CD-recensie

 

© Aart van der Wal, februari 2014

 

Che Puro Ciel, The Rise of Classical Opera

Gluck: Orfeo ed Euridice: Che puro ciel!; Vieni a' regni del riposo - Ezio: Pensa a serbarmi, o cara; Se il fulmine sospendi

Mozart: Ascanio in Alba KV 111: Perché tacer degg'io?; Cara, lontano ancore; Ah di sì nobil alma - Mitridate, Rè di Ponto KV 87: Vadasi...; Già dagli occhi i

Traetta: Antigona: Ah, se lo vedi piangere - Ifigenia in Tauride: Dormi oreste!; Ah, sì, da te dipende

Hasse: Il trionfo de Clelia: Dei di Roma, ah perdonate!

Joh.Christian Bach: Artaserse: No, che non ha la sorte; Vo solcando un mar crudele

Bejun Mehta (countertenor), RIAS Kammerchor. Akademie für Alte Musik Berlin o.l.v. René Jacobs

Harmonia Mundi HMC 902172 • 70' •

Opname: april 2013, Teldex Studio, Berlijn

   

In mijn recensie van november 2010 was ik al enthousiast over het vocale talent van de Amerikaanse countertenor Bejun Mehta, zij het dat ik zijn stemtype eerder lieflijk en rijk aan kleuring vond, dan heroïsch. Het masculine aspect dat zo verwant is met menige mannenrol is niet Mehta's sterkste troef, maar dat kan van de (nog) hoger reikende Philippe Jaroussky ook worden gezegd. Sterker nog, bij Jaroussky kan zelfs een soms mierzoete benadering van zijn rol, onverschillig of het nu opera of oratorium betreft, niet worden ontzegd. Dat is bij Bejun Mehta zeker niet het geval: zijn karakterschetsen zijn doorgaans treffend, zijn personages zijn echt van vlees en bloed en met de daarbij passende gevoelens die hij uitstekend op zijn toehoorders weet over te brengen. Mehta heeft nog een belangrijke positieve eigenschap die in deze aria's niet voldoende uit de verf kan komen: het opbouwen van zijn rol tijdens de voorstelling. Maar het is nu eenmaal inherent aan losse aria's en scènes dat er van dat opbouwen weinig terecht kan komen: het komt onherroepelijk neer op hap snap, waardoor een deel van de spanningsopbouw nu eenmaal verloren moet gaan. Hoe zwaar dat werkelijk doorweegt verschilt per geval, maar hier is het evident aanwezig, hoewel Mehta zich als een kameleon in dit bonte gezelschap van aria's en scènes beweegt.
Wat Mehta's vocalistiek betreft: die is trefzeker en virtuoos, maar ook kleurrijk en wars van maniertjes. Hij zingt als het ware recht uit het hart, zonder daarbij letterlijk uit de toon te vallen.

René Jacobs, zelf van huis uit een countertenor, kent zowel in zijn rol van (eens groot) zanger als die van dirigent het klappen van de zweep. Hij vervult met zijn ensemble gelukkig niet een passieve rol, maar draagt werkelijk bij tot drama en lyriek zoals die in deze muziek als het ware liggen opgetast. Het is, en dit kan niet vaak genoeg worden gezegd, vooral een kwestie van perfecte timing, zowel naar de solist toe, als binnen het gehele ensemble. En omdat Mehta dat perfect aanvoelt is het uiteindelijke resultaat een naadloos en consistent geheel da geen enkele afbreuk doet aan de vele kleurrijke facetten die in deze partituren zo ruimhartig voorhanden zijn. Ik had het toen over 'Charakterbildung' en dat geldt nu weer, waarbij ik slechts een klein voorbehoud maak wat betreft het masculine aspect van deze muziek. Het wordt nooit oppervlakkig, maar soms, zoals in Ascanio in Alba zou een ietwat pittiger aanpak niet hebben misstaan. Een kritische noot is dit niet, maar eerder een verwijzing naar een mogelijk wat andere aanpak, die evenwel niet binnen Metha's vocale vocabulaire besloten ligt.

Martin Sauer tekende voor een fraaie opname: de balans tussen zangstem, koor en orkest is zoals die moet zijn en de ruimte komt in deze opname mooi mee, terwijl de details behouden blijven. Kortom, een fraai afgewogen registratie van hoog realistisch gehalte.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links