![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2014
|
Antonio Vivaldi (1678-1741), vioolvirtuoos en componist van een enorm oeuvre die- als we Igor Stravinsky mogen geloven - heel veel van hetzelfde schreef ("Vivaldi componeerde niet 400 concerten, maar één concert vierhonderd keer"). Had de knorrige Stravinsky gelijk? Natuurlijk niet, en misschien moeten wij zijn woorden niet al te letterlijk nemen, maar een feit is dat mede door die kritische kanttekening van een gevierd componist van de muziek van Vivaldi een nogal verwrongen beeld is ontstaan dat zich bovendien niet of nauwelijks laat uitroeien. We bevinden ons daarmee zo ongeveer - althans wat die opmerking van Stravinsky betreft - in de sfeer van wat de boer niet kent, dat eet hij niet. Maar wie wel bereid is om zich een overvloedige 'Vivaldi-maaltijd' voor te laten zetten, komt alras tot de ontdekking dat deze 'rode priester' uit Venetië een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van het concerto in zijn driedelige vorm. Zozeer zelfs dat componisten als Telemann, Händel en niet in de laatste plaats Bach het typische Vivaldi-concert met zijn kortademige motieven als voorbeeld hebben genomen. Het lijkt mij evident dat zonder Vivaldi Händels Concerti Grossi op. 12 en Bachs Brandenburgse concerten er of niet waren geweest, of er anders zouden hebben uitgezien. En hoezeer de grote Thomascantor bewondering koesterde voor de eveneens grote Italiaan blijkt wel uit zijn Vivaldi-bewerkingen. Feit is ook dat Vivaldi de dramatische grenzen in de instrumentale muziek zowel opzocht als verder uitbreidde. De historiserende uitvoeringspraktijk heeft er nog op een schepje bovenop gedaan door de pregnante Vivaldi-thematiek en -motoriek scherp aan te zetten, te ciseleren, ontdaan van de stroperigheid die tot in de jaren zeventig nog opgeld deed. Mogelijk had Stravinsky daardoor ook het verkeerde beeld van deze muziek in het hoofd, want toen hij in 1971 in New York overleed was de 'authentieke' uitvoeringspraktijk nog verre van gemeengoed. Laat mij dus maar milder zijn over dat oeuvre van Vivaldi, onverschillig of het nu zijn instrumentale of vocale muziek betreft. Het lijkt niet overdreven om het althans in één opzicht met Mozart te vergelijken: beiden waren buitengewoon thuis in alle disciplines. Net als Mozart na hem schreef Vivaldi voor bijna ieder denkbaar instrument en voor ieder ensemble. Hij draaide voor een opera evenmin zijn hand om als voor een oratorium, waarbij het best bijzonder mag heten hoezeer Vivaldi in die schier eindeloze stroom muziek toch steeds opnieuw weet te verrassen. Dat Jordi Savall in een deel van deze Vivaldi-concerten koos voor de viola da gamba als solo-instrument, zijn 'lijfinstrument', is zo gek nog niet, want de gamba was vanaf het begin van de achttiende eeuw in Italië veel in gebruik, terwijl in Vivaldi's concerten RV 546, 555 en 579 de viola da gamba met name wordt genoemd. In de overige vier concerten, RV 544, 565, 578 en 580, wordt de cello als solo-instrument ingezet. De pregnante klankeigenschappen van met name de viola in zowel de soli als de tutti worden door het ensemble fraai uitgebuit, het speelplezier spat ervan af, er wordt snedig gearticuleerd, met een pittige tuttiklank, wat nog eens werd bevestigd door een Vivaldi-opname van het volbloedig Italiaanse Europa Galante ensemble onder Fabio Bondi die ik ter vergelijking uit de kast haalde. index |
|