CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2010

 

 

Mendelssohn: Vioolconcert in E, op. 64.

Schumann: Vioolconcert in d, WoO 23

Renaud Capuçon (viool), Mahler Chamber Orchestra o.l.v. Daniel Harding.

Virgin Classics 7243 5 45663 2 5 • 59' •

 

 

 


Zonder ook maar enige afbreuk te doen aan Mendelssohns Vioolconcert en de vertolking daarvan door het Franse supertalent Renaud Capuçon, gaat het wat mij betreft toch vooral om het Vioolconcert van Robert Schumann. Laat ik het verhaal eromheen nog maar eens oprakelen.

Eerst in 1937 werd Schumanns Vioolconcert na diens dood in 1856 herontdekt, nadat de bekende Duitse violist Joseph Joachim (1831-1907) het jarenlang welbewust onder zich had gehouden. Hij had het werk in 1853, kort nadat het was voltooid, in aanwezigheid van de componist een keer doorgespeeld met het Hannover Hoforchester, waaraan hij als concertmeester was verbonden en het manuscript vervolgens niet meer uit handen gegeven. Een sluitende verklaring voor zijn merkwaardige handelwijze is er niet, maar er is de bekende theorie dat Joachim, die niet alleen bevriend was met Johannes Brahms, maar ook met Robert en Clara Schumann, na Roberts zelfmoordpoging in februari 1854 en diens geestelijke ontreddering (Schumann stierf in een psychiatrische kliniek in Endenich), het Vioolconcert als het product van een geestesziekte heeft beschouwd en om het om die reden aan de openbaarheid heeft onttrokken. In Andreas Mosers biografie over Joachim is een brief opgenomen, waarin Joachim melding maakt van het Vioolconcert en daarin aanwijzingen meent te hebben gevonden dat het werk een laatste, uitputtende uiting is van spirituele kracht, met de kanttekening dat sommige passages getuigen van de diepe gevoelens van een creatieve kunstenaar. Mogelijk waren Clara en Johannes Brahms het met Joachims zienswijze eens, want het Vioolconcert werd in eerste instantie niet opgenomen in de volledige editie van Schumanns composities. Wel heeft Brahms later in een aanvulling op deze uitgave Schumanns laatste muzikale gedachten gepubliceerd, maar dan in de vorm van een thema dat Schumann in de lente van 1854 wilde gebruiken voor een variatiereeks, en waarvan de componist vond dat het hem was 'gedicteerd' door de geest van Mendelssohn en Schubert, zonder zich daarbij overigens te realiseren dat het thema afkomstig was van de hoofdmelodie uit het langzame deel van zijn... Vioolconcert. Mogelijk als eerbetoon aan zijn vriend gebruikte Brahms het thema voor zijn vierhandige pianovariaties op. 23.

Het manuscript van het Vioolconcert verhuisde na Joachims dood in 1907 naar de Pruisische Staatsbibliotheek in Berlijn, maar wel op basis van de in zijn testament vastgelegde bepaling dat het werk niet eerder mocht worden geopenbaard dan tenminste honderd jaar na Schumanns dood (dus in 1956). Die wilsbeschikking werd in maart 1933 doorkruist, toen tijdens een spirituele seancesessie (of de stoelen en tafels spontaan van hun plaats kwamen vertelt de geschiedenis helaas niet) in Londen, waaraan werd deelgenomen door twee achternichten van Joachim, de violisten Jelly d'Aranyi en Adila Fachin, een stem die zich identificeerde als Robert Schumann Jelly vroeg om een nog niet eerder gepubliceerd werk van hem aan de vergetelheid te onttrekken en het vervolgens uit te voeren. Jelly heeft daarbij altijd beweerd dat zij het werk niet kende. Vervolgens sprak de geest van Joachim, die haar naar de Pruisische Staatsbibliotheek leidde. Hoe het verder daarmee is afgelopen, is helaas niet bekend.

De muziekwereld wilde van dat Vioolconcert natuurlijk wel meer weten. De familie Joachim werd danook gevraagd om het handschrift van de componist toch openbaar te maken. Dat lukte en in 1937 kreeg Georg Schünemann de opdracht een uitgave te bezorgen die bij de muziekuitgever Schott's Söhne in Mainz zou verschijnen. Bovendien stuurde Schott's een kopie van het manuscript naar de violist Yehudi Menuhin met het verzoek het werk te beoordelen. Yehudi bestudeerde de partituur en speelde het werk met zijn zuster Hephzibah door(Yehudi was toen pas 21, maar al een bekende violist, Hephzibah was 17) en berichtte al kort daarna, in de zomer van 1937, aan de dirigent Vladimir Golschmann dat het Vioolconcert historisch gezien een belangrijke, ontbrekende schakel was in de vioolliteratuur. Yehudi wilde het concert voor het eerst uitvoeren op 3 oktober, in San Francisco. De geplande wereldpremière trok echter de aandacht van Jelly d'Aranyi, die vervolgens de uitvoeringsrechten voor haarzelf claimde. De 'geesten' hadden immers tot háár gesproken, en niet tot Menuhin! Die 'claim' legde weliswaar geen enkel juridisch of moreel gewicht in de schaal, maar toch zou het balletje anders gaan rollen. De uitvoeringsrechten berustten formeel in Duitsland, het stuk werd beheerd door de Pruisische Bibliotheek. In Duitsland viel het besluit dat de wereldpremière door een Duitse violist moest worden gegeven. De keus viel bijna als vanzelfsprekend op Georg Kulenkampff, die samen met de muziekpublicist en wetenschapper George Schunemann en de componist Paul Hindemith aan het werk toog om er een speelbare versie van te maken. De nazi's hadden toen al Hindemiths muziek in de hoek van de 'entartete' kunst gezet en een uitvoeringsverbod uitgevaardigd, maar dat verhinderde de componist niet om van Schumanns Vioolconcert transcriptie voor viool en piano te maken.

Georg Kulenkampff gaf met de Berliner Philharmoniker de eerste uitvoering op 26 november 1937, gevolgd door de plaatopname op 20 december (klik hier). Voor de nazi's kwam Schumanns Vioolconcert als geroepen. Schumann was immers, in tegenstelling tot Mendelssohn, een 'arische' componist en dus kon diens Vioolconcert mooi de leemte opvullen die was ontstaan door het uitvoeringsverbod van Mendelssohns Vioolconcert. Met dank aan met name aan met name de al even arische Schunemann hadden de Duitsers er een meesterwerk bijgekregen.

Op 6 december gaven Yehudi Menuhin en Ferguson Webster in het New Yorkse Carnegie Hall de première van de Hindemith-versie voor viool en piano. Op 23 december verzorgde Menuhin in St. Louis met het St. Louis Symphony Orchestra onder leiding van Vladimir Golschmann de Amerikaanse première van Schumanns Vioolconcert. Jelly d'Aranyi gaf de eerste uitvoering in Engeland in het Londense Queen's Hall, met het BBC Symphony Orchestra.

Aan Thomas Zehetmair komt de eer toe dat hij voor zijn opname in 1988 (met het Philharmonia Orchestra onder leiding van Christoph Eschenbach op het Teldec-label) Schumanns manuscript en de gepubliceerde uitgaven duchtig onder handen nam en een groot aantal fouten daaruit verwijderde.

Renaud Capuçon

En dan is er nu Renaud Capuçon die in het Schumann-concert zowel Kulenkampff als Zehetmair achter zich laat met een vertolking die zo doorzichtig is als glas en met mooie, brede bogen wordt opgebouwd. Ik twijfelde nog enigszins tussen de Szeryng/Dorati (Mercury) met deze zelfde combinatie en deze Capuçon/Harding, maar dan is de laatste mij door de mooiere, vervormingsvrije opname toch liever. Datzelfde geldt voor de combinatie Menuhin/Barbirolli (Naxos). Er zullen er nog wel meer zijn, maar die ken ik niet.

Capuçons aanpak bewijst zich ook in het Mendelssohn-concert, dat langs dezelfde paden verloopt en zo goed is als iedere andere in de topklasse (maar net niet zo goed als Chung die met Dutoit op Decca een klasse apart is en misschien nog wel lang blijft). Mede dankzij Harding wordt er met verve en kruidig gemusiceerd met niet alleen het hart maar ook het ritme op de juiste plaats.

Dat wil nog niet zeggen dat op de Virgin-opname (Jugendstilltheater, Wenen, november 2003) niets aan te merken zou zijn. Ik miste de analoge warmte, het klonk me nogal 'digitaal' grofkorrelig in de oren. Volgens het boekje is het 24 bits/96 kHz wat de klok slaat, maar op zich is dat geen keurmerk (al wil de industrie ons anders laten geloven). Een ding is zeker: ik heb betere Virgin-opnamen gehoord.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links