CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2021

Zender: 33 Veränderungen über 33 Veränderungen

Ensemble Modern o.l.v. Hans Zender
Ensemble Modern Medien EMCD-20 • 59' •
Opname: augustus 2012, hr-Sendesaal, Frankfurt am Main

   

In hun strijd om de gunsten van de luisteraar hebben de meeste klassieke-radiozenders het allang opgegeven om de eigentijdse muziek een belangrijke plaats in hun programma's te geven. Het is zelfs allang doorgeslagen naar een overmaat van music for the millions, aangevuld met onbeduidende kwisjes en veel gepraat over niks. Zelfs de eens zo vooruitstrevende van inventiviteit bijna barstende radiozender BBC 3 is er uiteindelijk niet aan ontkomen.

De oosterburen doen het wat dit betreft (nog steeds) veel beter, getuige de avontuurlijke programmering van zowel de gerenommeerde Südwestfunk (SWR 2) als van het meer bekende WDR 3. Jammer alleen dat uitsluitend SWR 2 op het digitale platform in acceptabele kwaliteit uitzendt (256 kbp/s), terwijl WDR 3 niet verder komt dan 128 kbp/s (wat vergelijkbaar is met Radio 4). BBC 3 haalt met 96 kbp/s de werkelijk slechtst denkbare bitrate en dat nota bene voor klassieke muziek!

Ik kom erop omdat onlangs op WDR3 een concert werd uitgezonden dat representatief mag heten voor de uitstekende wijze van programmeren op deze zender:

Hans Zender
33 Veränderungen über 33 Veränderungen
‘Eine komponierte Interpretation' van Beethovens Diabelli-Variaties
Ensemble Modern o.l.v. Hans Zender

Manuel Hidalgo
Beethoven: Bagatellen op.126 (bew. voor strijkorkest)
Ensemble Resonanz

Ludwig van Beethoven
Bagatellen op. 119
Alfred Brendel (piano)

York Höller
Weit entfernt und doch so nah
Susanne Kessel (piano)

Ausklang und Nachtecho
WDR Sinfonieorchester o.l.v. Bas Wiegers

Het is zo ongeveer het schoolvoorbeeld van zowel avontuurlijk als synergetisch programmeren (programmaonderdelen die elkaar versterken), wat overigens niet hoeft in te houden dat daardoor al bij voorbaat of per definitie het voldoende interessant of naar ieders smaak is. Wel mag worden gezegd dat dergelijke programma's er in Duitsland gelukkig in overvloed zijn; en daar gaat het tenslotte om.

Zo kwam ik weer eens op de Duitse componist en dirigent Hans Zender (1936-2019), van wie ik onlangs nog diens ‘komponierte Interpretation' van Schuberts Winterreise besprak (klik hier) en waarvan - zoals u hebt kunnen lezen - in het WDR3-programma de '33 Veränderungen über 33 Veränderungen' werd uitgezonden, eveneens een ‘komponierte Interpretation', uitgevoerd door hetzelfde ensemble onder zijn leiding: het fabelachtig goede, in Frankfurt am Main gevestigde, Ensemble Modern. De daarvoor gebruikte opname was die van augustus 2012, gemaakt in de hr-Sendesaal in Frankfurt am Main, later verschenen in de fameuze Ensemble Modern Medien-serie. Vandaar deze bespreking, hoewel – ik geef het grif toe – rijkelijk laat. Maar aangezien de uitgave nog steeds gewoon verkrijgbaar is, geldt ook in dit geval: beter laat dan nooit.

In het weer rijk uitgedoste cd-boekje (het is inmiddels een echte traditie geworden) is – naast de nodige illustraties - een uitvoerig vraaggesprek (Duits/Engels) opgenomen met Zender, dat enig licht werpt op de ontstaansgeschiedenis van het werk maar vooral wat Zender ermee heeft beoogd.

De inspiratie kwam niet rechtstreeks van Beethovens Diabelli-variaties maar van de klarinettist en zakelijk leider van Ensemble Modern, Roland Diry (tevens de ‘executive producer' van het album). Zenders achterliggende gedachte: het moest een stuk worden dat zowel hoge eisen stelde aan het intellect als aan de techniek van de ensembleleden. En Zender had zich overigens al eerder op het pad van de ‘komponierte Interpretation' begeven: Haydn, Schubert, Schumann en Debussy waren Beethoven bij wijze van spreken reeds voorgegaan.

Voor de luisteraar zal wellicht een van de eerste vragen die opborrelen zijn: wat is het nut van ‘veranderingen over veranderingen', of het er nu 33 of welk aantal dan ook zijn? En waarom Beethovens ‘Diabelli' en niet een dergelijke krachtoefening losgelaten op Bachs ‘Goldberg'? En te meer, omdat Beethoven in zijn grootse variatiewerk zelfs teruggaat naar de Barok: immers, hij verbindt aan zijn variaties menige stilistische figu(u)r(atie) uit die muzikaal zo rijke periode. Maar anders dan bij Bach is er bij Beethoven ook sprake van wat een vooruitziende blik mag heten: er zijn voldoende passages aan te wijzen die al naar de twintigste eeuw reiken.

Zender wilde met zijn 'komponierte Interpretation' de kloof het dichten tussen 1823 (het jaar waarin Beethoven zijn variaties voltooide) en 2011, met daarbij als belangrijk 'handvat' het ontbreken van de constante in de door Beethoven toegepaste stijlfiguren. Ergo, Zender vergrootte dit element zelfs nog aanzienlijk uit. Als Beethovens ‘Diabelli' ‘een microkosmos is van Beethovens Kunst' (Hans von Bülow), dan geldt dat ook voor Zenders net zo eigenzinnige modelleringskunst zoals die ook in deze ‘Veränderungen' tot uitdrukking komt. En wellicht kan ook voor Zenders 'komponierte Interpretation' opgeld doen wat Theodor Adorno eens Beethovens ‘Diabelli' toedichtte: dat daarin de variatievorm openbarstte en alleen nog de ruïnes overeind bleven. Constructie vanuit deconstructie, het is een ander wezenskenmerk van beide werken, hoe verschillend door beide componisten ook uitgewerkt.

Of Zender er voldoende in is geslaagd moet ik in het midden laten, maar zijn ‘komponierte Interpretation' is in ieder geval een integere poging geweest om Beethovens ‘Diabelli' vanuit het perspectief van onze huidige tijd als het ware opnieuw gestalte te geven, met daarbij het idee om de klassieke variatievorm van een nieuwe impuls te voorzien, zo niet die te willen overstijgen. Het origineel (Beethoven) wordt als historische entiteit door Zender steeds opnieuw aan het heden getoetst door compleet nieuwe vormen te introduceren, het zelfs tot een waar theaterstuk te transformeren. Zelfs de verschillende stijlingrediënten krijgen het antecedent van de variatie opgedrongen. Dat is trouwens een ‘model' dat ook Beethoven bepaald niet vreemd was: diens ‘Diabelli' is niet alleen gebaseerd op het variëren van het Diabelli-thema, maar ook op het zich menigmaal bijna geheel daarvan (willen) afkeren, met als gevolg dat het parodistisch-komische zich broederlijk manifesteert naast het existentieel-tragische (Brendel daarentegen ziet het werk vooral als komisch, wat zijn interpretatie uiteraard sterk heeft beïnvloed).

Zender heeft de verbinding tussen het oude (Beethovens ‘Diabelli') en het nieuwe (‘komponierte Interpretation') ook in het instrumentale domein uiterst gedifferentieerd vormgegeven. Immers, sinds Beethoven is het instrumentale klankpalet aanzienlijk uitgebreid en kan de componist zich nu van mogelijkheden bedienen die er toen in het geheel niet waren. Een instrumentale tijdreis van toen naar nu was daardoor de voor de hand liggende optie die Zender ten volle heeft benut. Daarvoor heeft Zender niet zozeer in omvang als wel qua differentiatie het volgende instrumentarium voorgeschreven: 2 fluiten, 3 hobo's, cor anglais, 2 klarinetten, fagot, contrafagot, 2 hoorns, 2 trompetten, trombone, tuba, percussie, piano, harp, accordeon, 2 violen, altviool, cello en contrabas. De partituur ontstond in opdracht van Ensemble Modern, het Konzerthaus Berlin en de Alte Oper in Frankfurt.

Zender heeft zijn ‘komponierte Interpretation' zo ingericht dat sprake is van een indeling in driemaal elf variaties met een coda die is opgebouwd vanuit de fuga en de laatste variatie. Dat deed hij niet lineair, maar van de hak op de tak springend en door het bewandelen van verrassende zijpaden. Dat geeft tevens voedsel aan de gedachte dat de individualiteit van een componist niet identiek hoeft te zijn aan een bepaalde stijl.

De gekozen indeling wordt, om de toehoorder behulpzaam te zijn, duidelijk gemarkeerd door klokkenspel en (bijna spookachtig) slagwerkgeruis. Maar het dwingt de luisteraar tevens tot het waarnemen van iets dat hem op dat moment volkomen wezensvreemd moet zijn, dat stilte evoceert (‘waar blijft de muziek?') en waarachter zich de eigenlijke muziek verbergt. Stilte die op deze wijze tot muziek wordt of onlosmakelijk deel daarvan uitmaakt.

Kent Beethovens ‘Diabelli' een verhaallijn? Het is moeilijk voor te stellen, hoewel er in de variatie nr. 22 (allegro molto) wel klip en klaar wordt geciteerd uit Mozarts Don Giovanni (Leporello's aria ‘Notte e giorno faticar'). Zender heeft van deze gelegenheid gebruikgemaakt door er extra gelaagdheid in aan te brengen: hij legde er de muziek bij de entrée van de Commendatore (in de slotakte) overheen. Dat alleen al symboliseert een belangrijke tegenstelling op zich: de naïviteitvan de levenskrachtige en 'spielerische' Leporello tegenover het antwoord van de dood van de Commendatore (Zender heeft zelfs diens dreigende voetstappen voor de deur muzikaal ‘verwoord'). Tegenover deze uiterst expressieve rijkdom staat dan weer de uiterst spaarzaam uitgewerkte variatie nr. 20, waarin stilstand de dominante factor is en waar juist door deze vernuftig toegepaste ‘economie' de dramatiek eerder wordt versterkt dan verzwakt.

In het vraaggesprek meent Zender dat ‘het origineel opnieuw geboren wordt', wat ik niet zomaar kan onderschrijven. Waar ik het wel mee eens ben is dat Zenders ‘komponierte Interpretation' alles in zich heeft om het verleden als het toekomstige naar het heden te brengen.

Over de uitvoering van dit ‘wonderwerk' kan ik kort zijn. Niet alleen behoort het Ensemble Modern tot de beste ensembles op het gebied van de moderne en hedendaagse muziek, maar bovendien straalt deze uitvoering het gezag uit van de componist die toen zelf op de bok stond. De registratie excelleert in detailuitwerking en sonoriteit.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links