CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2010

 

 

Schubert: Strijkkwartet nr. 14 in d, D 810
(Der Tod und das Mädchen) - nr. 15 in G, D 887 - Strijkkwintet in C, D 956.

Belcea Quartet, Valentin Erben (cello - D 956).

EMI Classics 9 67025 2 • 76' + 75' • (2 cd's)

www.belceaquartet.com

 


Hoe creatief kan een mens zijn die fysiek en financieel met de rug tegen de muur staat? Misschien is het Beethoven wel die - althans wat de muziek betreft - een antwoord op die vraag mogelijk maakt. Op 6 oktober 1802 schreef hij in Heiligenstadt het volgende:

[...] obschon, vom Triebe zur Gesellschaft manchmal hingerissen, ich mich dazu verleiten ließ, aber welche Demüthigung wenn jemand neben mir stund und von weitem eine Flöte hörte und ich nichts hörte, oder jemand den Hirten Singen hörte, und ich auch nichts hörte, / solche Ereignisse brachten mir nahe an Verzweiflung, es fehlte wenig, und ich endigte selbst mein Leben - nur sie die Kunst, sie hielt mich zurück, ach es dünkte mir unmöglich, die Welt eher zu verlassen, bis ich das alles hervorgebracht, wozu ich mich aufgelegt fühlte, und so fristete ich dieses elende Leben - wahrhaft elend, einen so reizbaren Körper, daß eine etwas schnelle Verändrung mich aus dem Besten Zustande in den schlechtesten versezen kann - Geduld - so heist es, Sie muß ich nun zur führerin wählen, ich habe es - daurend hoffe ich, soll mein Entschluß sejn, aus zu harren, bis es den unerbittlichen Parzen gefällt, den Faden zu brechen, vielleicht geht's besser, vielleicht nicht, ich bin gefaßt - schon in meinem 28 Jahre gezwungen Philosoph zu werden, es ist nicht leicht, für den Künstler schwerer als für irgend jemand [...]

Tja, wat is er eigenlijk (nog) erger voor een componist, een musicus dan zijn gehoor te verliezen? Trouwens, wie neemt hem als componist, als musicus dan eigenlijk nog serieus? Er lijkt niets beters voorhanden dan hierover zo lang mogelijk te zwijgen als het graf... Maar wat schiep Beethoven in die tijd niet allemaal! We kennen die werken, stuk voor stuk, maat voor maat. Ze zijn binnen ons westerse culturele erfgoed van het hoogste belang.

En Schubert? Rond 1822 was er dat uitstapje dat het begin was van zijn ondergang: syfilis had zich in zijn lijf genesteld. Armlastig als altijd worstelde hij met het uitblijven van de erkenning voor zijn kamermuziek, zijn symfonieën en zijn grote vocale en theaterwerken. Ach, dat grote werk was toch niets voor hem, dat in vele ogen zo onooglijke biedermeiertje? Wat stelde Schuberts muziek eigenlijk überhaupt voor? Jazeker, hij kon mooie dansen, Ländler schrijven, zijn stukken voor piano vierhandig vonden bij menigeen een plaatsje op of naast het klavier, maar verder? Franz Peter Schubert was alleen het genie binnen een nauwe kring van vrienden die hem door dik en door dun steunden. De Schubert van de 'Schubertiaden', niet de Schubert van de symfonieën. Nauwelijks twintig had hij al een zestal gecomponeerd, maar niemand die ze horen wilde. Een orkestje, samengesteld uit vrienden en bekenden, ging ermee aan de slag, maar het grote publiek bereikten deze meesterwerken toen niet. Aan het einde van zijn leven bleven de manuscripten van zijn laatste drie pianosonates D 958, 959 en 960, het Strijkkwartet D 887 en het Strijkkwintet D 956 evenals zijn grootse Winterreise aan het publieke oog onttrokken. Ach ja, dan waren er nog die wonderbaarlijke liederen die Schubert nog voor de poorten van de dood had weggesleept, op het breukvlak van leven en sterven. Ze werden kort na zijn dood door een slimme uitgever als Schwanengesang uitgegeven, met dank aan Franz' broer Ferdinand. Het zijn stuk voor stuk werken die behoren tot het grootste dat Schubert componeerde. Pas geruime tijd na zijn dood, op 19 november 1828, werden ze geleidelijk aan bekend.

Heeft het zin om een werk van Schubert te benoemen als zijn mooiste, diepgravendste, meest omvattende? Nee, dat is zinloos. We duiken dan onvervaard in het puur subjectieve en dat kunnen we beter niet doen. Wel mogen we zeggen dat de tekst van Grillparzer op Schuberts grafsteen ver bezijden de waarheid is. Tenminste, zoals we er nu over denken.

Alfred Brendel bij het graf van Franz Schubert, met de bekende tekst van Franz Grillparzer (1791-1872).

Want laten we wel zijn: Schubert had álle denkbare 'Hoffnungen' tijdens zijn leven ingelost. Zelfs meer dan dat. Ondanks zijn 31 jaren liet hij ons een gigantisch oeuvre na dat tot een van de belangrijkste ijkpunten binnen onze muziekgeschiedenis moet worden gerekend. Het is een platitude maar wel waar: zónder Schuberts muziek zou onze wereld er een stuk armer uitzien. Die arme Schubert bracht schatten voort, in een koortsachtig werktempo en zonder creatief te verslappen. En dan nog 'viel schoenere Hoffnungen'?

Over schatten gesproken! Het Belcea Kwartet, in het Strijkkwintet D 956 gesteund door de cellist Valentin Erben lijkt er in te grossieren. Muzikaal gesproken dan. Hun concerten zorgen wereldwijd voor stormen van enthousiasme en het merendeel van hun vele cd's viel in de prijzen. Hun Schubert? Die is in een woord weergaloos, zonder een spoortje routine, maar integendeel, steeds weer op zoek naar die extra impuls, die het gewone van het bijzondere onderscheidt. En dat lukt, maat na maat, deel na deel. Op deze twee cd's vinden we de mooiste vertolkingen van drie van de mooiste werken uit de kamermuziekliteratuur. Het liefdevolle, de gloed, de warmte, de kracht van de gevoelsuitdrukking, het is er allemaal in bij wijze van spreken edere op- en afstreek, iedere vingerzetting, iedere dynamische nuance. Hier is een jonge generatie aan het woord die qua spel en inlevingsvermogen de ware meesterhand verraadt zonder schoonheid als doel te degraderen. Wie raakt niet diep onder de indruk van de symfonische proporties van het sombere Strijkkwartet in d (de titel 'Der Tod und das Mädchen' is niet van Schubert zelf en verwijst naar het tweede deel, een Andante met vijf variaties op het thema in de pianopartij van het gelijknamige lied). Zelfs dudanig symfonisch dat het Mahler inspireerde tot een versie voor strijkorkest? En wie houdt zijn emoties eigenlijk nog binnenboord tijdens het luisteren naar het Adagio van het Strijkkwintet? Het is tevens een demonstratie van het exemplarische fraseringsniveau van dit ensemble.

De in mei en juni 2009 gemaakte opnamen in Potton Hall in Suffolk behoren tot de beste die ik ooit van een strijkkwartet hoorde. Geen spoortje scherpte, maar met volkomen heldere hoofd- en nevenstemmen, warmbloedig en toch met een definitie om u tegen te zeggen. Dat de eerste cd eindigt met het openingsdeel, Allegro molto moderato, van D 887 (het Strijkkwintet gaat eraan vooraf) vind ik geen enkel bezwaar. Tijdens een live-uitvoering wordt dan normaal gesproken door het ensemble gestemd, alvorens het Andante in te zetten. In ieder geval is dit zo'n uitgave die in de hoogste prijzen behoort te vallen!

Het Belcea Kwartet

index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links