CD-recensie

 

© Aart van der Wal, mei 2011

 

 

Wellesz: Pianoconcert op. 49 - Vioolconcert op. 84

Margarete Babinsky (piano), David Frühwirt (viool), Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin o.l.v. Roger Epple

Capriccio 5027 • 54' •

www.egonwellesz.at

 


Egon Wellesz (1885-1974) verbleef toevallig in ons land toen op 12 maart 1938 de 'Anschluss' een feit werd en Oostenrijk was opgenomen in het Derde Rijk. Wellesz was hier voor uitvoeringen van zijn 'Prosperos Beschwörungen' op. 53, vijf symfonische stukken naar Shakespeares toneelstuk 'The Tempest', die hij in de twee jaren daarvoor had gecomponeerd. Op 19 februari 1938, kort voor de Nederlandse première door het Concertgebouworkest onder leiding van Bruno Walter, was het stuk voor het eerst met groot succes uitgevoerd in de Weense Musikverein. Dat sidderde ook in Nederland nog na, maar voor Wellesz was zijn Europese carrière als componist toch in een klap afgelopen. De toen 53-jarige joodse componist van intussen 'entartet 'verklaarde 'Musik' verloor met de 'Anschluss' op slag al zijn functies en werd hij van de ene op de andere dag door de politie gezocht. Terugkeer naar de oude situatie was onmogelijk, 'zijn' Europa bestond niet meer, maar in tegenstelling tot ontelbare anderen gloorde er voor hem een nieuwe toekomst: een leerstoel in Oxford die speciaal voor hem werd ingericht en die hem in staat stelde om zijn werk vrijwel ongestoord voort te zetten.

Het is merkwaardig dat de muziek van Wellesz, die na de oorlog internationaal én nationaal met een groot aantal onderscheidingen werd bekroond, in Oostenrijk niet of nauwelijks werd uitgevoerd; zelfs niet toen hij een jaar voor zijn dood nog werd benoemd tot erelid van de prestigieuze Weense 'Gesellschaft der Musikfreunde'. Niemand in Oostenrijk trouwens die eraan had gedacht om Wellesz functioneel op de een of andere manier bij het Oostenrijkse muziekleven te betrekken: van enigerlei openbare functie was geen sprake en docent aan het Weense conservatorium is hij nooit geworden. Zijn werklust heeft er gelukkig niet onder geleden. Sterker nog, bijna de helft van zijn muziek schreef hij hij na 1945, toen hij de zestig reeds was gepasseerd (klik hier voor Siebe Riedstra's bespreking van de symfonieën nr. 1 en 8 en 'Symphonischer Epilog' op. 108). Daarnaast heeft hij vele publicaties op zijn naam staan

 
  Egon Wellesz (1885-1974)

Wellesz was, zoals Gustav Mahler vóór hem, niet alleen componist. Stak Mahler veel van zijn creatieve energie in het dirigeren, Wellesz gaf zich met hart en ziel over aan zijn docentschap aan de Weense universiteit. Daardoor bleef hem slechts weinig tijd over voor het componeren, waarvoor Wellesz - evenals Mahler - vooral de zomermaanden gebruikte. Het gezin bezat een familiehuis in de prachtige omgeving van Alt-Aussee, in de Steiermark, waar in de zomer van 1933 in slechts een paar maanden het Pianoconcert ontstond. Het werk wordt beheerst door een stilistisch amalgaam waarin zowel neobarokke en neoklassieke als schönbergiaanse invloeden aanwijsbaar zijn, soms zelfs duidelijk 'gemengd' met een stevige vleug Bartók en een vleugje Reger.
Hoe anders verliep dat in het achtentwintig jaar later ontstane Vioolconcert, dat eveneens in recordtijd werd neergeschreven, tussen 19 maart en 30 april 1961, maar waarvan de instrumentatie pas op 10 juli, wederom in Alt-Aussee, kon worden afgerond. Het aan de violist Eduard Melkus (hij was onder meer de oprichter en leider van het bekende Weense Melkus-ensemble) opgedragen werk werd in Wenen op 12 januari 1962 met Melkus als solist en het door Winfried Zillig geleide orkest van de Oostenrijkse omroep ten doop gehouden. Die uitvoering moet op Wellesz veel indruk hebben gemaakt, want prompt daarna besloot hij om het stuk aan Melkus op te dragen, een eer die de violist al eerder te beurt was gevallen met de Sonate voor viool solo op. 72.
Dat er intussen bijna drie decennia waren verlopen blijkt wel uit de aanzienlijke verscherping van het klankbeeld, waaruit alle overdaad lijkt te zijn weggesneden en Schönbergs reeksentechniek meer vat op Wellesz' componeren heeft gekregen. Alsof de muziek een vermageringskuur heeft ondergaan: de structurele context van zowel de noten als de vorm en de instrumentatie van het gehele werk is doelbewust 'uitgekleed', naar alle waarschijnlijkheid na een voortdurend proces van schrijven en schrappen. Wat daarvan resteerde was in de ogen van Wellesz het absoluut essentiële, een ontwikkeling die we ook bij de late, dan ook serieel componerende Stravinsky tegenkomen. Het gehele Vioolconcert is van deze fascinerende ontwikkeling doordesemd.

Dat alle uitvoerenden zeer intensief aan deze beide concerten moeten hebben gewerkt lijkt me buiten kijf, want zowel de beide solisten als orkest en dirigent hebben de technische hindernissen (en dat zijn er heel wat!) weten te overtwinnen om zich vervolgens te kunnen concentreren op de artistieke invulling van deze indrukwekkende muziek. Ik denk niet dat de componist zich een overtuigender pleidooi voor deze stukken had kunnen wensen. De uitstekende opnamen werden in 2007 en 2008 gemaakt in de bekende Jesus-Christus-Kirche in het Berlijnse Dahlem, vooral bekend door de vele DG-opnamen met de Berlijners onder Karajan vanaf het begin van de jaren zestig. Al met al kwaliteiten genoeg om u er niet van te laten weerhoudenom om misschien wel voor het eerst met de muziek van Wellesz kennis te maken.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links