![]() CD-recensie
© Aart van der Wal, mei 2012
|
Ravel: Pianotrio in a Sjostakovitsj: Pianotrio nr. 2 in e, op. 67 Trio Mondrian Challenge Classics CC72535 • 54' • Opname: Siemens Villa, Berlijn, augustus 2011 Ravel begon eindelijk aan zijn eerste en enige pianotrio in maart 1914, een proces dat al zo'n jaar of zes had bezig gehouden, maar dat nog niet tot concrete resultaten had geleid. Daar, in Frans Baskenland, in Saint-Jean-de-Luz, was het die zomer hard werken geblazen: hij werkte niet alleen intensief aan het trio, maar ook aan een pianoconcert, op thema's uit de Baskische folklore, dat nooit de eindstreep zou halen. Het valt niet moeilijk om in het openingsdeel (modéré) en de passacaille (très large) van het trio sporen daarvan terug te vinden. Niet zo vreemd overigens, want Ravel hield van het Baskenland: hij was er geboren, in Ciboure, en zijn moeder was een Baskische. Die zomer brak ook de Eerste Wereldoorlog uit: op 28 juli vielen de Oostenrijkers en Hongaren Servië binnen, kort daarna werden België, Luxemburg en Frankrijk onder de voet gelopen en begon de Russische aanval op Duitsland. Uit een brief aan de Franse componist en pianist Maurice Delage blijkt hoe hard Ravel (als een 'waanzinnige') werkte om het trio af te krijgen: hij wilde zelf de oorlog in, dienst nemen bij het Franse leger, meevechten. In september schreef hij aan Igor Stravinsky: "Het idee dat ik onmiddellijk zou moeten vertrekken bracht me ertoe om een werk van vijf maanden in vijf weken samen te proppen! Mijn trio is klaar!" Nog geen maand later werd Ravel ingelijfd bij het Franse leger. Niet om als soldaat aan het front te dienen, maar als gewondenverzorger. In 1916 ging hij aan de slag als chauffeur bij de artillerie. Ravels pianotrio behoort niet tot het gemakkelijkste repertoire in het domein van de kamermuziek, mede dankzij de complexe schrijfwijze, al snel optredende balansproblemen door de rijke instrumentatie (we kunnen er Ravels grote bewondering voor Rimski-Korsakovs instrumentatiekunst uit aflezen), het afwisselend zware en lichte coloriet en de vele trillers, tremolandi, arpeggio's en glissandi die zich dwars door het parcours heen manifesteren. Dat Ravel tijdens het componeren van die balansproblematiek doordrongen moet zijn geweest blijkt wel uit zijn schrijfwijze: de viool- en cellopartijen worden over een bereik van twee octaven van elkander gescheiden, met de rechterhand van de piano daar dan tussenin. Een vondst op zich die in de praktijk heel goed uitpakt. Het pianotrio is in lijn met de meeste andere stukken die Ravel in het afgelopen decennium had gecomponeerd: afwisselend frugaal (karig past hier misschien beter) en opgewonden, kaal en schitterend, eenvoudig en virtuoos, transparant en massief. Een echt overtuigende uitvoering is zelfs voor het best geoutilleerde ensemble geen sinecure. Daarmee vergeleken is Sjostakovitsj' tweede, in het oorlogsjaar 1943 begonnen en in 1944 voltooide pianotrio minder veeleisend. Niet dat er geen technisch meesterschap wordt verlangd (dat geldt trouwens voor de gehele trioliteratuur), maar de gemoedsstemmingen zijn minder wisselend, minder wispelturig zo u wilt, al vereist het bijtend-virtuoze Scherzo een absoluut topensemble. Sjostakovitsj droeg het werk op aan zijn vriend Ivan Sollertinski, toen artistiek leider van het filharmonisch orkest van Leningrad, docent aan het conservatorium en muziekcriticus(zie ook Dmtri Sjostakovitsj: Kroniek van een vriendschap, brieven aan Isaak Glikman: klik hier). Sollertinski, die door de Pravda spottend werd bestempeld als de 'troubadour van het formalisme', stierf op 11 februari 1944 in het afgelegen Novosibirsk. Zijn joodse achtergrond zal Sjostakovitsj hebben geïnspireerd tot de direct herkenbare klezmermuziek in het slotdeel van zijn pianotrio. Dankzij deze cd hoorde ik voor het eerst het Trio Mondrian (de pianist Ohad Ben-Ari, de violist Daniel Bard en de celliste Hila Karni), een kennismaking die gelijk een onuitwisbare indruk maakte. Neuzend in de biografie op de website van het trio blijkt dat ze gedrieën geboren zijn in Israël, maar Berlijn als uitvalsbasis hebben gekozen. In 2007 won het ensemble de eerste prijs tijdens het Internationaal Kamermuziekconcours in Triëste, met daarnaast nog de Bijzondere Prijs voor de vertolking van Brahms' Eerste pianotrio op. 8, samen met de 'Young Award'. In 2008 kreegen het trio de Publieksprijs tijdens het Festival van Bologna en componeerde Marcello Abbado een nieuw werk voor deze begaafde musici, getiteld 'Trio Mondrian'. In 2009 ontving het Trio Mondrian een beurs van het Borletti-Buitoni Fonds in Londen. Het treedt op in Israël en Europa, met dit jaar voor het eerst concerten in Londen, Berlijn en Amsterdam. Het spel van het Trio Mondrian staat op hetzelfde hoge niveau als dat van bijvoorbeeld het Florestan Trio, het Trio Wanderer, het Altenberg Trio en het Wiener Klaviertrio. Qua technisch gepolijst (samen)spel, balans, frasering en ritmische precisie straalt het topklasse uit, maar ook interpretatief is het van de hoogste orde. De eminente stemvoering laat de textuur helder oplichten, waardoor ook ragfijne tussenstemmen kunnen opbloeien. Spanningsbogen worden met grote overtuigingskracht getrokken, de timing klopt als een bus. De opname is prachtig. Wat blijft er dan nog anders over dan de hoogste lof? Een uitgave om van te likkebaarden. index |