CD-recensie
© Aart van der Wal, juli 2022 |
Het Danish String Quartet is een fenomenaal musicerend organisme dat zich daardoor een plaats heeft weten te veroveren in het topsegment van de kamermuziek. In de serie Prism zijn we inmiddels bij het vierde deel aanbeland (er staan er in totaal vijf gepland), waarin de lijnen worden getrokken van een fuga van Bach (in de smaakvolle bewerking van Aloys Förster) naar ditmaal Beethovens Strijkkwartet op. 132, om ten slotte te eindigen bij Mendelssohns Strijkkwartet op. 13. Het is een procedé dat we ook terugvinden in Prism III, zij het dat de stap in tijd en idioom nog aanmerkelijk groter was: die van Beethoven naar Bartók. Gebleven is de 'oorsprong': een Bach-fuga, toen eveneens in een arrangement van Förster. U kunt de recensie hier lezen. Het ensemble wisselt in dit programma van primarius: in Bach en Mendelssohn is het Frederik Øland, in Beethoven Rune Tonsgaard Sørensen. U weet dan waar het klankverschil vandaan komt (beide musici spelen overigens op het hoogste niveau, volkomen in lijn met de overige leden van dit in alle denkbare opzichten sublieme kwartet). Ik geloof Paul Griffiths op zijn woord: dat de visie van het ensemble op het strijkkwartet van Mendelssohn werd versterkt door de late Beethoven-kwartetten (u kunt het in het begeleidende boekje lezen), maar op zich lijkt dat geen echt nieuws, want Mendelssohn liet zich in zijn kwartetten vooral inspireren door Beethoven, waarvan hij muzikaal volbloedig en overtuigend getuigenis heeft afgelegd. Er kan zelfs met een gerust hart aan worden toegevoegd dat zónder die van Beethoven de kwartetten van Mendelssohn er bepaald anders zouden hebben uitgezien; áls hij ze überhaupt had geschreven. Het Strijkkwartet op. 13, het tweede in de reeks, staat niet voor niets in a-klein genoteerd (analoog aan Beethovens op. 132) en werd voltooid kort na Beethovens dood, in 1827. Het is er allemaal: het complexe contrapunt, de harmonische verschuivingen, de onrust, de zoektocht naar vernieuwende vormen. Reminiscenties aan zijn grote voorganger zijn er ook: luister maar naar bijvoorbeeld het Adagio non lento. Welke kwalificaties passen bijdit spel? Ik noteerde een verfrissende aanpak, perfect samenspel, feilloze intonatie, soepele frasering en expressieve dynamiek. Het vertrekpunt is dat van de eigentijdse interpreet: ritmisch strak, maar niet te strak aangelijnd met nauwelijks ruimte voor portamento, het vibrato afgewogen binnen de gekozen context van strikte helderheid en precieze stemvoering, de interpretaties als geheel ongekunsteld, zelfs fris van de lever, maar gelukkig zonder gemis aan diepgang (en bepaald niet alleen in Dankgesang, op. 132). Voorts is er, los van de gegeven kwalificaties de door het ensemble voor de luisteraar uitgestalde verkenning van het fascinerende traject dat van Beethoven naar Mendelssohn voert: een niet te versmaden avontuur, al kan dat uiteraard ook op een andere manier worden geëxploreerd. 'Tonmeister' Markus Heiland heeft weer voor een topproduct gezorgd. De Reitstadel Neumarkt (allang geen manege meer, maar een volbloed concertzaal die zich prima leent voor solo- en kamermuziekrepertoire) bewijst zich op deze opname opnieuw als een uitgelezen opnamelocatie. index |
|