CD-recensie

 

© Kees de Leeuw, mei 2023

Anton Bruckner - Orgeltranscripties

Bruckner/Horn: Symfonie nr. 5 in Bes, WAB 105
Hansjörg Albrecht op het Klais-orgel, Statdtpfarrkirche St. Margaret, München
Oehms OC 481 • 77'•
Opname: aug. 2022

Bruckner/Klotz: Symfonie nr. 6 in A, WAB 106
Bruckner/Albrecht: Aequale nr. 1 voor 3 trombones WAB 114
Bruckner/Albrecht: Aequale nr. 2 voor 3 trombones WAB 149
Albrecht: Bätruef
Scartazzini : Bruckner Flower – Window on Bruckner's 6th Symphony
Hansjörg Albrecht op het Kuhn-orgel, Hofkirche Luzern
Oehms OC 482 • 70'•
Opname: okt. 2022

Bruckner/Schaller: Symfonie nr. 5 in Bes, WAB 105
Gerd Schaller op het Eisenbarth-orgel, Ebrach
Profil Hänssler PH 23014 • 73' •
Opname: nov. 2022

Ook op Spotify

 


Op 4 september 2024 zal het tweehonderd jaar geleden zijn dat Anton Bruckner (1824-1896) werd geboren. Een bijzonder cd-project in dit kader is dat van het Duitse cd-label Oehms, met in de hoofdrol de organist en dirigent Hansjörg Albrecht (1972), die (bijna) alle symfonieën in een bewerking voor orgel op cd vastlegt. Een unieke gebeurtenis. Recent verschenen de symfonieën nr. 5 en 6 in de bewerking van respectievelijk Erwin Horn (1940) en Eberhard Klotz, beiden ervaren in orgeltranscripties van onder meer de werken van Anton Bruckner.
Vrijwel vers van de pers verscheen een cd met daarop de Vijfde symfonie, ditmaal in een bewerking van en uitgevoerd door Gerd Schaller (1965).

Bruckner, geboren in het Opper-Oostenrijkse gehucht Ansfelden, raakte als kind al gefascineerd wanneer zijn vader orgel speelde. Vader Anton (1791-1837) was onderwijzer op de lokale dorpsschool, een rol die de zoon later eveneens zou gaan vervullen. Maar de vader had nog een belangrijke taak: hij was tevens verantwoordelijk voor de kerkmuziek en bespeelde het orgel in de kerk.
De jonge Anton kreeg vanaf 1835 muziekles van een familielid: Johann Baptist Weiss, en had blijkbaar al spoedig voldoende muzikale bekwaamheid in huis om niet alleen zijn zieke vader als organist te vervangen, maar ook om na diens overlijden de verschillende taken van hem over te nemen.
Zijn moeder slaagde erin om haar zoon als leerling en koorknaap in de abdij van Sankt-Florian te plaatsen, waar Anton Kattinger (1798–1852 ) hem verder vormde als organist en al spoedig zijn muzikale bijdrage mocht leveren aan de traditionele misviering. Ook later, na de nodige omzwervingen, zou Bruckner herhaaldelijk weer terugkeren naar Sankt- Florian.
Toen hij er vast dreigde te lopen, ging hij naar Linz waar hij in 1856 werd benoemd tot Domorganist. Hij bleef maar studeren en kreeg veel erkenning als organist, in het bijzonder vanwege zijn grote improvisatietalent, dat zelfs internationaal niet onopgemerkt bleef. In 1868 kon hij als docent harmonieleer en contrapunt in Wenen aan de slag en werd hij organist van de hofkapel.
Rond 1870 maakte hij als organist drie zeer succesvolle buitenlandse concertreizen. In 1869 mocht hij, als enige organist zonder Franse nationaliteit, op uitnodiging van de orgelbouwfirma Merklin & Schützee, spelen op het nieuwe orgel in de St. Epvre in Nancy. Het orgel was in 1867 op de wereldtentoonstelling in Parijs getoond. Na een zeer grote triomf in Nancy nodigde de firma hem uit om in hun atelier in de Franse hoofdstad te komen spelen. Nog meer aansprekend was zijn concert op het Cavaillé-Coll orgel (1868) in de Notre Dame, waar hij vooraanstaande componisten als Daniel Auber, César Franck, Charles Gounod, Camille Saint-Saëns en Ambroise Thomas naar het schijnt in bijna verbijstering achterliet. Bruckner werd omarmd en gekust, en beschouwd als een ware held. Hij heeft in de Franse hoofdstad ook nog de orgels van de St. Sulpice en Sainte-Trinité geconcerteerd.
In 1871 trad hij op in Londen in Crystal Palace en in de Royal Albert Hall, op het toen nieuwe en grootste orgel ter wereldl. Op zijn concertprogramma vooral Bach, Handel en Mendelssohn, of improviseerde hij op thema's uit hun composities. Zijn interpretaties van de originele werken werden vooral door journalisten evenwel kritisch ontvangen. Wat daarbij zeker meespeelde was dat Bruckner er een grondige hekel aan had om ze ordentelijk in te studeren. Het improviseren ging hem veel beter af en hiermee behaalde hij zijn grote triomfen. Met name over zijn optredens in Crystal Palace wordt bericht dat het publiek zeer enthousiast was en hij soms na afloop van een concert op de schouders werd gehesen en rondgedragen. Zijn veertien concerten in Londen trokken tienduizenden belangstellenden.

Het is op de keper beschouwd nogal triest dat Bruckner nauwelijks composities voor orgel heeft nagelaten. Het zijn vooral korte jeugdwerken die niet echt belangwekkend zijn. Hoewel niet elke organist het zo expliciet zegt zijn de orgelbewerkingen van de symfonieën in mijn beleving een soort substituut voor het veelal ontbreken van Bruckners originele orgelwerken. Waarbij moet worden bedacht dat Bruckner zijn symfonieën componeerde met op de achtergrond het orgel, hetgeen de vele bewerkingen niet alleen onlogisch maakt, maar ze ook klankmatig staan als een huis.

Organisten als Lionel Rogg, Thomas Schmögner en Ernst-Erich Stender maakten zo'n 20 tot 30 jaar geleden integrale opnamen van de symfonieën. Collega's als Erwin Horn en Winfried Bönig (klik hier) en Jean Galard namen delen van symfonieën op.
De laatste jaren is sprake van een opleving en maakten de organisten David Briggs, Matthias Giesen, Thilo Muster en Gerd Schaller cd-opnamen van volledige symfonieën. De meeste andere organisten beperkten zich tot één of hooguit enkele symfonieën.

Hansjörg Albrecht trekt de aandacht omdat hij tien symfonieën op cd opneemt, waarbij - overigens om onduidelijke redenen - alleen de zogenaamde 'Studiesymfonie' buiten schot blijft. Misschien hier goed om te vermelden dat Rudolf Innig een transcriptie van deze symfonie maakte en hiervan een cd-opname is verschenen, waarop hij het Goll-orgel in de Marktkirche in Hannover bespeelt (MDG 917 2174-6), hetzelfde label dat hem vroeg om bewerkingen van Bruckners symfonieën op cd vast te leggen en waarvoor hij al diverse orgelbewerkingen op cd had gezet.

In elke symfonie hoor je dat Bruckner als het ware het orgel als leidraad nam. Zoals de afzonderlijke instrumentale groepen in het orkest van elkaar gescheiden of aan elkaar gekoppeld zijn kan men denken aan contrasterende orgelregisters en -manualen. De 'terrassendynamiek' doet ook denken aan orgelmuziek, waarin verschillende volumes elkaar opvolgen zonder dat sprake is van geleidelijke overgangen. Bruckner- expert en biograaf Cornelis van Zwol verwoordde de paralellen in orkest- en orgelcomposities als volgt: 'als je kijkt naar de bloksgewijze opbouw van zijn symfonieën, kun je daar zeker orgelmatige elementen in herkennen. Na een bepaalde passage krijg je een Generalpause, dan volgt er een lyrisch thema dat ook weer afgesloten wordt met een korte pauze, en vervolgens wordt er een derde thema uitgewerkt. Die opbouw verraadt Bruckners "rganistisch denken": dat zijn typische registratiepauzes zoals die in orgelcomposities voorkomen.'
Toch wil dat niet zeggen dat je zijn symfonieën probleemloos kan transponeren naar een orgel. Hoornist Herman Jeurissen verwees in 2012 in zijn lezing Anton Bruckner, de symfonische kathedralenbouwer in het Amsterdamse Orgelpark naar de onmogelijkheden om een symfonie op orgel te spelen: 'Zo verraadt de instrumentatie van een passage uit het begin van de Tweede symfonie de werkwijze van de organist: een vierstemmig contrapunt wordt sempre ff gespeeld, de begeleidingsfiguur ebt weg en de registers worden systematisch uitgedund. Als orgelcompositie is een en ander echter onuitvoerbaar. Zelfs met een registrant komt men minstens één hand tekort.' Het is dus helemaal niet zo eenvoudig om de symfonieën te bewerken voor orgel. Hansjörg Albrecht merkte in een interview op dat zelfs hij het soms als een bijna krankzinnig project ervaart.

Volgens Albrecht zijn er niet of nauwelijks (grote) orgels uit Bruckners tijd in hun oorspronkelijke toestand bewaard gebleven. Hij koos daarom niet voor historische orgels maar zocht plaatsen uit die in Bruckners leven een rol speelden, zoals Londen waar de componist als organist triomfen vierde, München waar hij Richard Wagner ontmoette en Luzern dat hij tijdens een van zijn reizen bezocht. In principe staat er op elke cd naast een symfonie ook een compositie voor orgel van een hedendaagse componist, geïnspireerd op Bruckner. Een prachtig initiatief dat voor mij zeker meerwaarde biedt. Op de cd met de Vijfde symfonie past dit Bruckner Fenster, zoals de overkoepelende titel van deze composities genoemd wordt, evenwel niet op de cd en is daarom op YouTube terug te vinden. Cd's met korte symfonieën worden voorts aangevuld met andere korte composities van Bruckner.
Een bijzondere aanvulling bij de Zesde symfonie is Bätruef, waarin Albrecht de ‘regenmachine' van het Kuhn-orgel in Luzern laat horen. Met deze ‘machine', onderdeel van het Fernwerk (een deel van het orgel dat op ruime afstand van het hoofdorgel verdekt is opgesteld) uit 1862 kan regenval worden nagebootst. Samen met de duistere diepe tonen kan zo het geluid van donder en regen worden gesimuleerd, een fenomeen dat in de negentiende eeuw veel toeristen trok. Mogelijk bespeelde Bruckner dit orgel tijdens een vakantiereis in 1880. Het Kuhn-orgel in de Hofkirche in Luzern beschikt over vijf manualen en kan een groot volume produceren, waar Albrecht gretig gebruik van weet te maken. Hij doet het naar mijn mening zelfs teveel, wat afbreuk doet aan de kwaliteit van de overigens uitstekende uitvoering. Het orgel verwordt hierdoor bij vlagen tot alleen maar een geluidsorkaan, hetgeen ten koste gaat van de transparantie. Bij de overweldigende Vijfde symfonie speelt dit meer dan bij de meer ingetogen Zesde. De producer Martin Fischer levert goed werk maar deze cd's komen eigenlijk niet goed tot hun recht in een gemiddelde huiskamer in een rijtjeshuis waarbij rekening moet worden houden met de buren. Hansjörg Albrecht kiest zeer zorgvuldig zijn registraties en doet zijn uiterste best om de symfonieën zo natuurgetrouw na te bootsen. Het is zeker een geslaagd cd-project, maar mijns inziens zou een keuze voor kleinere orgels en meer ingetogen uitvoeringen beter zijn geweest.

Zeer recent verscheen een cd met de Vijfde symfonie gearrangeerd voor orgel van Gerd Schaller. Hij geldt als een groot kenner én vertolker van Bruckner en werkt als dirigent met zijn orkest Philharmonie Festiva aan de opname van de symfonieën van Bruckner in alle verschillende versies.
Schaller maakte al eerder een opname van de Negende symfonie in een versie voor orgel. Er zijn veel en worden ongetwijfeld nog meer pogingen gedaan om het onvoltooid gebleven vierde en tevens slotdeel van deze symfonie min of meer te reconstrueren. Ook Schaller behoort ertoe.Hij nam zijn (herziene) versie van het vierde deel ook op in zijn bewerking voor orgel.
Gerd Schaller is verknocht aan de abdijkerk van het voormalige Cisterciënzer klooster in Ebrach (Beieren) met zijn Eisenbarth-orgel. Het instrument leent zich uitstekend voor zowel het barok- als romantische repertoire. Het gedeeltelijke bewaarde, uit 1742 stammende originele deel van Johann Philipp Seuffert werd aan het begin van de twintigste eeuw zowel uitgebreid als deels vervangen door Philipp Steinmeyer, waarna de orgelbouwer Eisenbarth het orgel in 1984 in zijn geheel reconstrueerde.
Hoewel er veel orgelspecifieke elementen in zijn symfonieën aanwezig zijn leent zich niet elke symfonie voor een orgelbewerking. Het zijn met name de Vijfde, Achtste en Negende symfonie die er volgens Schaller geschikt voor worden geacht. Het gaat er niet om orkestrale effecten over te brengen op het orgel: hij vindt dat versies voor orgel geen orkestimitatie moeten worden maar een orgelsymfonie behoren te zijn, daarbij denkend aan de Franse orgelsymfonieën uit de negentiende eeuw. Concreet houdt dit in dat Schaller die hoofdlijn volgt en minder belangrijke partijen zo filtert dat de essentie van de oorspronkelijke compositie behouden blijft.
Deze opvatting is geheel anders dan die Hansjörg Albrecht nastreeft. De Schaller-versie klinkt veel ingetogener, intiemer en staat verder van de orkestrale versie af dan Albrecht in zijn vertolkingen. Het beduidend kleinere orgel in Ebrach verschilt ook aanzienlijk van de orgels die Albrecht bespeelt.
Er is voor beide opvattingen iets te zeggen. Een keuze kan ik en wil ik niet maken. Beide cd's staan gebroederlijk naast elkaar in mijn cd-kast.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links