CD-recensie
© Aart van der Wal, december 2009
|
||
Ravel: Daphnis et Chloé (suite nr. 2) - Valses nobles et sentimentales - La valse - Ma mère l'oye (suite). Rotterdams Philharmonisch Orkest o.l.v. Yannick Nézét-Seguin. EMI Classics 9 66342 2 6 • 62' •
Het is nog te vroeg om te beweren dat de jonge Canadese dirigent Yannick Nézet-Séguin (Montréal, 1975) het in Rotterdam 'helemaal gemaakt' heeft, maar het is ontegenzeglijk een feit dat hij zich al vanaf december 2006, dus nog vóór zijn officiële aanstelling als de nieuwe chef-dirigent van het RPhO met ingang van het concertseizoen 2008-2009, als de opvolger van Valery Gergiev, van zijn beste kant heeft laten zien; en dat was bepaald niet gering. Zijn carrière mag dan wat minder bliksemsnel zijn verlopen dan die van de Venezolaan Gustavo Dudamel, maar het zou mij niet verbazen als Yannicks musiceren uiteindelijk toch een langere houdbaarheidsdatum oplevert. Wie rustig zijn carrière opbouwt en daaraan zorgvuldig en gestaag verder werkt komt meestal verder dan degene die het maximale uit een hype wil halen. Dat zegt Yannick in zijn interview met collega Bas van Westerop (klik hier) eigenlijk ook met zoveel woorden: "Wat betreft mijn carrière begrijp ik de gevaren van teveel en te vroeg maar ik heb goede managers en ik ben hier in een familie terechtgekomen waar veel nodig is maar waar de mensen ook heel intelligent en liefdevol zijn. En met de liefde die ik hier voel is alles mogelijk denk ik.. Er zullen goede en minder goede momenten zijn maar ik denk dat het vooral belangrijk is om oprecht tegen elkaar te blijven en daarom verheug ik me enorm op de komende jaren!" Yannicks Ravel-cd is er een die wel superlatieven moet ontlokken, zelfs als die de recensent in een keurslijf persen, hem als het ware de pas afsnijden. Want wat kan daarop in de toekomst dan eigenlijk nog volgen? Het zij zo, want Yannick - en daarmee het orkest - beheerst vorm, proportie, dynamiek, melos en metrum dusdanig dat hij daarmee deze vier stukken niet alleen technisch perfect uitvoert maar tevens ieder zijn optimale uitdrukkingskracht meegeeft. Het is Yannick die hier klip en klaar bewijst dat Ravel in ieder genre slechts één stuk componeerde (en als hij daarvan incidenteel afweek waren de verschillen vrijwel onoverbrugbaar). Daar komt dan nog bij dat Yannicks interpretaties blijk geven van een constante, intense onderstroom die binnen het gegeven spanningsveld echter even constant varieert. Bij Ravel staat de instrumentale karakteristiek nooit op zich zelf, dus niet als een soort wees naast melodie, harmonie en ritmiek, maar zij maakt er onlosmakelijk deel van uit. Daarom heb ik nooit zo goed begrepen dat veel recensenten minder geslaagde tot uitgesproken slechte opnamen van de muziek van Ravel ondergeschikt maakten aan de kwaliteit van de uitvoering. Juist Ravels zo fijnzinnige instrumentatie, die zozeer samenhangt met melodie, harmonie en ritmiek, is van eminente betekenis om zijn betekenis als componist op de juiste waarde te schatten. We mogen ons dus gelukkig prijzen dat EMI voor een geweldige opname heeft gezorgd die geen detail onderbelicht laat maar ons tegelijkertijd laat genieten van een volle en warme orkestklank. Er is nog een belangrijk aspect waardoor Yannicks visie op Ravel van zo'n hoog niveau getuigt: hij maakt de fraseringen niet glad, hij vermijdt het wulpse en het pluche en staat voor een pittig gekruid, pregnant klankbeeld dat zelfs in het orgiastische La valse geen moment onder druk komt te staan. Zelfs in de heksenketel aan het slot blijft de ritmische precisie recht overeind. En wie bezwijkt eigenlijk niet onder de ongekend spannende wervelingen van Daphnis et Chloé (Gergiev deed de suite eerder in Rotterdam, tijdens het Gergiev Festival, en dat deed hij zeker niet slecht, maar Yannick is hem hierin eenvoudigweg de baas), de plastiek van Ma mère l'oye en de superieure kleurenrijkdom van de Valses nobles? Al is de Russische meester dan wel in goed gezelschap, want zelfs de scherp profilerende Pierre Boulez (DG) mist Yannicks bonte, rijk geschakeerde kleurenpalet, dat dan ook nog eens gepaard gaat met een dosis orkestrale warmte om u tegen te zeggen. Nee, als het op deze stukken van Ravel aankomt, is Yannick met zijn Rotterdammers duidelijk de primus inter pares. Wie er eigenlijk nog het dichtst bij komt is Jean Martinon, die in de jaren zeventig, eveneens voor EMI Classics, met geweldige vertolkingen kwam, maar toen qua opnametechniek helaas met minder genoegen moest nemen. Mijn persoonlijke favoriet, Charles Dutoit met het symfonieorkest van ... jawel, Montréal (Decca), is onttroond door deze super-Ravel uit Rotterdam (Grote Zaal van de Doelen, onder het toeziend oog en oor van producer Michael Fine), die zonder enige concurrentie is en dat waarschijnlijk nog lang zal blijven. Proficiat, Yannick Nézet-Séguin! Proficiat, Rotterdams Philharmonisch Orkest! Een fantástische prestatie! index | ||