CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2011

 

 

Prokofjev: Symfonie nr. 1 in D, op. 25 (Klassieke) - nr. 5 in Bes, op. 100

Sydney Symphony Orchestra o.l.v. Vladimir Ashkenazy

Exton EXCL-00042 • 56' • (sacd)

(Live/studio-opnamen oktober/november 2009)

 

 


Beide symfonieën werden eind oktober begin november 2009 live opgenomen in de concertzaal van het Sydney Opera House, waarna in de aanpalende studio het zogenaamde 'patchwork' werd gedaan: nieuwe studio-takes die dan in de bestaande live-takes werden 'ingeplakt' om daarmee bepaalde oneffenheden weg te poetsen. Soms hoeft dat niet omdat er genoeg 'live'-materiaal beschikbaar is, maar in dit geval was dat blijkbaar niet zo. We kunnen het er in ieder geval op houden dat het merendeel van wat op de cd terecht is gekomen live werd vastgelegd. De onvermijdelijk optredende akoestische verschillen (er is niet alleen sprake van twee verschillende ruimten maar ook van wel of geen publiek in de zaal) kunnen tegenwoordig keurig worden geëgaliseerd. In Sydney was sprake van een zéér gedisciplineerd publiek, wat de latere 'cosmetisering' van de opnamen zeker zal hebben vergemakkelijkt.

Prokofjevs Eerste symfonie speelt menig orkest met de spreekwoordelijke twee vingers in de neus. De kwaliteiten van de dirigent worden eveneens niet echt op de proef gesteld, wat trouwens ook geldt voor Bizets Symfonie in C, een bekende zo niet geliefde koppeling in cd-land. Prokofjevs Vijfde is andere, veel steviger koek en hier is het beste duidelijk de vijand van het goede. Dat het werk veelvuldig is opgenomen en dat er relatief veel live-opnamen van bestaan zal eerder te maken hebben met de ongebroken populariteit van het stuk dan met de moeilijkheidsgraad, die in alle vier delen zeer hoog is. Alleen de beste orkesten en dirigenten lukt het om deze 'exuberantie met de dubbele bodem' het volle pond te geven. Hét grote probleem van veel vertolkingen is dat het toch al zo grillige werk nog grilliger wordt gepresenteerd. Eigenzinnigheid is in artistiek opzicht weliswaar een groot goed, maar het is en blijft wel een kunst om de goede balans te vinden. Overdaad schaadt zogezegd.

Er rust vaak geen zegen op pogingen om een werk opnieuw op te nemen. Zo ook hier, want ondanks de kwaliteiten die in deze vertolkingen uit Sydney steken, blijft de opname van Ashkenazy uit het midden van de jaren tachtig met het Concertgebouworkest zowel interpretatief als technisch beter, terwijl de opname bovendien meer gedetailleerd en toch warmer is. Zo bekeken is Ashkenazy anno 2009 dus eerder een concurrent van zichzelf. Maar afgezien daarvan: welk orkest en welke dirigent leveren de allerbeste Prokofjev V af? Namen genoeg zou u kunnen zeggen, maar er is er toch een die er met kop en schouders bovenuit steekt. En misschien wel onverwacht, want wie had gedacht dat het de Berlijners zijn onder Herbert von Karajan (DG)? Inderdaad valt het niet mee om Karajan als een 'ideale' Prokofjev-vertolker te beschouwen, maar in het geval van zijn studio-opname van de Vijfde is dat wel degelijk zo, dankzij de perfecte controle die - wonder boven wonder - hier gepaard gaat met een ongekende intensiteit en en al even ongekende grandeur. Sergiu Celibidache met het omroeporkest uit Stuttgart (eveneens DG) komt er - ondanks de her en der wat tragere tempi - redelijk dicht bij in de buurt, zij het met zwakker klinkend koper en een concessie aan de verzengende en autoritaire dat Karajan wel in zijn bagage heeft. De opname is evenwel minder fraai dan die van Karajan. Bovendien zijn de Berlijners over de gehele linie sowieso beter, ritmisch nauwkeuriger dan de Stuttgarters, daar helpt geen lieve moedertje aan (vergelijkt u maar het Allegro marcato in beide uitvoeringen). Van de jongste opnamen gaat de zegepalm wat mij betreft uiteindelijk naar Vladimir Jurowski die voor PentaTone een Russischer dan Russische uitvoering opnam, en dan ook nog in een superieure geluidskwaliteit. Het door Mikhail Pletnev (hij is al geruime tijd door een onfris ogende seksaffaire in Thailand niet meer in beeld) getrainde Russische nationale orkest weet in dit repertoire duidelijk van wanten, maar is het toch Celibidache die nog dieper in de muzikale ziel van Prokofjev wist te kijken. Tot slot is er dan nog Valery Gergiev die in een live-opname met de Rotterdammers tot zeer grote prestaties kwam (klik hier).

Ashkenazy kan met zijn Australische hulptroepen alleen meekomen in de middenmoot, waar zich overigens vele orkesten en dirigenten ophouden (om me tot de laatste te beperken, in alfabetische volgorde Baudo, Bernstein, Dorati, Jansons, Neeme Järvi, Martinon, Mravinski, Previn, Rattle, Rozjdestvenski, Slatkin, Szell en Weller). Het is duidelijk dat Ashkenazy uit ons 'nationale culturele boegbeeld' meer wist te persen dan uit het orkest in Sydney. Zoals het tevens duidelijk is dat meer risico's kunnen worden genomen naarmate het ensemble door alle linies heen beter is (Amsterdam versus Sydney)

De in het Sydney Opera House gemaakte opnamen hebben een mankement dat collega Siebe Riedstra al eerder signaleerde in zijn bespreking van de orkestwerken van Rachmaninov met hetzelfde orkest onder dezelfde dirigent (klik hier): ze zijn 'droog', met dank aan de akoestiek die meer geschikt is voor opera's (verstaanbaarheid!) dan voor orkestwerken. Hier moest duidelijk een galmgenerator overheen, maar dan nog.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links