CD-recensie
© Aart van der Wal, oktober 2020 |
De lp boven alles, zo luidde nog niet zo lang geleden ongeveer het adagium van Nicolas van Poucke. Van de cd moest hij in ieder geval niet veel (meer) hebben, zo luidde zijn boodschap aan mij. Maar het tij is duidelijk veranderd, waarschijnlijk ingegeven door Brendon Heinst van TRPTK die voor dit eerste Schumann-album de best denkbare opnametechniek, state-of-the-art, van stal haalde. Zijn bijzonder geslaagde Chopin-album (hier besproken) werd uitsluitend op lp uitgebracht, al beschikte hij, zo bleek tijdens onze mailwisseling, wel degelijk over de 'master' in 96kHz, 24-bit (die ik danook prompt van hem kreeg toegestuurd toen ik ernaar vroeg). Van Poucke behoorde toen duidelijk tot het kamp van de fervente aanhangers van de lp, waar overigens niets mis mee is. Ook hij huldigde de opvatting dat de digitale techniek de muziek van haar natuurlijke warmte beroofde, uitgesproken kil en onaangenaam overkwam. Op de talloze hifi-fora wordt over dit onderwerp tussen voor- en tegenstanders nog steeds heftig gediscussieerd, met zo op het oog evenzovele voor- als tegenstanders. Na zijn Chopin-album heeft Van Poucke zich ditmaal aan Schumann gezet en afgaande op de titel van het album: The Schumann Collection Vol. 1, wacht ons nog meer Schumann. Ook mm dat vervolg hoeft, denk ik, gelukkig niemand rouwig te zijn want Van Poucke weet in deze romantische pianowerken bijzonder goed de weg: dit is muziek die hem uitstekend ligt. Zoals dat toen ook voor de pianowerken van Chopin gold. Het bevestigt nog maar eens dat artistiek succes het doorgaans niet zonder zelfkennis kan stellen. Kortom, in stilistisch opzicht valt er veel te genieten dankzij dit spel van een Nederlandse pianist die de techniek al lang en breed voorbij is en aldus de inhoudelijke kant van deze partituren tot het zijne heeft weten te maken; en daarmee ook tot die van ons, muziekliefhebbers. Zijn Schumann-album heeft al de positieve kenmerken van zijn Chopin-recital, al spreekt het vanzelf dat hij de pianowerken van de beide componisten uiteraard anders worden 'behandeld'. Opnieuw is er die intense concentratie en de bereidheid om binnen de afgebakende grenzen van de partituur (verantwoorde!) risico's te nemen. De talloze details worden fraai en overtuigend uitgelicht, de versnellingen en vertragingen, melodische en harmonische accenten komen tot stand vanuit een eerst goed overdacht concept. Het gehele discours onderstreept het unieke karakter ervan. Treffend is ook hoezeer Van Poucke de gespletenheid in deze muziek tot uitdrukking brengt, zowel in 'Carnaval' als in de (8) 'Fantasiestücke'. Hij maakt met grote overtuiging en expressief engagement duidelijk dat dit muziek is waarin traditionele grenzen worden overschreden en er zonneklaar vanaf straalt dat het Duits-romantische idealisme zijn langste tijd nu toch wel heeft gehad. In muziek gevatte evocaties die, zoals in 'Carnaval', onder de handen van Schumann maar ook die van Van Poucke een niet mis te verstane, grensoverschrijdende lading meekrijgt. scherp laverend tussen de aan de bedachtzame Eusebius en de turbulente Florestan ontleende fantasiewereld. Bij Van Poucke vallen vorm en inhoud van deze karakterstukken (ze stammen uit Schumanns 'vroege' periode, 1835-1839) moeiteloos op hun plaats. Dat geldt zowel voor 'Carnaval' (de aan de 21 deeltjes meegegeven subtitel spreekt eigenlijk voor zich: 'Scènes mignonnes sur quatre notes') als van de meer los van elkaar staande karakterschetsen van op. 12 ('Fantasiestücke') komen onder zijn handen fraai tot gelding. Indrukwekkend is ook Van Pouckes zicht op het als dauw glinsterende slotstuk: de (over)bekende 'Arabeske', waarover de componist zelf opmerkte het niet meer te vinden dan een teer salonstukje, zwak en stilistisch lichtvoetig. Van Poucke weet er desondanks veel van te maken, precies zoals het stuk moet klinken: 'leicht und zart'. Ik heb de laatste ontwikkelingen op het gebied van de opnametechniek niet bijgehouden, maar het zal voor de kenners van dit metier ongetwijfeld volstaan dat dit album werd opgenomen in DXD 352.8 32-bit en dat de muziekliefhebber niets anders hoeft te weten dan dat de Steinway D-274 met groot gezag uit de luidsprekers komt. De cover-foto van Maarten Kools is een pláátje met alle eigenschappen van een negentiende-eeuwse portretschildering. Toeval? index |
|