CD-recensie

 

© Aart van der Wal, november 2017

 

Mahler: Symfonie nr. 5 in cis

Gürzenich-Orchester Köln o.l.v. François-Xavier Roth
Harmonia Mundi HMM 905285 • 71 •
Opname: februari 2017, Studio Stolberger Strasse, Keulen

   

Waaruit blijkt de veelzijdigheid van een dirigent? Uit de wijze waarop hij niet alleen zijn (in de tijd opgebouwde) repertoire gestalte geeft, maar vooral: dat het een breed gedragen repertoire is. Of in platvloerse termen: een dirigent die van vele markten thuis is. Dat is niet per se de dirigent die populair is, op handen wordt gedragen, het ene na het andere platencontract binnenhaalt en zich een welkome gast voelt op alle wereldpodia. Want dat vereist op zich geen eigenschappen waaruit die veelzijdigheid blijkt. Onlangs kwam collega Maarten Brandt in een van zijn recensies (klik hier) met een rijtje illustere namen van weleer. Maar helaas, het zijn namen die voor de jonge generatie misschien zelfs onbekend zijn, laat staan dat die iets weet van de muziek die zij dirigeerden. Brandt noemde ze niet allemaal, maar dat maakt zijn lijstje niet minder indrukwekkend: Ernest Bour, Antál Dorati, Bruno Maderna, Hermann Scherchen en Hans Rosbaud. Ik voeg er zonder schroom Michael Gielen, Heinz Holliger, Ed Spanjaard, Jac van Steen en François-Xavier Roth aan toe. En daarmee is dat lijstje bij lange na niet compleet. Excelleren in een veelzijdig repertoire, daar gaat het uiteindelijk om. Dus ook in de moderne en eigentijdse stukken (want dat repertoire, dat op zich al heel bijzonder is, wordt vaak gemakshalve over het hoofd gezien als over een 'veelzijdige' dirigent wordt gesproken).

Kansloos
Maar het probleem is daar: hoe kan een dirigent veelzijdig zijn als hij de kans niet krijgt om zich veelzijdig te bekwamen? Laat staan in ons land, waar schraalhans op dit gebied keukenmeester is en slechts één ZaterdagMatinee een dergelijke kans biedt. Of slechts één orkest: het Radio Filharmonisch. Op een oude fiets moet je het leren, wordt wel eens gezegd. Maar in de muziek gaat dat natuurlijk niet op. Het begint er al mee dat orkesten zich niet willen openstellen voor nieuw repertoire, waardoor die zo dringend noodzakelijke veelzijdigheid geen faire kans krijgt. Dat was tot in de jaren zeventig van de vorige eeuw wel anders, maar helaas, dat tijdperk ligt achter ons. We moeten er nu mee (leren) leven dat de ontwikkeling van een breed repertoire voorgoed achter de horizon lijkt te zijn verdwenen. De vicieuze cirkel is onontkoombaar geworden, met een publiek dat geen avontuurlijke veelzijdigheid verlangt en de orkesten die het verder wel best vinden en niet of nauwelijks belangstelling tonen voor repertoire dat buiten hun traditionele, zelf gecreëerde horizon valt. Wat een tweede probleem oproept: dat de 'nieuwe' muziek technisch nauwelijks nog goed uitvoerbaar is; en dan alleen nog na lange, moeizaam verlopende repetities (zei een dirigent die het weten kan mij onlangs nog). Alban Berg had een vooruitziende blik toen hij opmerkte dat moderne muziek moet worden uitgevoerd alsof zij klassiek is en klassieke muziek alsof zij modern is. Dat muziek daardoor altijd iets van urgentie heeft, betekenis heeft, maar ook binnen de eigen vrije kaders moet kunnen contrasteren. Maar nee, het feest der herkenning domineert, voor zover van een feest kan worden gesproken natuurlijk. Het is maar wat je onder dit feest verstaat.

Zachte dood
Nieuw repertoire is net zo belangrijk als oud repertoire. Wie dat inziet en ernaar handelt slaat de weg in naar een nieuwe muzikale toekomst. Misschien liggen er wel voetangels en klemmen, maar de kans dat de muziek geleidelijk een zachte dood sterft wordt er wel verwaarloosbaar klein door. Er wordt tegenwoordig teveel en te vaak gediscussieerd over het subsidiestelsel en te weinig over datgene dat rechtstreeks daarmee samenhangt: het repertoire. Waardevolle artisticiteit en programmatische vooruitstrevendheid beginnen niet bij de subsidies maar bij het repertoire. Tegenwoordig gaan subsidies echter hand in hand met publieksvergroting, wat in zekere mate een al behoorlijk om zich heen gegrepen ziekte verder in stand houdt, feitelijk chronisch maakt. Het repertoire krijgt zo niet eens een reële kans om zich in de breedte te ontwikkelen. Het ware doel is immers het 'box office'. Het is een volkomen verkeerde en bovendien doodlopende weg. Wat al jaren regeert is de angst dat anders te weinig publiek komt opdagen en het mes aan twee kanten snijdt: minder eigen inkomsten en minder subsidie. Dus dan maar weer de 'Eroica' van stal halen, in combinatie met een ouverture van Rossini en een pianoconcert van Mozart. En daarmee is de cirkel weer keurig rondgemaakt.

Voor degenen die 'iets anders' willen rest een bezoek aan de platenwinkel of een abonnement op Spotify c.s. Ingeblikt, dat wel. Terwijl iedereen het er toch wel over eens is dat er niets gaat boven een live uitvoering. Sterker nog: er zijn (waarschijn veel) mensen die niets hebben tegen modern of eigentijds, als ze de uitvoering maar kunnen zien . Dat klinkt misschien vreemd, maar ik ken menigeen die na afloop van zo'n modern stuk uitroept: "Geweldig, een heel aparte ervaring die ik voor geen goud had willen missen, maar een cd koop ik er niet van." Muziek heeft ook iets van spektakel, nietwaar? Een batterij slagwerkers op het podium is alleen al voldoende om de aandacht gevangen te houden.

Bijzondere Mahler
Eerst dit pleidooi voor een breed repertoire en dan komt in bijna een adem - of all people - François-Xavier Roth aan bod, de dirigent die zoveel heeft betekend voor de eigentijdse muziek (en voor het uitvoeren van minder recent repertoire met het orkest Les siècles, maar dan wel in een authentiek jasje), met Mahlers Vijfde symfonie. Ik herinner me een uitspraak van de Nederlandse componist Otto Ketting: "Iedereen speelt altijd maar Mahler." En nu bezondigt ook Roth zich eraan? Wel en niet, want ik moet een nuance aanbrengen: Roth dirigeert de versie die Mahler zelf uitvoerde op 18 oktober 1904, eveneens in Keulen en met hetzelfde orkest: het Keulse Gürzenich-Orchester. Misschien is 'versie' in dit geval een wat al te groot woord, maar wel is het zo dat Roth het werk dirigeerde vanuit dezelfde partituur die Mahler voor diens uitvoering heeft gebruikt, met daarin diverse uitvoeringsaantekeningen van de componist zelf. Het (hoorbare) effect daarvan blijkt echter aanzienlijk minder dan de keuze van de opstelling, de Duitse, met de contrabassen links en de eerste en tweede violen goed hoorbaar van elkaar gescheiden (door het linker- en rechterkanaal van deze stereo-opname: zo zou het altijd moeten zijn). Bovendien is er gebruik gemaakt van 'authentieke' instrumenten, wat overigens niet veel zegt want aan het begin van de twintigste eeuw waren die vrijwel uitontwikkeld (en de typische Weense hobo was in Keulen niet voorhanden). De toelichting in het cd-boekje zwijgt erover in alle talen, wat bijzonder merkwaardig mag heten. Er is iets bijzonders aan de hand en er wordt werkelijk met geen woord over gerept! Wie verzint zoiets? Roth zelf had de gelegenheid te baat moeten nemen om een gedegen verantwoording te schrijven, maar helaas, ook van hem geen woord.

Hoe het werk tijdens die première in Keulen geklonken heeft weten we uiteraard niet, maar wel kunnen we er - zij het niet meer dan een gering - voorproefje van meekrijgen als we althans uitgaan van de bekende pianorollen van Welte Mignon, waarop we de pianist Mahler in de treurmars horen waarmee de symfonie wordt geopend: hij blijkt dan verre van tempovast, permitteert zich grote vrijheden en is ook qua frasering niet bepaald honkvast. Het stuk klinkt onder zijn handen als een grote (maar wel fascinerende) improvisatie. Dat verklaart misschien ook waarom Willem Mengelberg een individualistische Mahler neerzette.
Dat doet Roth in deze opname bepaald anders, in een uitvoering die een grote portuur bezit (alleen al het scherzo: 'mit grösster Vehemenz'.), zonder eigenzinnigheden, maar wel met een diep gevoelde én gelaagde expressie, als grote dimensies in een uitdagend parcours zonder exuberante emoties, in een orkestraal gewaad van grote verfijning, waarin echter ook volop kansen wordt geboden aan Mahlers soms angstwekkende symfonische betoog, de daarmee verbonden hevige contrasten en niet in de laatste plaats het soms uitgesproken sardonische karakter van deze muziek. De opname is in een woord schitterend (wát een breedte en diepte, wát een strijkers!) Ik kan er bovendien niet omheen: Roths ervaring in een breed repertoire wordt ook in Mahlers Vijfde in klinkende munt uitbetaald, met in gedachten weer die uitspraak van Alban Berg: dat moderne muziek moet worden uitgevoerd alsof zij klassiek is en klassieke muziek alsof zij modern is.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links