![]() CD-recensie
© Gerard Scheltens, december 2014
|
Het gewelfde openingsthema van Beethovens Frühlingssonate vind ik "misschien wel" de mooiste melodie ooit geschreven. Als een nieuwe opname in mijn cd-speler belandt zet ik dat steevast als eerste op. Eerst een kleine ergernis: de 33 tracks van alle vier cd's zijn op het doosje en in het boekje doorgenummerd, zodat je ze moet omrekenen. Toegegeven, het is klein bier, maar toch nodeloos gedoe. Daarna stellen Isabelle van Keulen en Hannes Minnaar gelukkig niet teleur. Ze zijn aan elkaar gewaagd in dat mooie openingsdeel van de Frühlingssonate: de piano neemt jeugdig, fier en lenteachtig de leiding, de viool kwinkeleert er sierlijk bovenuit. Misschien onverwacht: niet Ronald Brautigam op de fortepiano, maar Hannes Minnaar op de moderne concertvleugel speelt met Isabelle van Keulen de complete sonates voor piano en viool (let op de volgorde) van Beethoven. Ze schelen achttien jaar in leeftijd. Minnaar is de snel opgekomen ster na zijn derde prijs bij het Elisabeth Concours. Inmiddels is hij een gevestigde pianist, al doet dat niets af aan het gretige enthousiasme waarmee hij allerlei repertoire tegemoet treedt. Van Keulen, ooit gekozen tot Young Musician of the Year, heeft datzelfde enthousiasme nooit verloren en al helemaal niet in kamermuziek, waarin ze excelleert. Haar aanpak is robuust en onopgesmukt. Ze schwärmt niet, speelt met weinig vibrato, weinig portamenti, en ook met weinig 'sentiment'. Maar wel met veel 'gevoel' - zelfde woord maar toch net even iets anders. Haar niet overromantische opvatting staat de lyriek en verfijnde melodiek absoluut niet in de weg. Dit stemmig zwarte Beethoven-doosje was, kortom, iets om naar uit te kijken. De samenwerking annex confrontatie van deze twee Nederlands topmusici levert iets heel spannends op. Sonates "voor piano en viool" is bij Beethoven geen loze, door conventies voorgeschreven volgorde in de titel. De piano is geen begeleider. Beide instrumenten zijn op z'n minst gelijkwaardig behandeld. In het verleden is dat niet altijd ingezien. Bij de talloze opnamen zijn er heel wat waarbij een groot vioolvirtuoos zich laat bijstaan door een niet minder grote pianist. Zulke legendarische opnamen van bijvoorbeeld David Oistrakh en Lev Oborin (1962, Philips), Wolfgang Schneiderhahn en Wilhelm Kempff (1952, DG), Leonid Kogan en Emil Gilels (1964, DHR, niet alle 10) behouden hun eeuwigheidswaarde, want het zijn giganten die daar spelen (ik beperk me even tot de naoorlogse perioden). De violist wordt vrijwel steeds als eerste genoemd, want ondanks hun roem en allure stellen de pianisten zich toch dienstbaar op ten opzichte van de strijkende collega. Het zijn de fameuze Clara Haskil en Arthur Grumiaux (1957, Philips) bij wie het kwartje pas echt viel: hun geïntegreerde, naadloze samenwerking zonder sterallures staat helemaal in dienst van de muziek en toont beide instrumenten in hun volmaakte klassieke pracht. Beethoven op zijn allerbest, al moet je even door de gedateerde opnameklank heen luisteren. Maar daar wen je gauw genoeg aan en remastering is ook wat waard. Faust en Melnikov zijn volmaakt en geacheveerd zonder al te gepolijst te zijn. Van Keulen en Minnaar zijn iets avontuurlijker, onderzoekender en daarom misschien toch net even spannender. Maar eigenlijk kan ik geen keus maken. Gelukkig hoeft dat ook niet. Omdat ze allebei zo mooi zijn. index |
|