CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2023

Nicolas van Poucke - The Schumann Collection Vol. 2

Schumann: Gesänge der Frühe op. 133 - Kreisleriana op. 16 - Davidsbündlertänze op. 6 - Geiservarationen WoO 24
TRPTK TTK0107 • 1.53' • (2 sacd's)
Opname: okt. 2022, MCO, Studio 1, Hilversum

 

Het merendeel van Schumanns pianowerken heeft de eigenschappen van een miniatuur, doorgaans gevat in een cyclus of soms in een grotere vorm gegoten. De enige significante uitzondering vormen de drie pianosonates, die het qua populariteit - zowel discografisch als op het concertpodium - evenwel tegen die zo typische karakterstukken moeten afleggen. Of dat wel zo terecht is? Daarover gaat deze recensie niet.

Die miniaturen zijn zowel op zichzelf als geïntegreerd zonder enige twijfel ware meesterwerken, met in alfabetische volgorde de Abegg-variaties, Arabeske, Carnaval, Davidsbündlertänze, Études symhoniques, Humoreske, Kinderszenen, Kreisleriana, Noveletten, Papillons, Romanzen en Waldszenen, met daarnaast een niet te versmaden ‘uitstapje' naar Faschingsschwank aus Wien. Het is muziek die de verbeelding voortdurend aan het woord laat en die de pianist naar eigen inzicht dient te ‘vertalen' naar een verhalende interpretatie.

'Traumes Wirren'
Het nageslacht is met die ene prangende vraag achtergebleven: waarom de componist in zijn muziek spanning en ontspanning ieder zo'n onevenredige rol heeft toebedeeld, met zijn pianostukken als lichtend voorbeeld, met hun diep gewortelde gespletenheid, het geworstel rond harmonie en disharmonie, het zo sterk aangezette contrast tussen innerlijk en uiterlijk, met menigmaal veel verwarring tot gevolg. Niet de vorm maar de inhoud is dan voor Schumann bepalend, zijn grote voorbeeld Beethoven ten spijt. Sommigen hebben er een passende term voor bedacht, analoog aan het zevende deeltje van de Fantasiestücke op. 12: ‘Traumes Wirren'. Alsof zes andere titels in deze context al niet veelzeggend zijn: ‘Aufschwung', ‘Warum'?, ‘Grillen', ‘In der Nacht', ‘Fabel' en ‘Ende vom Lied'.

Zijn muziek als weerspiegeling van wat hem innerlijk sterk bewoog, met de blik gericht op de verschillende kunstvormen van zijn tijd; met zijn hang naar met name de romantisch getinte poëzie, zijn grote belangstelling voor filosofie en literatuur, en natuurlijk was daar het muziekleven dat hem van alle kanten omringde en waarin hij ook als tevens literair begaafd criticus zijn mannetje bepaald wel stond.

Maar er was ook die droomwereld die hem omspoelde, en die mede een uitweg vond in in het domein van het evocatieve miniatuur. Een wereld ook waarin twee imaginaire zielen om voorrang streden: Eusebius en Florestan, maar ook wég van de grauwe middelmaat en kleinzieligheid, de moeizame weg omhoog naar het hogere in de kunst, als de vurige, enthousiaste Robert, voorvechter van progressieve klanken en nieuwe ideeën, schepper van diepzinnige lyriek, 'dichter in tonen'. Het was de 'Davidsbund' ten voeten uit, in een leven dat niet in geringe mate werd beheerst door conflicten, twijfel, tegenstand, visioenen, met de tijd toenemende verwarring en dan als slotakkoord verblijf en dood in een psychiatrische kliniek.

Muzikaal dagboek
Dat deels behoorlijk verwrongen beeld komt misschien nog het beste tot uitdrukking in zijn pianowerken, waarin de strikte vorm ondergeschikt is gemaakt aan het voor hem hoogste doel: betoverende sfeertekeningen (wat het nog geen programmamuziek maakt). Een vorm overigens die in het miniatuur maar ook in de fantasie sowieso een lossere hand verdraagt dan de sonate, Zonder al te knellende banden en gericht op inventie worden we geconfronteerd met muziek die wordt gedreven door de meest uiteenlopende gevoelsstemmingen, reikend van de puurste naar binnen gekeerde lyriek-in-tonen naar het groteske, verwilderde, bizarre, maar ook van het gepassioneerde en energieke naar het verstilde, van het sombere of melancholieke naar het ronduit overmoedige. Het lijkt daardoor, zoals wel is opgemerkt, muziek met de contouren van een niet nader te duiden dagboek. Muziek die in expressief opzicht van een diep verankerde gelaagdheid getuigt. Wie in zijn correspondentie grasduint komt zowel dichter bij de componist als bij zijn muziek: de door de Duitse uitgeverij Dohr uitgebrachte Schumann Briefedition mag in dit verband op zijn minst een 'eye & ear opener' worden genoemd.

Voetangels en klemmen
De conclusie lijkt onontkoombaar dat deze zo grillige en tegelijkertijd zo weerbarstige muziek voor de pianist een ongekend aantal voetangels en klemmen in het vooruitzicht stelt. Dat begint al bij de techniek, want Schumann kende zijn instrument letterlijk van binnen en van buiten, waarna vervolgens – als die is ‘gemeistert' – de interpretatie, waarin de musicus zijn gehoor moet meenemen naar dat zo bijzondere universum, naar Schumanns 'Geisteswelt'.

Zonder al te diep in het verleden te willen duiken is een van de weinige musici die dat universum, dat unieke mengsel van allegorie en metafoor, het beste hebben verkend de Roemeense pianist Radu Lupu (1945-2022). Zijn vertolkingen staan nog steeds bovenaan mijn lijstje, waar ook al járenlang de - jonge! - Martha Argerich haar vaste plekje heeft.

Holliger
In een geheel ander scenario is daar de Zwitserse hoboïst, componist en dirigent Heinz Holliger die ons op wel heel bijzondere wijze toegang heeft verschaft tot die zo aparte ‘Geisteswelt', uitsluitend met zijn muziek en met behulp van de daarin ingevlochten lyriek van Friedrich Hölderlin naast de observaties van Bettina von Arnim. In zijn Gesänge der Frühe (voor koor, orkest en toonband) worden de verschillende lagen aangeboord, doorspekt met Schumann-citaten en daarmee contrasterend uittreksels uit sectierapporten, dit alles geplaatst in een bijna spookachtig uit de tijd gelicht spiegelbeeld, in een proces dat verloopt van constructie naar deconstructie, tot alles bijna letterlijk uit elkaar valt. Holligers eigen muzikale ‘commentaar' fungeert als momentum van de immense afstand tussen het creatieve en het fatale, het dichterlijke en het waanzinnige, het transparante en het ondoordringbare. Klank en ruis, vergeestelijking en ontgeestelijking, met inbegrip van Hölderlins waanzinlyriek vanuit diens torenkamer van Tübingen als muzikaal vormgegeven realiteit (die ook Schumann trof), en niet als slechts een kunstzinnige stijlfiguur. Zelfs Hölderlins eigen tafelpiano ontbreekt niet in Holligers concept: de vleugel klinkt 'verstimmt'.

Aldus komt Holligers Schumann-bijdrage grosso modo neer op een muzikaal-biografische beschrijving die veel meer is dan een complement op wat we gemeenlijk in de literatuur over leven en werk Robert Schumann aantreffen; met uitzondering wellicht van Peter Gülkes Robert Schumann, Glück und Elend der Romantik.

Nicolas van Poucke
In de herfst van 2020 verscheen op het Nederlandse muzieklabel TRPTK het Schumann-debuut van de Nederlandse pianist Nicolas van Poucke (*1992). Ik was er bijzonder van onder de indruk (u vindt hier de recensie).

Wat mij toen onder meer opviel was hoe treffend de pianist de gespletenheid in de muziek tot uitdrukking wist te brengen, zowel in Carnaval als in de 8 Fantasiestücke. Dat deze ogenschijnlijk zo poëtische muziek gevatte onder zijn handen een grensoverschrijdende lading meekreeg. Het intieme en geriefelijke van huis en haard scherp contrasterend met de turbulente en menigmaal zelfs explosieve fantasiewereld van Florestan. Zoals het ook sterk opviel dat bij Van Poucke vorm en inhoud moeiteloos mochten samenvallen en dat de los van elkaar fungerende karakterschetsen geen verbrokkelde indruk achterlieten. Het fragmentarische toch 'geframed', een prestatie van de bovenste plank. Zoals ook zijn Chopin (beide componisten werden in hetzelfde jaar geboren: 1810) een volkomen schot in de roos bleek.

Deze Amsterdamse pianist kent 'zijn' Schumann, even onmiskenbaar als alom overtuigend, zoals ook dit nieuwe dubbelalbum, dat als deel 2 is gelanceerd, opnieuw bewijst. En als ik er toch 'iets' uit zou willen lichten, dan zijn het de - niet van een opusnummer voorziene - 'Geistervariationen' uit 1854, de naam ervan ontleend aan de waanvoorstellingen die de componist meer en meer plaagden, waaronder het engelengezang dat hem voortdurend uit zijn slaap hield. Het waren diezelfde engelen die hem 's nachts het 'Geisterthema' influisterden, waarna kort daarop de vijf variaties zomaar uit zijn pen vloeiden. Van Poucke maakt er een ware parel van, met het thema onder zijn handen écht 'Leise, innig', de schaduwtinten toch prachtig van kleur, met als een absoluut hoogtepunt de derde variatie ('Etwas belebter') met dat fabuleuze, zo sterk contrasterende wisselspel tussen linker- en rechterhand.

Nodeloos te zeggen dat opnameproducer Brendon Heinst samen met pianotechnicus Charles Rademaker voor een schitterende opname hebben gezorgd. Van Poucke mag dan een vinylenthousiast in muzikaal hart en nieren zijn, hij zal er ongetwijfeld heel blij van zijn geworden. Er kan voor een musicus immers niets mooier zijn dan dat hij alle details van zijn spel in de opname terug herkent.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links