|

CD & DVD-recensie
© Aart van der Wal, november 2017
|
Mahler: Symfonie nr. 2 in c (editie Kaplan/Stark-Voit)
Chen Reiss (sopraan), Karen Cargill (mezzosopraan), Groot Omroepkoor, Koninklijk Concertgebouworkest o.l.v. Daniele Gatti
RCO Live 17003 • 89' • (2 sacd's) + dvd (apart verkrijgbaar)
Live-opname: 18 september 2016, Concertgebouw, Amsterdam
|
|
|
Twee maanden geleden stond ik bij een zo te zien vrij kortgeleden wit geschilderd huisje aan de zonovergoten Attersee in het door bergen omringde Salzburgerland. Daar, in zijn 'Schnützelputz-Häusel' had Gustav Mahler in juli en augustus 1893 nog aan zijn Tweede symfonie gewerkt. In 'Erinnerungen an Gustav Mahler' van Natalie Bauer-Lechner wordt haar prozaïsche verblijf met Mahler in Attersee (waar ook Gustav Klimt vaak was te vinden: het natuurlandschap is er werkelijk overweldigend) tot in detail beschreven. Het zou daar in Steinbach echter niet lang prozaïsch blijven. De eigenaar van het bij het componeerhuisje gelegen hotel waar Mahler in de zomermaanden zijn intrek had genomen, verkocht het pand en het landgoed en al snel kreeg de componist mot met de nieuwe eigenaar. Waarna Mahler daar niet meer zou terugkeren: de nieuwe zomerbestemming werd het niet minder idyllisch gelegen Maiernigg aan de Wörthersee.
 |
 |
Het 'Schnützelputz-Häusel' |
Interieur met Mahlers vleugel |
Natalie Bauer-Lechner
Wat zei Mahler onder meer tegen Natalie over zijn symfonische scheppingen? "Meine beiden Symphonien erschöpfen den Inhalt meines ganzen Lebens: es ist Erfahrenes und Erlittenes, was ich darin niedergelegt habe, Wahrheit und Dichtung in Tönen. Und wenn einer gut zu lesen verstünde, müsste ihm in der Tat mein Leben darin durchsichtig erscheinen. So sehr ist bei mir Schaffen und Erleben verknüpft, dass, wenn wir mein Dasein fortan ruhig wie ein Wiesenbach dahinflösse, ich - dünkt mich - nichts Rechtes mehr machen könnte." En: "In viele meiner Sachen ist die böhmische Musik meiner Kindheitsheimat mit eingegangen."
Interessant is ook hoe Mahler met de in de partituur voorgeschreven tempi omging. Aan Natalie over het voorspel tot Die Walküre: "Hast dus es bemerkt? Gleich die Ouvertüre nam ich fast um die Hälfte langsamer als die Herren sonst; und doch wirkt sie schneller so, weil man die Achtel-Bewegung hört." Natalie: "Das Merkwürdigste aber war dabei, dass Mahlers Aufführungen, obwohl er jene Kantilene und alles Melodische viel getragener und nie gehetzt machte - wie die andern -, doch gewöhnlich kürzer dauerten. (Bei einer Wagner-Oper machte das bisweilen eine halbe Stunde aus!). Mahler: "Das kommt daher, dass die meisten Dirigenten nicht verstehen, das Unbedeutende von dem Bedeutenden zu trennen, das heisst alles mit dem gleichen Gewicht machen, statt über das weniger Sagende leichter hinwegzugehen." [.] "Was im Kunstwerk wirkt, wird vor allem immer das Geheimnisvolle, Inkommensurabele sein. Übersiehst du ein Werk ganz, so hat es seinen Zauber, seine Anziehungskraft verloren - wie auch der schönste Park, wenn du alle seine Wege kennst, langweilig auf dich wirken kann, dass du nicht mehr in ihm spazieren gehen magst (es sei denn, um Bewegung zu machen, nach Karlsbader Wasser!) Der Gegensatz dazu ist unser Maiernigger Wald mit seiner unzähligen verschlungenen und verborgenen, zu weiss Gott welche Zielen führenden Wegen, die man nicht satt wird zu verfolgen."
Mahler-traditie
In mijn vraaggesprek met Daniele Gatti zei hij over de in Amsterdam sinds Willem Mengelberg gevestigde Mahler-traditie onder meer:
"Dit is een Mahler-, een Bruckner-, een Strauss-orkest. In idiomatische zin een bijzonder waardevolle traditie die moet worden voortgezet. Neem alleen al Mahler, een traditie die van heel ver komt: Willem Mengelberg, Eduard van Beinum, Bernard Haitink, Riccardo Chailly, tot voor kort Mariss Jansons en naar ik hoop ook van mijzelf. Natuurlijk, iedere dirigent heeft zijn eigen ideeën, dat moet ook zo blijven, maar dat ontslaat ons niet van de verplichting om die traditie in ere te houden, zij het - gelukkig! - gevoed door nieuwe inzichten. We zien een traditie die is gefilterd door uiteenlopende dirigeerstijlen, maar daardoor niet minder een traditie. Stel je voor dat het anders zou zijn?
[...] Als we Mahler als een belangrijke sleutelfiguur zien, zien we ook zijn verbintenis met Wagner (Mahler was een groot Wagner-dirigent). Het was Mahler die het theatrale element de symfonie binnenbracht. Hoezeer hij ook vorm en structuur in zijn symfonisch oeuvre een belangrijke plaats heeft gegeven, zijn muziek is bovenal rapsodisch van karakter. De verbintenis tussen Mahler en Wagner opent tegelijkertijd een andere deur, die tussen Mahler en de Romantiek. Niet alleen de Duitse Romantiek, maar ook de verbinding tussen Franz Liszt en Hector Berlioz. [...] Er is die hechte verbintenis tussen Berlioz, Wagner en Mahler die ik vanuit Frans perspectief in programmatisch opzicht gestalte wil geven. We kijken bij wijze van spreken mee over de schouder van Mahler, maar vérder kijkend komen we onvermijdelijk uit bij de Tweede Weense School van Schönberg, Berg en Webern. Zij waren niet alleen met Mahler verbonden, maar ook met Wagner. Zo voelden, zo ervoeren zij dat. En zo was het ook. Daarmee hebben we voor de komende vier, vijf jaar wel een fascinerend pad in het vooruitzicht, vind ik.
[...] Ik ben gefascineerd door het detail omdat de componist het zo heeft opgeschreven. Ik vind het wezenlijk om die details eruit te krijgen, hoorbaar te maken, binnen het totale concept. Je bekijkt iets van heel dichtbij, zoals een schilderij, en dan doe je een aantal stappen terug om het gehele beeld goed te aanschouwen. Maar dan heb je de details wel eerst gezien. Zo bekijk ik ook een Mahler-partituur. Ik zie dan in het detail een zekere mate van 'vervorming' die doelbewust in deze muziek is vastgelegd. Dat kan in het tempo zijn, in het karakter van een bepaalde passage, in een frase. Dan is het bij nadere beschouwing niet wat het op het eerste gezicht leek te zijn. Ik word niet bedrogen, want ik moet gewoon eerst heel goed kijken. Het is als een verwrongen beeld in een lachspiegel. Als hij voorschrijft 'nicht drängend' volg ik dat niet klakkeloos, maar onderzoek ik eerst waarom hij dat zo heeft neergeschreven. Een voorbeeld is ook een voorgeschreven 'accelerando'. Waarom? Waar komt het oorspronkelijk vandaan, vanuit welk tempo? Waar moet het naartoe leiden, in welk tempotraject moet het uitmonden? Hoe staat het dan met de transitie? Het gaat om bestemming en herkomst, maar ook om alles wat daartussen ligt, hoe dit gestalte moet krijgen als ik nog niet alle verbindende parameters ken of zelfs nooit zal kennen. Er is niet zomaar ineens sprake van 'tempo primo', men is niet zomaar ineens weer 'thuis'. Het is een uiterst geraffineerd proces van ritenuti, accelerandi, crescendi en decrescendi, en zo meer dat zich niet richt op het uiterlijke, maar op het innerlijke. Dat sommigen mij hierin te extreem vinden? Het zij zo. Neem ik daarmee dan risico's? Met mijn leven, mijn loopbaan? Als men zegt: "Ik houd niet van jouw Mahler," is mijn antwoord: "Prima." Ik weet dat ik hen confronteer met een uitvoering die hen heeft geschokt. Zij dachten a priori gelijk te hebben en nu pakt het ineens anders uit. Ik kan mij geen beter compliment voorstellen als wordt gezegd dat mijn uitvoering vol met details is. Dat heb ik niet allemaal zelf bedacht, maar dat heb ik uit de partituur gehaald. Niets meer, niets minder. Misschien heeft het ook geholpen dat ik tien jaar lang compositie en orkestratie heb gestudeerd. Ik kan ook goed zien hoezeer een componist zich heeft voorgesteld hoe de klankbalans moet zijn tussen hoorn, althobo en fagot. Het verwijt dat ik teveel in de details verzand vind ik juist een groot compliment. Want God is in het detail! Wat denk je? Je ziet een prachtige vlinder, je ziet kersenbloesem, niet dat enorme panorama dat zich voor je uitstrekt! Waarom dan niet in de muziek?"
Verwantschap
Uit het voorafgaande wordt duidelijk dat er een zekere verwantschap is tussen de gedachtewereld van Mahler en die van Gatti. Nee, de tijd heeft niet stilgestaan, het componeerhuisje in Attersee is alleen nog bereikbaar via een luidruchtige camping en de Mahler-traditie in Amsterdam (waar de componist zelf nog zijn werk dirigeerde) is wel degelijk aan veranderingen onderhevig geweest. En n atuurlijk heeft Gatti gelijk als hij stelt dat nieuwe inzichten ook binnen de traditionele kaders zonder meer noodzakelijk zijn (wil die cultuur niet ten dode zijn opgeschreven). En natuurlijk nam Mahler een Wagner-partituur op zijn onvervreemdbare manier onder handen. Het gegeven voorbeeld, het voorspel tot de eerste akte van Die Walküre, spreekt boekdelen, want niets is in dit opzicht in beton gegoten. En er is ook bij Gatti de erkenning dat Mahlers symfonieën de inhoud van diens gehele leven weerspiegelen, zoals het is ervaren en zoals het is geleden. En natuurlijk kunnen we - ondanks alle goede bedoelingen - het probleem niet oplossen dat Mahler aan de orde heeft gesteld: dat een kunstwerk zijn betovering, zijn aantrekkingskracht verliest als het in zijn geheel wordt overzien, alle wegen erin gekend zijn. Een probleem overigens dat met de komst van de geluidsdrager aan intensiteit heeft gewonnen.
Nieuwe editie
Gatti dirigeert de versie die is ontdaan van alle denkbare ongerechtigheden (en dat zijn er per saldo nogal wat, hoewel het hoorbare belang daarvan niet mag worden overschat). Evenals zijn voorganger heeft hij de kritisch herziene editie van het duo Gilbert Kaplan en Renate Stark-Voit gehanteerd, die beschouwd mag worden als de waardige opvolger (feitelijk vervanger) van die van Erwin Ratz uit 1970 in het kader van de Internationale Gustav Mahler Gesellschaft. Dat ook Mahlers eigenhandige aantekeningen in de partituur (op grond van zijn ervaringen tijdens de uitvoeringen) die hij tot in de herfst van 1910 gebruikte, zijn gerespecteerd is eveneens lovenswaardig, zij het dat deze annotaties nooit een officiële status hebben gekregen. Mogelijk laat zich dat verklaren door het feit dat Mahler nauwelijks een halfjaar later, op 18 mei 1911 in een Weens sanatorium overleed, kort nadat hij uit Amerika was teruggekeerd. Dat hem daardoor niet meer de tijd was vergund om die aantekeningen geheel of gedeeltelijk in een nieuwe gedrukte partituur op te nemen.
Zomerse loomheid
Over het openingsdeel kan ik kort zijn: dat verloopt volgens de bekende banen, hoogst gecultiveerd (wát een orkestklank!) en in goed gekozen tempi. We horen een toporkest onder een topdirigent, geen enkele twijfel daarover. Het is zeker geen interpretatie geworden die tegenspraak oproept en die uitstekend past in de rijke Mahler-traditie van het orkest. Duidelijk is ook dat Gatti waarmaakt wat hij in het interview opmerkte: dat hij gefascineerd wordt door het detail en dat hij die hoorbaar wil maken, zonder dat het totale concept (in dit geval van het eerste deel) daaraan wordt opgeofferd. Hetzelfde kan worden gezegd van het dansante Andante moderato, waarvan de frases uiterst liefdevol worden geboetseerd en de indruk wordt gewekt van een lome zomernamiddag waarin de wereld de zorgen van zich af mag schuiven en zich mag koesteren in het net niet meer te felle zonlicht. Van aanstekelijke vitaliteit is geen sprake, een 'stemming' die wordt voortgezet in het derde deel. Mogelijk heeft Gatti zich hierbij vooral laten leiden door de tempoaanduiding 'In ruhig fliessender Bewegung'. Het is ook het deel waarin het contrast tussen het dromerige en het explosieve wel erg sterk is aangezet.
De ziel in de hemel
Over de altstem in 'Urlicht' zei Mahler: "Dazu brauche ich die Stimme und den schlichten Ausdruck eines Kindes, wie ich mir ja, von dem Schlag des Glöckleins an, die Seele im Himmel denke, wo sie im 'Puppenstand' als Kind wieder anbeginnen muss." Het tempo: 'sehr feierlich, aber schlicht'. Voor zover alten mezzo's, maar ook dirigenten dit citaat kennen, handelen ze er vaak niet naar. Er is teveel nadruk, de textuur wordt teveel uitgesponnen, de beweging wordt sacraal en het beeld komt niet meer overeen met wat Mahler voor ogen stond. Dat is ook niet het beeld dat Karen Cargill en Gatti van dit deel hebben, zo is mij wel duidelijk.
Verbrokkeld
De grootse, alles overtreffende finale is dat onder Gatti helaas toch niet geworden. Integendeel, het is hier dat de Mahler-traditie van het Concertgebouworkest een gevoelige knauw krijgt. De lange frases krijgen een bijna terloops cachet, de golvende beweging die deze muziek zo onweerstaanbaar kan maken verbrokkelt onder de last van de zeer trage tempi, wat deels ook op het conto van de beide solisten moet worden geschreven. Het is een aspect dat Gatti (nog) niet, en bijvoorbeeld Haitink en Celibidache wel wisten op te lossen: langzaam dirigeren, desnoods dicht bij stilstand, en toch de spanningsbogen intact houden. Jammer is ook dat het koor met name in de zachtere passages ten opzichte van het orkest ietwat diffuus klinkt (wat een opnamekwestie lijkt te zijn), maar ook op de cohesie binnen het totale concept valt wel het een en ander af te dingen. Waarbij men zich wel dient te realiseren dat deze opname slechts het concert van 18 september 2016 betreft en dus niet het beste uit meerdere uitvoeringen kon worden gekozen. De beeldregie (dvd) is sober, maar effectief.
|
|