CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2023 |
Het liedduo Konstantin Krimmel en Daniel Heide levert met dit nieuwe album een fraaie ‘Müllerin' af in een weliswaar inmiddels sterk overgedoseerd discografisch veld, waarin bovendien de meest uiteenlopende stemtypes (dames en heren) zich over deze cyclus hebben gebogen; al heeft Schubert de cyclus duidelijk voor een (lichte) tenor bestemd. Het (kunst)lied biedt de interpreet voldoende gelegenheid voor een eigen expressieve invulling, maar die mogelijkheid neemt nog verder toe als sprake is van partituren die niet al te detailrijk zijn uitgedost. Hetgeen in die van Schubert zeker het geval is. Schubert schreef zijn liederen immers voornamelijk voor uitvoering in de eigen intieme kring, veelal in zijn bijzijn, waarbij een bekende naam steeds weer opdoemt: die van Johann Vogel, die veel van Schuberts liederen zong terwijl de inkt bij wijze van spreken nog maar nauwelijks droog was. Hij had weliswaar een baritonstem, maar wel een met een groot bereik. Waar we, wat de voordrachtdetaillering betreft, nu misschien naar snakken, was toen de gewoonste zaak van de wereld, ‘gesneden koek' als het ware. Alvorens ik mij tot het beluisteren van deze uitgave zette had ik van Krimmels vertolkingskunst al hoge verwachtingen, want ik hoorde hem al eerder; en niet alleen het liedrepertoire. Zo was hij dit jaar nog te horen tijdens het Internationale Lied Festival in Zeist, maar ook op onze site vindt u meerdere besprekingen van Krimmels zangkunst. Krimmel benadert de muziek die hij onder handen heeft uiterst gewetensvol, houdt zich aldus verre van ‘maniertjes', maar stelt zijn bepaald niet geringe vocale vocabulaire geheel ten dienste van de componist die in zijn beleving – terecht! – op de eerste plaats komt. Voeg daarbij dat hij het met de pianist Daniel Heide, een veelgevraagde liedbegeleider die zijn spel moeiteloos aan de zanger aanpast maar ook een eigen inbreng demonstreert (hij begeleidde in mei 2020 de bariton Adrès Schuen in dezelfde cyclus: klik hier voor mijn recensie), uitstekend getroffen heeft en de slotconclusie kan niet anders zijn dan dat dit album in termen van liedkunst hoge ogen gooit: de versmaten staan als een huis, de evocatieve vrijheid is zonneklaar en de spanningscarrousel meesterlijk getroffen. Het is een uitvoering die daarom nog lang naresoneert. Aardig is ook dat Krimmel zelf de (uitstekende!) toelichting heeft verzorgd, helaas nog steeds meer uitzondering dan regel. Kortom: aanbevolen! index |
|