CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2011

 

 

Nordic Sounds 1

(S.-D.) Sandström: Lobet den Herrn (2003) - Ave Maria (1994) - Hear my prayer, o Lord (1986) - Es ist genug (1986) - A new song of love (2009) - Laudamus te (1993) - Agnus Dei (1981) - Singet dem Herrn (2003)

Swedish Radio Choir o.l.v. Peter Dijkstra

Channel Classics CCS SA 29910 • 64' • (sacd)

www.channelclassics.com


De internationale doorbraak van de Zweedse componist Sven-David Sandström (1942) kwam in 1974, toen zijn twee jaar eerder geschreven orkestwerk Durch und Durch uit 1972 als een eigentijds meesterwerk werd herkend en in Amsterdam aan een ware zegetocht begon. Maar nog niet zo heel lang geleden, in juni 2009, stond een ander werk van Sandström bij ons in de belangstelling, ditmaal in de Haarlemse St.-Bavo, waar het Groot Omroepkoor onder zijn chef-dirigent Celso Antunes de wereldpremière gaf van Drei Gedichte von Egon Schiele. Sandström had het werk speciaal voor het koor in het kader van de Haarlemse Koorbiënnale gecomponeerd. Ook dit stuk, dat slechts twintig minuten duurt, maakte toen diepe indruk.

Het was echter Requiem, Stumm sprechen die beraubten Erinnerungen (in het Zweeds De ur alla minnen fallna) uit 1979 dat Sandström min of meer op slag tot de beroemdste componist van Zweden maakte, met dirigent Leif Segerstam als een van zijn warmste pleitbezorgers. Afgezien van de door merg en been gaande muziek was het thema er ook naar: die merkwaardige menselijke eigenschap om de gruwelijkheden van de oorlog (met name de moord op de joodse en zigeunerkinderen door de nazi's) uit het collectieve geheugen weg te bannen en tegelijkertijd het daarbij gedemonstreerde onvermogen om met dat vreselijke verleden alsnog op een menswaardige manier af te rekenen. De uiterst merkwaardige gedachte ook dat door verdringing met een schone lei kan worden begonnen, alsof die inktzwarte bladzijden uit de geschiedenis geen uiterste krachtinspanning zouden vergen om daarmee eerst in het reine proberen te komen. Het is Sandströms onverbloemde aanklacht tegen de onverschilligheid die maar al te vaak reeds de kiem van het l'histoire se répète in zich draagt. Het is een proces dat van alle tijden is en her en der nog steeds zijn onverkwikkelijke rol speelt, en niet eens zo ver van huis, zoals bijvoorbeeld in de Balkan.

 
  Sven-David Sandström

Het Requiem mag dan in de diepe duisternis van de menselijke ziel wortelen, maar hopeloos wordt het toch niet dankzij de religieuze merktekens die Sandström in zowel dit als in zijn vele andere koorwerken heeft aangebracht. En als die al niet rechtstreeks van de gebruikte teksten kunnen worden afgeleid, dan toch wel van de muziek zelf, hoe complex die vaak ook uitpakt. Want Sandström is een typische 'lagencomponist' die daarmee uitvoerders én toehoorders danig op de proef stelt. Maar er is meer dat de aandacht afdwingt, zoals het taalloos zingen en de buitengewoon lastige tessitura die als expressiemiddel wordt ingezet. Richard Strauss mag dan - zij het met enige overdrijving - gezegd hebben dat instrumenten het beste klinken binnen de vijflijnige notenbalk, Sandström denkt daar toch bepaald anders over. En hij niet alleen, want het is een van de kenmerken van de eigentijdse muziek dat die ook in het bereik van instrumenten en stemmen de grenzen opzoekt, hetzij als (hulp)middel voor vervreemdende effecten, hetzij om daarmee een specifieke vorm van weerbarstigheid te realiseren. Als schoonheid niet wordt afgezworen wordt die wel op de proef gesteld, wat dan uiteraard als een wezenlijk aspect of zelfs het doel van een compositie een aristtiek volkomen verantwoorde keuze kan zijn. In kunst mag schoonheid een doel op zich zijn, maar het is nooit een conditio sine qua non voor het begrip 'kunst', of wat wij daaronder verstaan. Maar afgezien daarvan: muziek mag best choqueren door haar ruwheid, of oneffenheid, of gespletenheid, of een schreeuw, als monoliet of wijd en diep vertakt. Een van de fascinerende aspecten van kunst is dat de herkenning en dus de beleving ervan zo rijk gediversifieerd kan zijn. Dat ervaart men ook als naar deze koorstukken wordt geluisterd.

Uit de titels van twee hier uitgevoerde koorstukken kan worden opgemaakt dat Sandström teruggrijpt op a-cappellamotetten van Bach: Lobet den Herrn, alle Heiden BWV 230 en Singet dem Herrn ein neues Lied BWV 225 . Evenals Bach zette Sandström ze voor dubbelkoor, maar zag af van de gebruikelijke continuo-begeleiding. Daarmee houdt de vergelijking niet op want Sandström weet net zo virtuoos voor deze bezetting te componeren en blijkt net zo bedreven in de polyfone zangtechniek als zijn grote voorganger. Es ist genug gaat tekstueel eveneens ver terug in de tijd, aangezien Sandström de tekst van Dieterich Buxtehudes cantate Eins bitte ich vom Herrn BuxWV 24 (klik hier) gebruikt, met inbegrip van enige muzikale citaten uit het glorieuze werk. Sandström zoekt ook in Hear my prayer, o Lord aansluiting bij de geschiedenis: het begin van het stuk wordt gedomineerd door Purcells gelijknamige, onvoltooid gebleven anthem voor de begrafenis van Charles II. Sandström heeft er een eigenzinnige, maar boeiende symbiose van gemaakt: Purcell verglijdt langzaam in Sandström, met steeds heftiger schurende dissonanten, die uiteindelijk worden opgelost in - hoe kan het! - C-groot. Het doet een beetje denken aan het slot van Mahlers Das Lied von der Erde, dat na lange omzwervingen langs allerlei tonaliteiten eveneens in C-groot eindigt.

We zouden Sandströms kunst tekort doen als we zijn werk zouden opvatten als postmodern. Hij gebruikt wel rechtstreeks motieven uit het verleden, er zijn zelfs in de vele verstilde passages in zijn werk byzantijnse motieven aan te wijzen, maar daarmee is hij nog geen componist die selectief shopt en wat van zijn gading is bij elkaar grist om daarvan dan een weinig persoonlijke muzikale hutspot te maken. Integendeel, wat hij doet is het verleden naar zijn volkomen eigen hand zetten en een geheel nieuw idioom scheppen dat ook voor de luisteraar tot een heroriëntatie leidt. Men zou kunnen tegenwerpen dat hij wat al te gemakkelijk naar buitenissige effecten grijpt (in Laudamus te een soort klankloos zoemen en gezongen tremoli), maar door het puur functionele karakter ervan mist het zijn uitwerking niet.

 
  Peter Dijkstra

Wat in deze menigmaal buitengewoon complexe structuren van groot voordeel is, is Peter Dijkstra's (1978) grote ervaring met de polyfone koorwerken uit de barok. Ik hoef in dit verband slechts te verwijzen naar zijn opnamen voor Channel Classics van Bachs motetten met het Nederlands Kamerkoor en de vele stukken die hij met het ensemble The Gents heeft opgenomen. Sinds september 2005 is hij de artistiek leider van het koor van de Beierse omroep en vanaf 2007 is hij tevens chef-dirigent van het Zweedse Radiokoor.

Op het gebied van stijlzuiverheid hoeft, denk ik, niemand Peter Dijkstra iets te vertellen. Gevoegd bij de perfecte koorklank die hij met zijn uiterst gemotiveerde en geïnspireerde ensemble in deze stukken weet te bereiken en de schitterende opname (studio van de Zweedse omroep, december 2009) die daar al even perfect bij aansluit mogen we best spreken van een sublieme uitgave die niet zonder heldenmoed tot stand zal zijn gekomen. Want wie durft dergelijke stevig boven het maaiveld uitstekende en door en door bijzondere projecten tegenwoordig nog aan? Het antwoord: de radiokoren en in hun kielzog de labels die de moed hebben daarin te investeren. Wie als luisteraar het onbekende eigentijdse repertoire niet schuwt zal - ook in dit geval - rijkelijk worden beloond.



index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links