CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2011

 

 

Schumann: Humoreske op. 20 - Gesänge der Frühe op. 133

Schumann/Anderszewski:
Sechs Studien in kanonischer Form
(Studien für den Pedalflügel) op.56

Piotr Anderszewski (piano)

Virgin Classics 948625 2 • 64' •

 

 


Het is bekend dat de Poolse pianist Piotr Anderszewski (1969) geen haast maakt met het maken van opnamen. Integendeel, hij neemt er ruimschoots de tijd voor, maar het is te simpel om daar dan maar aan toe te voegen dat het daardoor slechts goud is wat er blinkt. Alsof het maken van veel opnamen het muzikale eindresultaat op de een of andere manier in de weg zou staan. Anderszewski’s pianistiek is vlekkeloos; en niet alleen in de studio, maar ook in zijn live-opnamen. Maar ook dat is vandaag de dag geen uitzonderlijk wapenfeit meer. Het wemelt intussen van de pianisten die technisch net zo goed zijn toegerust als Anderszewski. Maar wat de meeste van hen niet te bieden hebben en Anderszewski wel is dat heel bijzondere, dat unieke, dat volstrekt eigene dat met de ogen dicht kan worden herkend: hier speelt Piotr Anderszewski! Er zijn meer pianisten waarbij ik dit herken: Rachmaninov, Horowitz, Schnabel, Cortot, Cziffra, Lipatti, Haskil en Volodos, om er enige te noemen. Hun spel is onuitwisselbaar. Hoe kan dit worden verklaard? Er bestaat geen computerprogramma dat de helpende hand kan bieden en wie wil rekenen? Want ook in de muziek kan worden gerekend. Muziek heeft immers alles te maken met tijdsduur, met notenwaarden, met de lengte van rusten, met pauzes, met hele kleine, vaak zelfs minuscule vertragingen of juist versnellingen. Maar wie echt wil rekenen, rekent zich suf.

Anderszewski is net zo ongrijpbaar als zijn grote voorgangers. Met een volkomen vanzelfsprekende rust doseert hij zijn onvergelijkelijke liefdespoëzie of tragiek, vreugde of verdriet, verzet of aanvaarding, drama of lyriek. Hij is de musicus van het verhaal dat hij doorlopend wil vertellen, moet vertellen, zonder een zweem van goedkope sentimentaliteit, rechtstreeks van hart tot hart. Wie zo kan spelen kan volgens mij de hele wereld aan.

Het klinkt zo goedkoop, dat de zes droefgeestige Humoresken op zijn lijf geschreven zijn, want dat zou mogelijk impliceren dat Anderszewski net als Schumann melancholiek is. Of het zo is? We krijgen tenminste een aanwijzing in de dvd-documentaire Unquiet traveller die Bruno Monsaingeon over de grote pianist maakte (klik hier). Maar hoe het ook zij, Anderszewski kan zich zonder enige moeite in Schumanns rijke maar niet zelden duistere gedachtewereld verplaatsen. Het was een wereld waarin Schumann een belangrijke plaats voor Clara Wieck had ingeruimd, waarin hij grootse plannen met haar koesterde, maar die haar vader voortdurend dwarsboomde. We schrijven 1839, het paar was heimelijk verloofd en het enige uitzicht op een huwelijk moest een jaar later van de rechtbank komen.

Natuurlijk, Schumann was te zeer een echte componist om zich in zijn muziek ongeremd over te geven aan gevoelens van frustratie, woede en tragiek. Muziek zonder vorm is geen muziek in de klassieke betekenis, maar niet meer dan een ongestructureerde emotionele uiting. Vormloos zijn deze zes deeltjes danook niet, maar toch heeft Schumann het klassieke vormschema doelbewust losgelaten om voorrang te geven aan de meer directe uitwerking van zijn stemmingen. De door Schumann bewust gecreëerde afstand tussen hem en zijn toehoorder blijft weliswaar behouden, maar soms is het net op de grens, wankelt de balans en dreigt een uiterst expressief kantelpunt de structuur naar omlaag te trekken. Dan is er vervolgens Anderszewski die uiterst soepel maar tot in zijn vezels geconcentreerd meedeint, meewankelt, mee omlaag dreigt te storten, maar zich dan weer Schumanns droomwereld laat binnnenvoeren, hij even gelukzalig mag dromen, alvorens hij zich met de componist in een kolkende maalstroom lijkt te gaan verliezen en de noten alleen nog met een uiterste krachtinspanning boven water kunnen worden gehouden, waarna uiteindelijk – wat een contrast! – de weg naar de lyriek openligt. In deze stukken is het alsof Anderszewski steeds weer vol verbazing Schumanns ongekende oorspronkelijkheid omarmt, terwijl hij evenals de toondichter heer en meester blijft over de materie.

De Gesänge der Frühe brengen opnieuw Schumanns sterk persoonlijk getinte melancholie aan de oppervlakte. Maar nu is het niet meer zijn liefde voor Clara die door haar vader wordt betwist, maar zijn eigen bestaan, zijn zijn. We schrijven november 1853, de geestelijke ineenstorting is nabij, zoals het afscheid van zijn muze al zijn opwachting maakt. Schumann is pas 44 en staat voor zijn laatste periode van vertwijfeling. Op 26 februari 1854 zal hij een zelfmoordpoging ondernemen die mislukt. De Gesänge lijken vervuld van een resignerende distantie, een in muziek gevat beeld van de dageraad, maar meer als gevoel dan als beeld. De pure eenvoud van het muzikale discours roept de sfeer van afscheid op, maar ook dat nog niet alles is gezegd, terwijl alles is gezegd. Een koraalmelodie die geen vertroosting biedt, galopperende akkoorden die in het niets verdwijnen, het sublieme slot waarin de geest zich lijkt los te maken. Iedere noot heeft onder de handen van Anderszewski iets onvervangbaars, alsof het traject slechts eenmaal kan worden gelopen. Alsof hij in tonen wil uitdrukken: zo is het leven toch?

Schumann kreeg in 1845 een zogenaamde ‘Pedalflügel’ thuisbezorgd waarvan hij de speltechnische en klankmogelijkheden wilde onderzoeken. Volgens Clara had het instrument maar liefst 29 pedalen. Een pedaalvleugel is niets anders dan een piano of vleugel met daaronder, zoals bij het orgel, een pedaalklavier. Natuurlijk zag Schumann de vele nieuwe contrapuntische mogelijkheden van het instrument, want met zoveel pedalen kon de meerstemmigheid – net als op het orgel – enorm worden uitgebreid. Schumann begon al snel de pedaalvleugel voor allerlei contrapuntische studies te gebruiken en ze samen met Clara ook te spelen. En omdat Bach al jarenlang zijn grote voorbeeld was componeerde hij speciaal voor de pedaalvleugel een zestal fuga’s op de naam BACH (zijn op. 60). Kort daarvoor had hij - eveneens in de geest van Bach - zijn Sechs Studien in kanonischer Form op. 56 (op deze cd aangeduid met Studien für den Pedalflügel) voltooid. Bach was in huize Schumann nooit ver weg. Van de zes canons zou Debussy later een transcriptie voor twee piano's vervaardigen, zoals Anderszewski er kortgeleden een eigen bewerking van heeft gemaakt. Soeverein en met zijn ondefinieerbare affiniteit met de veelzijdige stilistische eigenschappen van deze stukken is ook in deze zes studies Anderszewski op zijn best. De in maart en augustus 2010 in de Filharmonie in Warschau gemaakte opnamen blinken uit in helderheid en sonoriteit. Een prachtige registratie van een in alle opzichten superieur recital.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links