CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2012
|
Het Strijkkwintet gaat door merg en been. Het is een werk uit Schuberts laatste levensjaar dat niemand eigenlijk onberoerd kan laten. Zelden in een werk van Schubert is zozeer sprake van licht- en schaduwwerking, van drama en van diepe innerlijke beschouwing. Het is tevens een van de laatste uitingen van Schuberts 'Lebensstürme' en daarmee tevens een waar testament op het gebied van de kamermuziek. Dit is muziek waarin de vijf musici echt alle remmen los moeten gaan, de strijkstok heel fors moeten hanteren en bijna onbelemmerd (ik zou bijna zeggen onbekommerd, als dit werk niet zo diep en diep tragische contouren zou hebben). Maar helaas, dat is nu precies wat dit wereldvermaarde ensemble (dat volgens mij al in het begin van de jaren zeventig grote successen boekte) niet doet. Er is geen groter contrast denkbaar dan tussen de uitvoering door het Britse Belcea Quartet (klik hier), die bijna op het roekeloze af alle braafheid ver achter zich laat, terwijl het Tokyo er blijkbaar veel liever een keurige stijloefening van maakt die zelfs niet in de buurt komt van de expressieve gloed van de Engelse collega's. Niet alleen de hoekdelen, maar ook het Scherzo lijdt onder deze deugdzame benadering. Luister maar eens vanaf 3:55 minuten in track 3 hoe weinig contrastwerking en emotionele diepte in deze uitvoering schuilt. Over de gehele linie gaaf en uitgebalanceerd spel, dat wel. Merkwaardig overigens dat het hoofdthema van het slotdeel nu weer juist zo zwaar wordt aangezet en dientengevolge lichtvoetig noch veerkrachtig is. Ook elders valt dat op: wat zo breekbaar kan klinken werkt in deze uitvoering uitgesproken ontnuchterend. index |
|