CD-recensie
© Emanuel Overbeeke, november 2020 |
Onlangs las ik een publicatie (ik ben gelukkig vergeten welke) waarin werd beweerd dat uit de twintigste eeuw slechts één opera repertoire heeft gehouden: Wozzeck. Die uitspraak is om twee redenen aanvechtbaar. Wat te denken van Hertog Blauwbaards burcht, L'enfant et les sortilèges, Lulu, Moses und Aron, Lady Macbeth van Mtsenk, The Rake's Progress, Einstein on the beach (ik ben vast iets vergeten)? Diverse opera's van de laatste decennia zou ik graag nog een keer willen zien en horen (Die Soldaten, Life with an idiot, Le grand macabre, Ithaca, Rosa, Gassir, L'amour de loin, Powder her face, Written on skin, Doctor Atomic). Bovendien: is gelet op de longue durée zo'n score wel zo opmerkelijk? Hoeveel opera's uit de periode 1600-1900 kennen we nu nog? Hooguit 00,001 %, net als in onze huidige tijd. (Veel revivals van vergeten werken zijn eendagsvliegen.) Alle genoemde topopera's hebben diverse eigenschappen gemeen: ze genereerden bewondering en verwondering; tegenover aarzeling vanwege de stijl en de mate van moderniteit stond de uitzonderlijke kwaliteit; wat aanvankelijk nieuw en ondoordringbaar leek werd later opgenomen in een nieuwe taal waarin het tijdgebondene en het tijdloze moeiteloos hand in hand gingen; de muziek inspireert tot interpretaties (muzikale en theatrale) die de maker wellicht zou hebben verworpen maar die het werk rijker maken; het drama zit primair in de muziek, want de muziek is ook in opera het uitgangspunt, hoe bijzonder het libretto en de dramaturgie ook zijn; opera is iets anders dan theater. Ik lees vaak dat een regie het werk verknalt, ik lees veel minder vaak dat een sublieme regie het oninteressante van de muziek en het libretto wegneemt. Willem Jeths heeft met de jaren steeds meer affiniteit ontwikkeld voor opera en dit is niet zijn eerste werkstuk in dit genre. Die groei ging bij hem gepaard met een verandering van stijl. Zijn melodiestijl zullen velen meer vocaal noemen dan de melodiestijl van zijn werken uit de jaren negentig. Hij lijkt meer te denken in grotere spanningsbogen. Strikt tonaal kan men zijn recente muziek niet noemen, maar Jeths heeft wel meer oor voor zwaartepunten in de harmonie. Een duidelijk voelbare puls is vaak eveneens afwezig, maar dit gemis wordt meestal gecompenseerd (soms meer dan gecompenseerd) door een grote en prachtige rijkdom in de klank. Ritme is in sterke mate een kwestie van gestuurde variatie. Voor een deel past hij hiermee allerlei kenmerken van de opgekomen neotonaliteit toe op de opera. En net als in die stroming wil hij niet primair vernieuwen, maar een oude gestiek nieuw leven inblazen door die te combineren met nieuwe middelen. In de balans tussen oud en nieuw slaat voor mij in Ritratto de slinger door naar de oude, waarbij dit conservatisme een dekmantel lijkt voor een mindere kwaliteit. Misschien is de knipoog naar het verleden ingegeven door de behoefte een breed publiek te interesseren in (deze) opera (vernieuwende goede muziek is per definitie weerbarstig), maar ik kan het beste herhalen wat Pijper in 1927 schreef tegen en vooral naar aanleiding van een soortgelijk werk, het neoclassicistische strijkkwartet van Vittorio Rieti - met het venijn waar men dat verwacht: 'Niet alleen vergiftigt het het huidige muziekbesef - alsof wij in 1927 konden componeren à la Meyerbeer of à la Rossini - maar het bederft ook het gevoel dat wij de oude muziek toedragen.' Muziek wordt niet sterk omdat ze appelleert aan iets sterks dat we kennen, maar omdat ze een sterke persoonlijkheid is, ongeacht de stijl. Wie Jeths' operatraditie wil horen, kan het beste luisteren naar het beste verismo dat soms moderner is dan deze opera. De teleurstelling knaagt te meer aangezien muziek met sterke reminiscenties bij Jeths soms wel sterk is. Zijn opera Hôtel de Pekin, zijn orkestwerk rond Gustav Mahler Scale, zijn Symfonie voor sopraan en orkest en zijn Blokfluitconcert beluisterde ik met veel plezier. Zet de muziek van Jeths naast de citaten van Beethoven in zijn opera en men voelt het verschil. Omdat deze teleurstelling wederom bevestigde dat de kern van opera ligt in de muziek en niet in het theater, werd ik opnieuw lichtelijk kriebelig toen ik merkte dat, zoals gebeurde in het tekstboekje bij de cd en in het programmaboekje bij de voorstellingen in oktober, de liefhebber uitvoerig wordt geïnformeerd over het verhaal en de achtergronden, die overigens zeer boeiend zijn, maar vrijwel niets leest over de muziek, alsof opera wordt gedegradeerd tot literatuur die drijft op psychologiseren op basis van vooral de onderbuik. Ook de nadruk op dramaturgie, die toegegeven heel belangrijk is, leidt in zekere zin af. Om positief te eindigen: als eerste het verhaal over een buitenissige vrouw in Italië aan het begin van de Eerste Wereldoorlog (Casati) die gaandeweg de opera haar bizarre mix van schijn en wezen van zich af schudt. Als tweede de totstandkoming van de productie. De première stond gepland voor maart (vrijdag de 13de!), maar de dag ervoor maakte het kabinet bekend dat voorstellingen e.d. moesten worden afgeblazen in het kader van de coronabestrijding. Daarom werd de generale van donderdag 12 maart op film vastgelegd, eerst voor YouTube, daarna voor deze dubbel-cd (een prachtig initiatief). In oktober, toen tussen de eerste en de tweede golf een opvoering mogelijk bleek, greep men zijn kans met gedeeltelijk andere musici dan op de cd (die voorstelling en dan men met name het visuele en theatrale aspect ervan werd hier besproken door Paul Korenhof). De voorstellingen in oktober waren daardoor zowel reprise als première. Als de 'Suite Ritratto' voor orkest, die in het tekstboekje bij de cd wordt aangekondigd en corona volente volgend jaar in première gaat bij Philharmonie Zuidnederland, bij mij een veel positievere indruk achterlaat dan de opera en een plek verdient bij de 00,001 %, zal ik dat meteen laten weten. index |
|