CD-recensie

 

© Siebe Riedstra, april 2011

 

 

Bach – Italian Concertos (bewerkingen voor orgel)

 Concerto in a, BWV 593 (naar Vivaldi RV 522) – Concerto in d, BWV 596 (naar Vivaldi RV 565) – Concerto in C, BWV 595 (naar Prins Johann Ernst von Sachsen-Weimar) – Concerto in d, BWV 974 (naar Alessandro Marcello, Hoboconcert in d) – Concerto in G, BWV 592 (naar von Sachsen-Weimar) – Fuga in d, BWV 539 (naar Sonate in g, BWV 1001) – Concerto in C, BWV 594 (naar Vivaldi RV 208)

Matthias Havinga, orgel Lutherse Kerk te Kotka (Finland)

Brilliant Classics 94203 • 75' •

www.matthiashavinga.com


De Finse orgelmaker Martti Porthan bouwde voor de Lutherse Kerk in Kotka in 1998 een groot orgel dat in zijn factuur barok van opzet is. Het front van het instrument is duidelijk geïnspireerd door Silbermann en de toonhoogte is de oude ‘Chorton’, een halve toon hoger dan we vandaag de dag gewend zijn. Het is een fors instrument, met 44 registers, verdeeld over drie klavieren en pedaal. Het pedaal heeft een Untersatz 32’ – een favoriet in de registeropstellingen van J.S.Bach, zelfs voor niet al te grote instrumenten.

De vroede kerkvaderen van Kotka moeten gedacht hebben dat uit dit instrument meer te halen viel dan de begeleiding van de eredienst, en stelden de Kotka International Organ Competition in, een wedstrijd die in 2009 gewonnen werd door de Nederlandse organist Matthias Havinga. Onderdeel van de prijs was een cd-opname op het orgel van Kotka, en het resultaat is deze cd, uitgebracht op het label Brilliant.

Matthias Havinga (1983) studeerde orgel bij Jacques van Oortmerssen aan het Amsterdamse conservatorium, waar hij summa cum laude afstudeerde. Hij behaalde er ook zijn pianodiploma. Aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag studeerde hij kerkmuziek bij Jos van der Kooy. Onlangs werd hij benoemd tot beheerder en organist van het monumentale Bätz-orgel van de Ronde Lutherse Kerk te Amsterdam. Dat houdt in dat hij de zorg heeft over het welzijn van het instrument, en verantwoordelijk is voor de concerten die er worden verzorgd. De Ronde Lutherse is niet meer in gebruik voor kerkdiensten, maar maakt onderdeel uit van het Sonesta Hotel.

Terug naar Finland. Op een orgel met zo’n uiterlijk en bijbehorende klank ligt de repertoirekeuze voor de hand: Johann Sebastian Bach. Om nu eens niet de platgetreden paden van het obligate Bach-recital met zijn Toccata en Fuga en de Passaccaglia en Fuga te bewandelen, koos Havinga voor een wat minder bekend aspect van de grote meester: Bach de bewerker. Dat Bach als jongen uit nieuwsgierigheid orgelwerken van zijn grote voorgangers noot voor noot overschreef is één zijde van zijn ontwikkeling, een andere kant is de transcriptie van werken voor orkest naar het orgel. Bach deed dat met een aantal werken van Vivaldi, vooral uit L’Estro Armonico op. 3, Twaalf Concerten voor één, twee en vier violen en strijkorkest.
Het verhaal achter deze transcipties wordt door Havinga in zijn toelichting boeiend uit de doeken gedaan. Bach was tussen 1708 en 1714 werkzaam in Weimar, waar de Hertog van Saksen-Weimar zijn broodheer was. De Hertog had een halfbroer, Prins Johann Ernst von Sachsen Weimar, die uitstekend viool speelde en componeerde (hij overleed helaas op negentienjarige leeftijd). Die Prins bracht in 1713 een bezoek aan Amsterdam, destijds een belangrijk centrum voor muziekuitgevers. Hij ontmoette daar de blinde organist van de Nieuwe Kerk, Jan Jacob de Graaf, die bekend stond om zijn uitvoeringen van transcripties van Italiaanse concerten. Bij zijn terugkeer naar Weimar bracht de Prins niet alleen een enorme hoeveelheid Franse en Italiaanse orkestmuziek mee, maar ook het idee van de transcriptie van die muziek naar het orgel. Bach transcribeerde niet alleen Vivaldi en Marcello, maar ook twee concerten van de Prins.

Matthias Havinga baseert zijn ideeën over deze concerten niet op bestaande modellen. De kleurrijke versieringen van Ton Koopman hebben hem niet kunnen verleiden ook zoiets te proberen, en de massieve registraties van Gerhard Weinberger al evenmin. Havinga kiest voor een sobere aanpak waar het ornamentatie en registratie betreft, maar weet zijn eigen gedachten uiterst smaakvol en al even muzikaal vorm te geven. Hij veroorlooft zichzelf het rubato dat momenteel opgeld doet onder jongere klavierspelers, of ze nu piano, cembalo of orgel spelen. Daarin wordt de polsslag gemakkelijker verschoven, en ontstaat er ruimte voor een ritmische vrijheid die we in een grijs verleden wel eens betitelden als ‘zwijmelen’. Andere tijden, andere zeden.
Dat neemt niet weg dat Matthias Havinga hier een overtuigend debuut presenteert. De opname heeft moeite met de iets te ruime akoestiek voor deze kamermuzikaal ontworpen partituren, maar dat is onvermijdelijk, we zijn tenslotte in de kerk. De uitstekende toelichting is door Havinga zelf verzorgd. Het beste nieuws bewaren we voor het laatst: binnenkort komt er een tweede cd uit, met als thema de passacaglia. Ook die van Jan Welmers, een groot componist met een veel te klein publiek. Ik kan niet wachten.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links