CD-recensie

 

© Aart van der Wal, januari 2012

 

 

The Mahler Album

Beethoven: Strijkkwartet nr. 11 in f, op. 95 (Quartetto Serioso) (bew. Mahler/D. Matthews)

Mahler: Symfonie nr. 5 (Adagietto) - nr. 10 (Adagio) (bew. Stadlmaier)

Amsterdam Sinfonietta o.l.v. Candida Thompson

Channel Classics CCS SA 31511 • 60' • (sacd)


Een vat vol tegenstellingen: een kleinschalig werk dat groter wordt gemaakt (Beethovens op. 95) en een grootschalig werk dat kleiner wordt gemaakt (Mahlers Adagio), met het Adagietto daar precies tussenin. Vroeger, toen grootschalige werken door hun omvang niet zo gemakkelijk uitgevoerd konden worden kwam een 'uitgeklede' versie zeker van pas. Denkt u maar aan de door Arnold Schönberg in 1918 in Mödling bij Wenen in het leven geroepen Verein für musikalische Privataufführungen die tot doel had 'Künstler und Kunstfreunde eine wirkliche und genaue Kenntnis moderner Musik zu verschaffen'. Daar deze vereniging geen orkest ter beschikking stond werden bewerkingen voor kamermuziekensembles gemaakt, zoals van Bruckners Zevende en Mahlers Vierde symfonie en Das Lied von der Erde. Dergelijke beperkingen zijn er vandaag de dag niet meer en is het daarom niet meer noodzakelijk om voor een veel kleiner ensemble te kiezen. Bovendien heeft de muziekliefhebber in het algemeen en de concertbezoeker in het bijzonder als alternatieve muziekbron de cd.

Aan de andere kant van het spectrum is er de schaalvergroting, waarop ook wel het nodige valt af te dingen. Mahler huldigde het standpunt dat sommige strijkkwartetten zich beter leenden voor een grotere bezetting met het oog op uitvoering in de concertzaal (waar de intimiteit van het strijkkwartet al snel verloren gaat). In het Weense weekblad Die Wage schreef hij er in januari 1899 het volgende over:

Ein Quartett für Streichorchester! Das klingt Ihnen befremdend. Ich weiß schon alle Einwände, die man erheben wird: Zerstörung der Intimität, der Individualität.
Aber man irrt sich. Was ich beabsichtige, ist nur eine ideale Darstellung des
Quartetts. Die Kammermusik ist von Haus aus für das Zimmer geschrieben. Sie
wird eigentlich nur von den Mitwirkenden recht genossen. Die vier Herrschaften,
die an ihren Pulten sitzen, sind auch das Publicum, an das sich diese Musik wendet.
Wird die Kammermusik in den Concertsaal übertragen, ist diese Intimität schon
verloren. Aber mehr noch ist verloren. Im großen Raum verlieren sich die vier
Stimmen, sie sprechen nicht mit der Kraft zu den Hörern, die der Componist ihnen
geben wollte. Ich gebe Ihnen diese Kraft, indem ich die Stimmen verstärke.
Ich löse die Expansion, die in den Stimmen schlummert, aus, und gebe den Tönen
Schwingen. Wir verstärken ja auch einen Orchestersatz von Haydn, eine Ouvertüre
von Mozart. Ändern wir deswegen den Charakter ihrer Werke? Gewiß nicht. Die
Tonfülle, die wir einem Werke geben, hängt vom Raum ab, in dem wir es executieren.
Ich werde die “Nibelungen” in einem kleinen Hause mit einem anderen,
verringerten Orchester aufführen müssen als in einem riesigen Theatersaale, wo
ich das Orchester noch verstärken muß. Ich handle nicht gegen die Intention des
Componisten, sondern in seinem Sinne. Beethoven dachte bei seinen letzen Quartetten
gar nicht an die beschränkten, kleinen Instrumente. . . . Er führte eine gewaltige
Idee in vier Stimmen aus. Die Idee muß zur Geltung, zur richtigen Geltung
kommen. Die Stimme einer Geige gilt aber in einem Zimmer ebensoviel wie
zwanzig Geigen in einem Saal. Und zwanzig Geigen können im großen Saal ein
Piano, ein Pianissimo noch viel zarter, feiner, ja, sagen wir intimer herausbringen
als eine Geige—die man entweder gar nicht oder zu stark hören wird. Intimität!
Das ist ein mißbrauchtes Wort. Der recht Genießende, Mitfühlende ist immer im
intimen Contacte mit der Musik. Für ihn hat der Saal keine Wände, er weiß nichts
vom Nachbar. Er ist allein mit der Musik auch im Saale, wo tausend Menschen
sitzen. Für diese Genießenden spielen wir. Ihm werden die zwanzig Geigen so
klingen, wie eine Geige, er wird nicht an die Zahl der Ausführenden denken,
sondern nur dem Gesang der vier Stimmen lauschen. . . . Unsere ganze Kammermusik
im Concertsaal leidet unter dem Mißverhältnisse des Raumes. Will man sie
zur Geltung bringen, so muß man eben dem Raum Rechnung tragen. Nun, das
tue ich eben jetzt. Und mit den beiden ersten Tacten des Quartetts werde ich das
Publicum auch schon überzeugt haben. Das weiß ich. Von unserer Aurführung am
nächsten Sonntag an aber beginnt eine ganz neue Aera der Concertliteratur.

Hij paste dat ook in de praktijk toe, getuige zijn bewerking van Schuberts Strijkkwartet nr. 14 in d, D 810 (Der Tod und das Mädchen) en zoals op deze cd Beethovens op. 95. Anderen volgden hem daarin, zoals de aan het Amsterdam Sinfonietta verbonden bassist Marijn van Prooijen die vrij recent de strijkkwartetten van Brahms onder handen nam (klik hier). Het is en blijft echter een rariteit, want het is alleen al technisch onmogelijk om met een groot aantal strijkers dezelfde nuancering en finesse te realiseren als een strijkkwartet. Misschien is wel het belangrijkste argument tégen dergelijke bewerkingen dat de componist zelf het niet heeft overwogen. 'Partiturtreue' is ook in dit soort gevallen de meest aangewezen weg want hoe het ook wordt gewend of gekeerd: het oorspronkelijk (gedachte) concept wordt in de kamermuziekversie onherroepelijk veranderd (er komt een baslijn bij, enz.). Voor het beroemde Adagietto uit Mahlers Vijfde gelden dergelijke bezwaren niet : Amsterdam Sinfonietta blijft hier uiteraard bij het origineel.

Wie over dergelijke bezwaren heen kan stappen wacht schitterende uitvoeringen die zich voortdurend op topniveau bewegen en waar de muzikanteske expressie werkelijk vanaf spat. Zozeer zelfs dat ik de doorgaans enorme impact van die tutticlusters in het Adagio van Mahlers Tiende in deze uitvoering door Amsterdam Sinfonietta niet eens zo heb gemist. Sterker nog, ik hoorde in de viool- en altvioolpartij zeer fraaie details die me nu extra opvielen. En dan al die héérlijke G-snaren! Het lijkt me hoogst onwaarschijnlijk dat dit stuk zó indrukwekkend had kunnen klinken bij Schönbergs Verein!

De opnamen werden vorig jaar april en oktober gemaakt op twee locaties: de Philharmonie in Haarlem en de Stadsgehoorzaal in Leiden. De basweergave had wat mij betreft iets droger mogen zijn, maar verder niets dan lof. Bij het boekje wel een kanttekening: de afgedrukte timing bij track 1 klopt van geen kanten: genoteerd staat 11.00 terwijl in werkelijkheid sprake is van 10.35.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links