CD-recensie
© Aart van der Wal, maart 2024 |
Gottlieb Muffat (1690-1770) staat in de muziekannalen niet te boek als een belangrijke componist, in ieder geval minder dan vader Georg (1653-1704), die in dienst was van de aartsbisschop van Salzburg en in zijn tijd naam maakte als vooraanstaand musicus die een substantiële bijdrage heeft geleverd aan de samensmelting van twee toen belangrijke muzikale stromingen: de Franse en de Italiaanse stijl, ten bewijze waarvan onder meer de de overgeleverde concerti grossi en (eveneens instrumentale) suites van zijn hand. Siebe Riedstra besprak hier diens Apparatus Musico-Organisticus (voor orgel). Zijn zoon Gottlieb genoot tijdens zijn leven desondanks toch (nog) meer succes, maar al vrij spoedig na zijn dood raaktij hij en zijn muziek in vergetelheid. Zijn loopbaan was op zich niet eens zo bijzonder, vanaf 1711 muzikaal dienend aan het Weense hof onder niemand minder dan Johann Fux en in 1717 benoemd tot derde(!) organist van de hofkapel van Karel VI, keizer van het Heilige Roomse Rijk en heerser over de Oostenrijks-Habsburgse monarchie. Gottliebs activiteiten strekten zich in die tijd ook uit tot de keizerlijke familie. Zo gaf hij muziekles aan de latere keizerin Maria Theresa. Karel VI beschikte zelf over de nodige muzikale kwaliteiten en dat is doorgaans goed nieuws voor componisten en uitvoerende musici (veelal verenigd in een en dezelfde persoon). Als gevolg daarvan was het aan het hof een komen en gaan, als een aantal van hen al niet langer bleef dankzij het lucratieve baantje dat hen ten deel was gevallen. Ook Gottliebs talenten moeten onder de aandacht van de keizer zijn gekomen, want want in 1729 volgde de promotie van derde naar tweede (hof)organist. En daar bleef het niet bij, want later, onder het bewind van keizerin Maria Theresa, werd hij als eerste (hof)organist aangesteld. Dat Gottlieb een wel zéér gedegen muzikale opleiding heeft genoten ligt in de lijn der verwachting: eerst vader Georg en vervolgens Fux zorgden immers voor een stevige onderbouw die Gottlieb, zoals zoveel tijdgenoten naast hem, zijn leven lang zou meedragen. Dat hij in de loop van zijn carrière zijn ogen zeker niet sloot voor allerlei muzikale ontwikkelingen om hem heen blijkt onder meer uit de in 1739 (Gottlieb was toen al bijna vijftig) gepubliceerde en op dit album vertegenwoordigde Componimenti musicali per il cembalo, bestaande uit zeven suites voor klavecimbel. De Franse invloeden daarvan zijn onmiskenbaar, ongetwijfeld ingegeven door de in het Wenen van rond het midden van de achttiende eeuw heersende hype die alles omarmde dat 'Frans' was. Dat horen we terug in deze klavecimbelwerken, die voorts uitmunten in grandeur, virtuositeit, charme en niet te vergeten: de rijke ornamentatie. Samengevat betekent dit werkelijk schitterende barokmuziek. Anders dan vader Georg schreef Gottlieb vrijwel uitsluitend voor toetsinstrumenten, waaronder 32 ricercares, 19 canzoni, 24 toccata's en capricci. De in 1729 (niet, zoals Wikipedia ons wil doen geloven, 1726) in druk verschenen 72 Versetl sammt 12 Toccaten, een verzameling orgelstukken, zijn, vergeleken met de Componimenti musicali per il cembalo ' behoudend' te noemen, wat mogelijk meer met het instrument dan met tijdgeest te maken heeft. Voor zover ik heb kunnen nagaan is dit het eerste soloalbum van Alexandra Nepomnyashchaya, afgestudeerd aan eerst het fameuze Gnessin Instituut en vervolgens het Tsjaikovski Conservatorium in haar geboortestad Moskou. Ze studeerde voorts nog aan het Conservatorium van Amsterdam bij Richard Egarr (met wie ze is getrouwd) en Menno van Delft en ten slotte bij Christine Schornsheim aan de Hochschule für Musik und Theater in München. Ze woont en werkt in ons land, en is voorts verbonden aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag. Qua studietraject al een enorme staat van dienst, maar dat biedt de luisteraar nog geen garantie voor idiomatisch overtuigende vertolkingen (over de techniek hoeft uiteraard niemand het nog te hebben). Het staat evenwel buiten kijf dat Nepomnyashchaya een groot vertolkingstalent is, getuige al een eerdere, tevens haar eerst opname met vioolsonates van Mozart, samen met de violist Sergei Filchenko, toen voor het muzieklabel Caro Mitis ( CM 0042007). Samen met de Richard Egarr vormt ze het Duo Pleyel in een breed repertoire. Dit album met de zeven suites van Gottlieb Muffat is een ware aanwinst ondanks het toch al behoorlijk uitgedijde barokrepertoire. De uitstekend geslaagde, akoestisch niet te ruim 'gedoseerde' opname werd door het Schotse Linn gemaakt in de Lutherse Kerk in Haarlem, onder toeziend oog en oor van Richard Egarr en Philip Hobbs. Tot slot het bijzonder fraai klinkende klavecimbel, een replica van een Ruckers (Antwerpen, 1638), vervaardigd door Joel Katzman (Amsterdam, 1991). De stemming is a'=409Hz, het temperament Young-Vallotti. index |
|