CD-recensie
© Aart van der Wal, september 2017
|
In het met smaak samengestelde cd-boekje is een vraaggesprek met Menahem Pressler opgenomen. Als hem wordt gevraagd waarom hij in dit stadium van zijn loopbaan (het klinkt vriendelijker dan 'op zo'n hoge leeftijd'.) het plan heeft opgevat om alle Mozart-sonates op te nemen, is zijn antwoord allesbehalve voor de hand liggend: "Ik heb altijd een grote liefde gehad voor Mozart. Maar de waarheid is dat ik ertoe werd gedwongen door Emmanuel Hondré, de directeur van de concert- en productieafdeling van de Parijse Philharmonie! Hij was degene die er bij mij op aandrong dat ik mij op dit pad zou begeven, na een concert dat ik ter gelegenheid van mijn negentigste verjaardag in Parijs gaf. In eerste instantie dacht ik ik aan de enorme berg werk, maar daarna kon ik de verleiding niet weerstaan." Dat een inmiddels 93-jarige (hij hoopt in december 94 te worden) gepokte en gemazelde pianist van grote statuur in dat stadium van zijn carrière op dit pad moest worden gezet mag verbazing wekken, maar toch is het zo gegaan. Het moet inderdaad al vanaf het prille begin een 'berg werk' zijn geweest, want hoewel Pressler de sonates vaak genoeg had gespeeld, maakten ze toch niet echt deel uit van zijn omvangrijke repertoire. Of het echter wel zo nodig was om van de grond af aan met de instudering te beginnen laat ik in het midden (wie ben ik om dat te beoordelen), maar hij deed het wel. Met als bijkomend maar belangrijk voordeel - het zijn zijn eigen woorden - dat wat hij in die rijke historie op dit gebied had geleerd eerst wel zoveel mogelijk werd afgeschud teneinde met een nieuwe, frisse - en bij Pressler tevens blijmoedige - blik naar deze muziek te kunnen kijken. Je helemaal opnieuw uitvinden, daar kwam het volgens hem op neer. Maar ook meer risico's nemen, meer avontuur in het spel brengen, die wat hem betreft die bij de geneugten van de ouderdom horen. Ik herinner me in dit verband een uitspraak van Bernard Haitink van een aantal jaren terug: dat hij pas op hoge leeftijd in staat was om als dirigent echt vrij te zijn, echt los te kunnen laten, en zo ook tegenover het orkest te kunnen staan. Bij Pressler is het niet anders: de assimilatie van door de jaren heen opgebouwde enorme kennis en ervaring, tezamen met de nieuwe ideeën die daaruit kunnen voortspruiten. Wat echter onaantastbaar is en blijft is dat deze muziek wordt beheerst door drie eigenschappen: universaliteit, volmaaktheid en zich midden in het leven bewegend. In de woorden van Pressler: "Pure esthetische abstractie woont samen met het menselijk gevoel."
Hoezeer de jaren zijn vergleden blijkt wel uit de geschiedenis van het beroemde Beaux Arts Trio, waarvan Pressler zowel oprichter als primus inter pares was. Een ensemble dat het ondanks de (meestal onvermijdelijke) bezettingswisselingen maar liefst meer dan een halve eeuw heeft volgehouden: van 1955 tot de (harmonieuze) ontbinding in 2008. Na de laatste optredens tijdens het fameuze Tanglewood Festival ging Pressler alleen verder, ditmaal als solist. En dat deed hij meer dan voortreffelijk. En deze montere grootheid kon nog meer dan dat: lesgeven. Zowel privé als in masterclasses (die overigens vaak niet meer opleveren dan een positieve aantekening op de conduitestaat). Ook veel Nederlandse pianisten van naam hebben van zijn kennis en ervaring ook op dit vlak mogen profiteren. Of Pressler - en zijn zeer hoge leeftijd speelt hierbij zeker een belangrijke rol - alle sonates (en waarschijnlijk ook de fantasieën) integraal zal kunnen vastleggen is ongewis, maar de eerste twee delen zijn er in ieder geval (het al eerder verschenen, [nog] niet door ons besproken, eerste deel omvat de sonates nr. 11 KV 331, nr. 17 KV 570 en nr. 18 KV 576). Nu dus het tweede deel dat eerder wordt gedomineerd door een contemplatieve wijsheid dan door virtuositeit. Een sprekend voorbeeld daarvan is de finale van de Sonate in c, KV 457, met als tempovoorschrift molto allegro. Pressler daarentegen koos voor een bijna rustiek allegro moderato met daardoor minder vehemente contrastwerking dan zijn collega's doorgaans demonstreren, maar wat wel degelijk zijn aantrekkelijke kanten openbaart, waaronder veel melodische en harmonische finesse. de fijnmazige uitwerking van schaduwtinten en rijk geschakeerde dynamische proportionaliteit. Of anders gezegd het diep gelaagde expressieve karakter van dit spel. Het is waarachtig en juist daardoor diep ontroerend. In stilistisch opzicht is dit absoluut anders dan bijvoorbeeld Mitsuko Uchida (haar Japanse live-opnamen voor Philips). Of anders meer recent het minder geslaagde recital van Piotr Anderszewski uit 2016 (klik hier voor de recensie). In dat opzicht zijn er duidelijk meer overeenkomsten met het Mozart-spel van Vladimir Horowitz. Of en zo ja in hoeverre Presslers toch tamelijk bedachtzame aanpak iets van doen heeft met de pianistische beperkingen die zeker een hoge leeftijd onvermijdelijk met zich brengen, valt niet goed te beantwoorden. Al ligt het natuurlijk wel voor de hand. Dat het bij Pressler conceptueel goed is doordacht is zeker geen bijkomstigheid, maar speelt een belangrijke rol bij deze spirituele en creatieve hoorn des overvloeds. Daarmee is eigenlijk het discours voor Presslers toekomstige Mozart-opnamen eigenlijk wel zo ongeveer vastgelegd. De klank van de grote Steinway D concervleugel is door Aude Pétiard en Arthur Delzescaux magnifiek vastgelegd. index |
|