CD-recensie

 

© Aart van der Wal, september 2015

 

Rachmaninov - Variations

Rachmaninov: Rapsodie op een thema van Paganini op. 43 - Variaties op een thema van Chopin op. 22 - Variaties op een thema van Corelli op. 42

Trifonov: Rachmaniana

Daniil Trifonov (piano),
Philadelphia Orchestra o.l.v. Yannick Nézet-Séguin (op. 43)

DG 0289 479 4970 1 CD DDD GH • 80' •

Opname: maart 2015, Academy of Arts & Letters, New York; maart 2015, Kimmel Center for the Performing Arts, Verizon Hall, Philadelphia (op. 43)

https://youtube.com/

 

Ik begin deze keer niet bij de solist maar bij de dirigent, Yannick Nézet-Séguin. Bescheiden maakte hij de overtocht van Montréal naar Rotterdam om daar, bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest, voor het eerst zijn opwachting te maken. De eerste kennismaking verliep goed, het vervolg ook. In december 2006 werd Yannick Nézet-Séguin voorgesteld als de nieuwe chef-dirigent van het Rotterdam Philharmonisch Orkest, als opvolger van de zowel hoog gewaardeerde als niet omstreden Valery Gergiev. Het begin van het seizoen 2008-2009 stond uiteraard verwachtingsvol in het teken van de nieuwe chef. Maar Yannick mocht gelijk al verder reiken: het London Philharmonic Orchestra maakte bekend dat hij daar als vaste gastdirigent was aangesteld.

In april 2008 hadden we met Yannick een interview. Hij toonde zich op zijn gemak in de dirigentenkamer, had grote waardering voor het orkest en zag eigenlijk alleen maar kansen. Hij stak evenmin onder stoelen of banken dat hij van nature zeer nieuwsgierig was, hij hield van ontdekkingen. Voor hem stond het bovendien vast dat hij altijd een breed repertoire zou dirigeren. Het leek me, Yannick enigszins kennende, een voor de hand liggende reactie, maar toch kan er een kanttekening bij worden geplaatst. Hoewel hij de hedendaagse muziek zeker niet schuwt, maakt zij slechts een uiterst bescheiden deel van dat repertoire uit, al staat er wel tegenover dat hij in zowel het klassieke als (laat)romantische repertoire hoge ogen gooit. Yannick is een serieuze werker die weinig tot niets aan het toeval overlaat, maar steeds weer de indruk weet te vestigen dat spontaniteit een van zijn eerste levensbehoeften is. Hij verstaat ook de kunst om mensen aan zich te binden, hij is bijzonder toegankelijk, wars van dikdoenerij en waar nodig bescheiden. Hij kent het klappen van de zweep, meerdere zelfs, in het muziekbedrijf en schuwt het avontuur niet. Hij accepteerde de post van chef-dirigent bij het Philadelphia Orchestra, al stond het orkest door grote financiële problemen toen al dicht bij de ondergang. Hij meende dat hij met een nieuw elan nieuw leven in het ensemble en zijn periferie kon blazen, en het heeft er alle schijn van dat hem dat inmiddels aardig is gelukt.

Het 'nadeel' van jonge dirigenten is dat zij het ijzeren repertoire nog moeten veroveren. Dat betekent dat alles wat zich daarin en daartussen bevindt, voor hen nieuw is en aldus een ferme uitdaging waard; terwijl dat niet geldt voor het publiek dat het merendeel van die stukken wel kan dromen. Hier ontstaat prompt de kloof tussen actieve en passieve muziekbeoefening: de musicus die overbekende muziek zich in interpretatief opzicht eigen moet maken en zijn publiek dat zich daardoor niet meer laat verrassen. Terwijl de muziekkritiek zo'n jonge dirigent alle kansen biedt en maar niet al te zeer hamert op dat beperkte repertoire. Want hoe het ook wordt gewend of gekeerd: zonder moderne, zonder eigentijdse stukken op het repertoire is dat niet breed genoeg.

Maar wie uit is op een uitstekende uitvoering van de Paganini-variaties van Sergej Rachmaninov hoeft zich door dergelijke overwegingen niet te laten leiden. Dan moet worden gezegd dat hij bij deze combinatie Trifonov/Nézet-Séguin zo ongeveer toch wel geramd zit. De Russische pianist Daniil Trifonov (1991) lijkt in dit repertoire de gedroomde solist te zijn. Zo ongeveer een zondagskind dat dankzij zijn beide ouders, beroepsmusici, de muziek met de paplepel kreeg ingegoten. De verdere beroepsopleiding volgde bij Tatjana Zelikman aan de beroemde Gnessin Staatsacademie voor Muziek in Moskou. Daar kunnen alleen de meest getalenteerden terecht, grote musici in de dop zogezegd. Zelikman staat erom bekend dat zij door haar uitgekristalliseerde pedagogiek niet alleen jonge virtuozen maar ook uitstekende muzikanten klaarstoomt voor het concertpodium. Dat lijkt zo op het eerste gezicht ietwat tegenstrijdig, maar het is helaas de vaak bittere waarheid: grote virtuositeit die gepaard gaat met muzikale armoe. Na Moskou rolden de muziekprijzen binnen, richtte de aandacht van de internationale muziekwereld zich mee en meer op de jonge Trifonov. Zijn opzienbare debuut in Carnegie Hall in 2013 legde Deutsche Grammophon voor de eeuwigheid vast. We hebben die cd helaas hier niet besproken, maar neemt u maar van mij aan dat het een voltreffer is. Kernachtig samengevat: jong en onvervaard, maar met grote expressieve diepgang.

Valt hij met een bepaalde pianist te vergelijken? Ik denk niet dat het een zinvolle exercitie is. Wel kan worden gezegd dat hij met zijn charismatische spel thuishoort in het selectieve rijtje grote jonge pianisten dat ondanks hun jonge leeftijd al lang en breed furore hebben gemaakt. Denk in dit verband aan bijvoorbeeld Rafal Blechacz (1985) en Jan Liesecki (1995), eveneens prominent aanwezig op het nog steeds prestigieuze gele label (ondanks zijn soms merkwaardige artiestenkeuze en vreemde uitstapjes).
Martha Argerich, de nog steeds pianistiek vurige Argentijnse met haar eigen festival in Lugano en in het concertbedrijf bepaald niet bekend staand als de gemakkelijkste, had al in 2011 voor Trifonov slechts de grootste lof: "Hij heeft alles en nog meer. Wat hij met zijn handen klaarspeelt is technisch ongelooflijk. Het is ook zijn toucher, dat naast teder heel demonisch kan zijn. Ik heb zoiets nog niet eerder gehoord." En dat van een pianiste die na met debuut-elpee op Deutsche Grammophon - het is alweer jaren geleden - al gelijk de Parnassus van het pianospel had bereikt. Haar eigengereidheid is legendarisch. Ik roep nog maar even het Chopin Pianoconcours in Warschau in 1980 in herinnering, waaruit ze boos wegliep toen haar idool, Ivo Pogorelich, al na de derde ronde door de overige juryleden van het toneel werd verbannen.

Trifonov is niet de klavierleeuw (of leewin, zoals Valentina Lisitsa die voor Decca eveneens de Paganini-rapsodie vastlegde (klik hier) in de ware zin van het woord. Zijn spel is daarvoor te afgewogen, het waagt zich niet aan de uitschieters à la Volodos, maar zijn expansiekracht is formidabel, evenals zijn pianistieke articulatie, zijn zicht op de lange lijnen is indrukwekkend en zijn in alle denkbare opzichten detailrijke spel ronduit fenomenaal. Hem lijkt geen nuance te ontgaan, het samenspel tussen de beide handen volmaakt, de dynamische gradaties zelfs spectaculair en de kracht van zijn betoog al vanaf de eerste maten voelbaar, zelfs bij dat bijna sotto voce begin van de Corelli-variaties. Zijn compositorische fantasie krijgt volop kans zich te ontplooien in de Rachmaniana, vijf muzikanteske miniaturen van zijn eigen hand op thema's van Rachmaninov. De samenwerking tussen het glorieus spelende Philadelphia Orchestra onder Nézet-Séguin en Trifonov laat werkelijk geen wens onvervuld. Het past allemaal als een handschoen, zowel in de virtuoze passages als in de fraai uitgesponnen lyriek (luister allleen maar naar de achttiende Paganini-variatie en u bent op slag overtuigd). Over de opname niets dan goeds. Voorwaar een geweldige uitgave, zij het met twee minpuntjes: Trifonov speelt de Chopin-variaties niet 'volgens het boekje': hij maakt de overstap van de tiende rechtstreeks naar het slot van de twaalfde variatie en laat de variaties 19 en 20 buiten beeld. Waarom? Geen idee. De cd telt 73 tracks, onzinnig veel.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links