CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2020 |
Ja, u leest het goed: de speelduur van deze cd is (bijna) 87 minuten en daarmee is dit de eerste keer dat ik tegenkom. Er zat dus duidelijk nog rek in de toch al opgerekte speelduur van ruim 80 minuten. En dan te bedenken dat oorspronkelijk, dus begin jaren tachtig, de speelduur door Philips/Sony was bepaald op de lengte van Beethovens Negende symfonie: om en nabij de 70 minuten (met dank aan Karajan en Sony's Morita). Dit is de derde cd in de Reicha-reeks, waarbij ik er voetstoots vanuit ga dat die (bijna) 87 minuten niet alleen worden 'gehaald', maar dat ook iedere cd-speler ermee overweg kan. Het album is er overigens nog niet: de officiële release-datum is 8 januari a.s. (zet het alvast maar in uw agenda!) De Amerikaans-Servische pianist Ivan Ilic (1978) meldde mij de komst ervan en was zo vriendelijk om mij alvast met behulp van Google Drive de digitale bestanden, de cover en het boekje toe te zenden. In 'lossless' audio, want in flac-formaat. Het klankbeeld komt dus overeen met de cd. Dit voor de 'statistiek'. Over Anton Reicha vanuit biografisch perspectief wil ik het ditmaal niet hebben, want over hem kunt u voldoende lezen in mijn recensie van de beide eerder besproken uitgaven (klik hier en hier). Ilic heeft zich alweer een aantal jaren geleden als pianist in Parijs gevestigd. Aanders dan zijn meeste collega's zoekt deze vooraanstaande musicus het bij voorkeur in minder bekend of zelfs verwaarloosd repertoire. Zo besprak ik eerder van hem niet alleen pianowerken van Reicha, maar ook van Godowsky, Skrjabin, Cage, Feldman en Wollschleger. Dat veel van die stukken ook nog hondsmoeilijk zijn kan wellicht op toeval wijzen, maar wel weet ik dat Ilic zich ook wat dit betreft graag laat 'uitdagen'. Zijn spel vormt de ideale combinatie van groot technisch kunnen en groot interpretatief talent. Alleen daarmee - en uiteraard met enig geluk - kan de (muzikale) wereld worden veroverd en dat deed Ilic dan ook. Zijn spel wordt niet alleen gekenmerkt door een hoge mate van muzikale intelligentie en een even sterk ontwikkeld gevoel voor klankkleur, maar ook door een eigenschap die wat minder voor de hand ligt: die van de schijnbare improvisatie. Alleen al het wekken van die suggestie maakt het discours nog eens extra avontuurlijk; en zelfs nadat het werk in kwestie inmiddels bij de luisteraar is ingedaald. Zo verging het mij tenminste. U denkt dan misschien dat Ilic nogal vrij omspringt met het notenbeeld, maar daarvan is geen enkele sprake. Iedere noot staat bij wijze van spreken als een huis, de aanwijzingen van de componist worden naar de letter gevolgd en het beeld dat daaruit ontstaat kan dus niet anders dan natuurgetrouw zijn. En toch... Het is voor mij de expressie van groot kunstenaarschap. Wie de partituur er zelf op na wil slaan kan overigens hier (gratis) terecht. Ik zou bijna willen zeggen: overtuig u zelf! De Variaties op. 57 (waaraan evenals bij Beethovens Diabelli-variaties een eenvoudig thema, feitelijk niet meer dan een niemendalletje, aan voorafgaat) is geheel gewijd aan de 'kunst van het variëren'. Geen droog leerstuk, maar een fenomenaal gevlochten werk waarvan de bevlogen muzikale inhoud net zo indrukwekkend is als de compositorisch-technische uitwerking. Dat maakt dit album eigenlijk net zo interessant voor degenen die willen studeren op Reicha's met groot raffinement toegepaste variatietechniek als voor hen die uitsluitend de muziek tot zich wil nemen. Hoe dan ook, u wacht zowel een met veel inventie geconcipieerd variatiewerk als een subliem recital van deze uitgesproken toppianist. De geluidstechnicus was ditmaal niet Renaud Miller-Lacombe, maar Jonathan Cooper. Ook hij slaagde er met vlag en wimpel in om de door Jon Pearce geïntoneerde en gestemde Steinway-D tot in de perfectie vast te leggen. index |
|