt door middel van knip- en plakwerk alsmede transformatie en deformatie. Op deze wijze worden de gekozen elementen opnieuw gerangschikt met als eindresultaat een contextueel totaal dat lichtjaren ver is verwijderd van de oorsprongen waar die geluiden vanaf stammen, waarbij het adagium geldt dat het geheel meer moet zijn dan louter de optelsom van de delen. 'Componeren' in de zin van 'samenstellen' is hier dus zeker niet alleen spreekwoordelijk aan de orde en de toenmalige praktijk was er letterlijk een van het ene stukje tape zo naadloos mogelijk zien te verbinden met het andere, waarbij dikwijls de schaar en cellotape er aan te pas moesten komen.

Pierre Henry in de studio in 1951 (foto Serge Lido, Decca Records France)

Meerdere versies
Henry's 'Dixième Symphonie 'voor tenor-solo, koor en drie orkestrale groepen, met een opstelling (klik hier) die aan Stockhausens 'Gruppen für drei Orchester' doet denken en waarbij het publiek in het midden is geplaatst (met zowel aan de linker- als de rechterzijde een ensemble, maar tevens 'en front'; er staat een mooie zwart/wit foto van deze uitvoerings-'geografie' in het cd-boekje afgedrukt) is niet los te zien van de hierboven geschetste ontwikkeling. Want het opus in kwestie kent meerdere versies. Om precies te zijn vier in getal. De laatste is de symfonische, die niet tijdens het leven van de componist werd gepubliceerd en op bovenstaande cd is vastgelegd. Voor alle duidelijkheid: het betreft hier de vuurdoop. Een evenement dat Henry niet meer heeft kunnen meemaken, want hij overleed immers in 2017. De hieraan voorafgaande elektronische versies dateren uit achtereenvolgens 1979, 1988 en 1998. Wanneer de orkestrale en niet gepubliceerde editie gereed is gekomen vermeldt de historie niet, maar in ieder geval geruime tijd na laatstgenoemd jaar. De 'Urfassung' uit 1979 beleefde haar eerste uitvoering in de Beethovenstad Bonn op magneetbanden, waarbij dus het podium bestond uit een uit luidsprekers samengesteld 'orkest'. De beide volgende varianten zijn ook elektronisch gerealiseerd en het zou natuurlijk fascinerend zijn geweest al die versies in één doos bij elkaar te hebben, teneinde het hele proces van ontstaan, dat een groot deel van Henry's leven in beslag heeft genomen, te kunnen volgen.

Ruw materiaal
De 'link' met de 'Musique concrète' bestaat hierin dat, om het wat oneerbiedig uit te drukken, Henry's Beethoven-odyssee in diepste wezen tevens wordt geschraagd door knip- en plakwerk. Daar verandert de omzetting van de elektronisch gerealiseerde varianten in termen van de symfonische uitvoeringspraktijk hoegenaamd niets aan. Echter hier geen lolbroekerij à la onze componerende volksheld die anno 2020 wel erg melig, om niet te zeggen: hopeloos gedateerd overkomt, vol als het zit met lauwwarme onderbroekenlol-achtige 'Reconstructie'-echo's. Verre van dat. Nee, ik heb gefascineerd zitten luisteren naar Henry's biologerende uiteenzetting met Beethoven. Want wat heeft hij gedaan? In elk geval niet het louter op een rijtje zetten van op het eerste gehoor meteen herkenbare en laat staan: volledige citaten. Dus, afgezien van een enkele uitzondering, dus niet in de vorm van bijvoorbeeld afgeronde melodische ontleningen die op het eerste gehoor vrijwel meteen zijn na te zingen, integendeel. Henry is daarentegen teruggegaan naar het rauwe, meest elementaire en ongenaakbare materiaal uit de negen symfonieën en heeft daarbij bovendien ook de chronologie volledig terzijde gelaten. Of om de maker zelf in zijn moedertaal aan het woord te laten: "J'ai découpé sur le papier et monté sur la bande 12 accords parfaits isolés, 18 accords parfaits répétés, 3 accords de 7e de dominante isolés, 8 accords de 7e de dominante répétés, 1 accord de 7e diminuée, 4 accords doubles, 6 accords d'octaves, 8 accords d' octaves point d'orgue, 4 accords de genre mineur, 6 arpèges d'accords, 3 marches d'accords, 5 tenues, 19 trémolos, 12 trilles. J'ai découpé également en 'phrases' 41 arpèges, 108 cellules, 19 mélodies, 27 thèmes, 44 conduits et en 'groupes' 7 batteries, 14 fausses cadences, 8 cadences tronquées, 13 cadences d'accords, 27 cadences restructurées, 4 intros, 41 ostinatos, 8 pédales, 2 pizz, 41 progressions, 14 tonnerres, 2 conclusions et 33 dramas. Enfin 79 citations. Je voulais des citations pour réintroduire la temporalité originale. Tantôt on quitte Beethoven, tantôt on le retrouve."

Bloedstollende dramatische impact
De sleutelzin van bovenstaande tekst is de laatste: "Tantôt on quitte Beethoven, tantôt on le retrouve" ("Soms verlaat men Beethoven, soms hervindt men hem"). Hoewel de componist het hier heeft over een van de eerdere - en dus elektronische - versies, gaat dit tevens onverminderd op voor het werk in zijn orkestrale gedaante. Met andere woorden, bij vlagen baseert Henry zich op thematische gegevens, maar veeleer is het hem te doen om akkoorden, harmonische overgangen, gewiekste contrapuntische hoogstandjes, het zonder compromis tegenover elkaar plaatsen van tonale contrasten en kolossale ritmische tegenstellingen. Dit alles bovendien gegoten in een soms hoogst intrigerende gelaagdheid, die ook kenmerkend is voor veel andere 20ste-eeuwse muziek. En dit op een manier die de inspirator van dit stuk vanzelfsprekend zelf nooit zo zou hebben toegepast, terwijl de substantie van de inhoud uit niets anders bestaat dan de noten van Beethoven. Maar dan wel een Beethoven, waarbij alles onvoorspelbaar is geworden. Net zoals dit, om een overdrachtelijke vergelijking te trekken, in de muziek van Schönbergs 'Erwartung' het geval is. Wat de schepper van deze 'Dixième Symphonie' feitelijk doet is het realiseren van een totale deconstructie van Beethovens symfonische negental, vorm gegeven in acht delen, waarvan het laatste gedeelte ook vocale elementen bevat met zinsneden uit Schillers befaamde 'Ode an die Freude'. Over dat laatste deel gesproken, dat is echt een verhaal apart, zoals dat overigens een finale betaamt. Op een cruciaal moment horen we de mars uit het slotdeel van Beethovens Negende. Iedereen herkent het op slag. U weet wel, die episode met onder meer met die grote trom als ritmisch element. We hebben dan de meest ingenieuze en complexe gelaagde constructies achter de rug. Het kan gewoon niet anders of dat martiale gedeelte komt dan wat plat over. Dat wil zeggen, op het eerste gehoor. Maar Henry zou Henry niet zijn als hij het daarbij zou laten. Want wat gebeurt er na verloop van de nodige tijd? Op een beslissend moment, dus wanneer men de neiging zou hebben te denken "nu is het wel mooi geweest" etaleert een van de andere orkesten als extra laag een van de meest dramatische episodes uit de 'marcia funèbre' van de 'Eroïca', zodat de muziek met terugwerkende kracht een bloedstollend dramatische impact krijgt en de overwinningsroes van de muziek en Schillers tekst in de kiem wordt gesmoord.

Zelfportret
Pierre Henry en Beethoven, met als uitkomst die achtdelige symfonie. Of juister geformuleerd en de componist parafraserend; deze 'Dixième Symphonie' is een dusdanige uiteenzetting van zijn schepper met zijn grote idool geworden dat er een soort zelfportret is ontstaan door middel van Beethovens klinkende nalatenschap en de invloed die dat op hem en zijn componeren heeft gehad. Niet meer en vooral niet minder. Nog even iets over het bijzondere van deze productie. Klinkt de 'normale' cd-versie al om door een ringetje te halen - mede door de betrokkenheid van de dirigenten, waaronder niemand minder dan Henry's landgenoot en componist Bruno Mantovani - de portee van deze 'Dixième Symphonie' komt pas volledig tot zijn recht wanneer men de surround-versie voor hoofdtelefoon downloadt (klik hier). De scharnierende wrijvingen tussen de diverse orkestgroepen gekoppeld aan het ruimtelijke effect komen dan optimaal tot het gehoor van de luisteraar. Namelijk doordat hierdoor de avant-gardistische elementen dan echt het volle pond krijgen en men daarenboven bijna de indruk krijgt in de modulaire (door Christian de Portzamparc gebouwde en in 1995 door Boulez geopende) zaal van de Parijse Cité de la Musique te zitten, zo uitmuntend is de akoestisch-ruimtelijke resonantie in het totaalbeeld verdisconteerd. Een fraaie en moeilijk te onderschatten geste van het Alpha team. Temeer ook daar verreweg de meeste huishoudens geen surround-installatie zullen bezitten. Zelfs via een laptop komt het door de technici beoogde resultaat voorbeeldig naar voren. En dat is een prestatie van immens formaat om niet te zeggen een voorbeeld dat navolging verdient en meteen de vraag oproept waarom dergelijke uitgaven niet vaker verschijnen. Zo zie ik nog steeds - waarschijnlijk vergeefs - uit naar een vergelijkbare productie van Stockhausens 'Gruppen' en/of 'Carré'. Wie het glas in het Beethoven-jaar eens anders wil heffen dan te doen gebruikelijk weet nu wat hem of haar te doen staat.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links