CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2022

Sehnsucht - Berg Mahler live in Rotterdam

Berg/De Leeuw: Sieben frühe Lieder

Berg/De Vlieger: Vier Gesänge op. 2

Berg/Stein: Symfonie nr. 4 in G

Barbara Hannigan (sopraan), Raoul Steffani (bariton), Camerata RCO o.l.v. Rolf Verbeek
Alpha 872 • 81' •
Live-opname: 30 april 2021, De Doelen, Rotterdam

   

In het cd-boekje merkt Barbara Hannigan op dat Sehnsucht tijdens het Weense fin-de-siècle een belangrijk woord was, maar dat het vrijwel onvertaalbaar is:

‘The words longing, yearning, desire, nostalgia, melancholy come close, but there is something else. A need tob e there when one is here. A desire to be with the one who is far, far away. A longing for something which cannot be. A loss which leaves only an endless yearning.'

Sehnsucht, het duikt veelal onvertaald op in onze eigen taal, blijkbaar omdat het zich lastig of in het geheel niet laat vertalen. Maar we kunnen het, zoals Hannigan het heeft verwoord, vrij gemakkelijk vereenzelvigen met het verlangen naar het onbestemde, ontroostbare, ver weg zijnde of zelfs onbereikbare. Zoals het ook begeerte kan uitdrukken. Sehnsucht is waarschijnlijk afgeleid van het werkwoord sehnen (verlangen of snakken).
De Duitse Benedictijner Anselm Grün schreef er in 2004 zelfs een boek over dat in het Nederlands werd vertaald: Boek van verlangen. Hij ziet sucht (zucht) meer als een ziekelijk verlangen naar geborgenheid, naar geluk, liefde, vervulling, enz. En wat onvervulbaar blijft kan zelfs tot een triest einde leiden.
Sehnsucht die individueel wordt gevoeld, kan ook collectief uitwaaieren, zoals tijdens de COVID-pandemie, toen componisten, musici, regisseurs, licht- en geluidstechnici én publiek reikhalzend uitkeken naar het einde ervan, opdat concerten en voorstellingen zonder allerlei restricties weer mogelijk werden.

Te midden van die zich maar voortslepende coronamisère vond op 30 april 2021 in de Rotterdamse Doelen het op dit album vastgelegde live-concert plaats, voor een lege zaal. Hannigan: ‘[…] We were somewhere between a recording session and a live stream, but whatever it was, this particular moment in time […] had a certain quality which we decided to preserve for the long-term.'

Had a certain quality.' Ofwel: de altijd zéer kritische Canadese sopraan toonde zich door deze uitspraak tevreden over de uitvoering van deze drie werken. En wie dat dan vervolgens wil bestrijden moet wel van zeer goede huize komen, dacht ik er gelijk bij…

Uit nood geboren, deze uitvoering van de door Erwin Stein stevig ‘afgeschaalde' versie van Mahlers Vierde symfonie? In de oorspronkelijke bezetting had dit immers minstens 70 orkestleden op het concertpodium vereist, en dan ook nog 1.5 meter van elkaar gezeten; wat uiteraard alleen haalbaar zou zijn geweest in de Grote Zaal. Niets lag dus meer voor de hand dan gebruik te maken van Steins arrangement, dat eveneens uit een bepaalde nood was geboren. Er heerste in Wenen in november 1918 weliswaar geen pandemie (al was het einde van de Eerste Wereldoorlog nog maar een paar dagen oud), maar het was op zaterdag de 23ste wel het startschot van de in die dagen al roemruchte Verein für musikalische Privataufführungen (waarover u hier het nodige kunt lezen) en waarin ook Erwin Stein als bewerker een belangrijke rol zou vervullen. De middelen en de mogelijkheden waren beperkt, maar er was de sterk gevoelde noodzaak om desondanks nieuw repertoire bij de kersverse abonnementhouders te introduceren, waaronder ook grootschalige (symfonische) werken, zij het dan in aan de omstandigheden aangepaste, uitgedunde bezetting (een volledig bezet symfonieorkest op de planken brengen was voor de Verein een onmogelijke opgave).

Ruim een eeuw later was het de heersende COVID-pandemie die deed teruggrijpen op dat Stein-arrangement. Enerzijds was sprake van schaalverkleining (Mahler), anderzijds juist van schaalvergroting (Berg). In de laatste categorie vallen de solowerken, liederen en kamermuziek die – hetzij door de componist zelf, hetzij door anderen – in een (wel of niet ruime) orkestrale jas zijn gestoken.

Alban Berg heeft zijn Sieben frühe Lieder voor zangstem en piano in 1928 georkestreerd. Daar is door Hannigan cum suis echter niet voor gekozen, maar daarentegen de orkestbewerking van Reinbert de Leeuw van stal gehaald. Als ik tussen die twee arrangementen met het spreekwoordelijke pistool op de borst zou moeten kiezen? Dan zou het die van De Leeuw (ooit in warme vriendschap met Hannigan verbonden) zijn. Want daaruit blijkt zonneklaar dat De Leeuw aanmerkelijk meer ervaring met de werkelijke klank had opgedaan (als dirigent van zowel het Asko|Schönberg als van andere formaties) dan toentertijd Berg. Bergs beperking op dit vlak vinden we ook terug in de Drei Orchesterstücke, waar de klankrealiteit op gespannen voet verkeert met de aanduidingen omtrent Haupt- en Nebenstimmen (wat veel later nog door Pierre Boulez zou worden ‘gecorrigeerd'). Het ontbrak Berg in dergelijke gevallen aan, vrij naar Schopenhauer, Der Klang als Wille und Vorstellung. De orkestratie van De Leeuw is doorzichtiger maar op sommige punten ook feller, daardoor ook meer divergerend, waar dan wel weer tegenover staat – al is het niet meer dan een kwestie van smaak – dat Bergs orkestratie romantischer, ik zou bijna zeggen: wulpser is (we zijn hier nog behoorlijk ver verwijderd van de 'atonale' Berg).
Henk de Vliegers orkestratie van de bondige Vier Gesänge op. 2 vind ik zeer geslaagd: volstrekt ‘des Bergs', en wat betreft ‘kleuring' net zo volmaakt bij de liedteksten passend. De Vlieger heeft al zo vaak bewezen dat hij als het ware in de huid van de componist kan kruipen. Het maakt zijn arrangementen tot een regelrechte aanwinst.

In het cd-boekje wordt wel keurig de orkestbezetting opgesomd, maar nergens wordt duidelijk hoe die zich verhoudt tot de afzonderlijke werken (al is er op het internet het nodige van te vinden). De voltallige instrumentale bezetting bestaat uit fluit, hobo, klarinet, 2 violen, altviool, cello, contrabas, 2 percussie, piano, accordeon en harp.

De uitvoeringen, in feite het belangrijkste deel van het verhaal, mogen wat mij betreft van het stempel ‘grandioos' worden voorzien (Hannigan zal er ook zo over hebben gedacht, maar ze heeft zich bescheidener daarover uitgelaten). Het door Rolf Verbeek geleide Camerata RCO musiceert én dus interpreteert werkelijk formidabel, met bovendien Barbara Hannigan op haar best (en dat wil wat zeggen!), terwijl de Nederlandse bariton Raoul Steffani zich hoorbaar volkomen thuis voelt in de Vier Gesänge. Het is de muzikale verbeelding die de boventoon voert. Het gehele ensemble stond op die gedenkwaardige laatste avond in april aldus borg voor een betoverende sfeer die zich bewoog tussen deemstering en realiteit, met Sehnsucht als meer dan slechts een willekeurige metafoor. Knap ook hoe Verbeek met behulp van fijnzinnig aangelegde rubati - Mahler IV profiteerde er duidelijk van - de muziek de nodige ruimte gaf. Wat ik daarbij wel heb gemist is het door Stein oorspronkelijk voorgeschreven harmonium. Dat moest voor de gelegenheid het veld ruimen voor piano en accordeon. Waarom?

Guido Tichelman maakte er een prachtige opname van en zorgde tevens voor de sluitende nabewerking.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links