CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2012

 

 

Rihm: Sieben Passions-Texte für sechs Stimmen (2001/2006) - Astralis ('Über die Linie' III) (Novalis) (voor klein koor, cello en pauken) (2001)* - Fragmenta passionis (tekstfragmenten uit Johannes, Lukas, Markus en Mattheüs (vijf motetten voor gemengd koor) (1968)

Dirk Wietheger (cello)*, Rie Myama (slagwerk)*, musikFabrik*, RIAS Kammerchor, o.l.v. Hans-Christoph Rademann

Harmonia Mundi HMC 902129 • 68' •

Opname: Jesus-Christus-Kirche, Berlin-Dahlem,
september en oktober 2011


Maar goed dat we de cd hebben, want de concertprogramma's in ons land weerspiegelen in toenemende mate het oprukkende conservatisme in het muziekbedrijf, de uitzonderingen - zoals altijd - daargelaten.
Gelukkig doen ze dat bij het inmiddels stevig verjongde Koninklijk Concertgebouworkest een stuk beter, getuige de heuse A(vontuur)-serie met veel interessant modern en eigentijds werk. Dan is natuurlijk de ZaterdagMatinee (klik hier voor het artikel van collega Maarten Brandt) die met de daaraan gelieerde Vrijdag van Vredenburg die qua progressieve programmering al jaren stevig uitpakt.Dit seizoen is Wolfgang Rihm zelfs de centrale componist, met maar liefst zes concerten in de serie “Rihm-Resonanz”.

Wolfgang Rihm tijdens een repetitie (foto akg-images / Marion Kalter)

De muziek van de Duitse componist Wolfgang Rihm (1952) is alleen al op het gebied van stijlen en modellen een ware 'Fundgrube'. Rihm voelt zich daarbij, zoals zoveel van zijn componerende collega's, als een vis in het water (hoewel een vergelijking met de kameleon hier misschien beter op zijn plaats is). Feit is wel dat de meeste van die collega's niet zulk goed werk afleveren als, op zijn vakgebied, Groot-Mogol Rihm. U kent het wel: velen geroepen, weinigen uitverkoren.
Dirigent Hans-Christoph Rademann spreekt over Rihm als een ‘vertraute Fremde’, een vertrouwde vreemdeling die, voeg ik eraan toe – het klinkt als een Sinterklaasrijm – zeker verdwaald is. Verdwaling dan in de zin van desoriëntatie, het bodemloze karakter van Rihms muziek. Hoe dieper we daarin afdalen, des te verder raken we van haar fundamenten verwijderd.
Dat Rihm zich graag laat inspireren door de vele varianten van het menselijk gemoed is helder. Hij deelt die fascinatie met zijn grote voorganger Schubert. Rihm is, in zekere zin, net zo’n eenzame ‘Wanderer’ als Schubert dat was, zoals hij ook de liefde voor de natuur van geen vreemde heeft. Voor Rihm is de donkere, beurtelings sinistere en dreigende kant van die natuur een weerspiegeling van de menselijke ziel, een facet dat we bijvoorbeeld in zijn grote opera’s Jakob Lenz (1978), Umhergetrieben (1981) en Umsungen (1984) in de meest uiteenlopende karakters terugvinden. Maar we hoeven er evenmin lang naar te zoeken in veel van zijn orkestwerken, kamermuziek en vocale stukken. Het is een deel van zijn wezen als kunstenaar én als mens. Jawel, Rihm staat midden in het leven, maar het is toch wel typerend dat hij in Astralis (‘over de lijn’) duidelijk te kennen geeft dat het koor zo zacht en zo langzaam mogelijk moet zingen: als het ware het tegengif in de hectische wereld waarin wij leven en waarin rust en beschouwing het afleggen tegen het rumoer en de hectiek, de waan van de dag. Ja, zult u zeggen, dat doen Arvo Pärt en John Tavener (de eigentijdse dan) ook, maar zij blijven ver verwijderd van het niveau van Rihm, die steeds opnieuw in staat is om een volstrekt eigen wereld te creëren, wat iets geheel anders is dan wat de beide eigentijdse Palestrina’s op dit gebied klaarspelen. In Rihm lééft de vernieuwing, wil ik maar zeggen. Wat Rihms vocale componeren tevens zo bijzonder maakt is de autonomie van tekst en muziek: ze fungeren naadloos náást elkaar: de muziek neemt de tekst niet in beslag, maar laat deze zijn eigen leven leiden. Een groter respect aan de tekst betuigen is, bezien vanuit de optiek van de componist, eigenlijk niet mogelijk.
Dat respect is ook een van de belangrijkste kenmerken van deze uitvoeringen, met voorop dirigent Rademann die het RIAS-Kammerchor tot de broosheid aanspoort die voor deze muziek zo kenmerkend is. Geen wezenloos gemurmel als een nieuw soort minimalistisch ‘Sprechgesang’ maar uiterste precisie en een nagenoeg eindeloze nuancering die nooit zonder een kern is. Rademann richt zich daarbij op een voortdurend pulserende onderstroom die alle horizontale lijnen doorloopt, precies zoals de componist het zich moet hebben voorgesteld (hij was bij de registratie en zal Rademann de nodige aanwijzingen hebben gegeven voor de realisatie van dit schitterende project). ‘Go with the flow’ raakt het gehele ensemble dat deze muziek hoorbaar in het hart heeft gesloten en haar past als een fluwelen handschoen. Ook aan de opname is veel zorg besteed, getuige het intieme maar daarbij precies passende ruimtelijke karakter waarmee deze muziek staat afgebeeld. Dit lijkt me trouwens ook ideaal repertoire voor Cappella Amsterdam onder Daniel Reuss!


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links