CD-recensie

 

© Aart van der Wal, maart 2016

 

Liszt - The Franciscan Works

Liszt: Deux Légendes S 163 - Preludio per il cantico del sol di San Francesco d'Assisi, S 498c - Cantico di San Francesco S 499 - Alleluia et Ave Maria S.183 - Les jeux d'eaux à la Villa d'Este S163 nr 4 - Miserere d'après Palestrina S 173 nr. 8 - Ave Maria 'Die Glocken von Rom' S 182

Sandro Ivo Bartoli (piano)

Solaire Records 2 • 62' •

Opname: 28 mei 2015,
Reitstadel, Neumarkt i.d. Oberpfalz (D)

www.solairerecords.com

 

Franz Liszt (1811-1886) in een mid-life crisis? Het had er alle schijn van, nadat vrij kort na elkaar zowel zijn twintigjarige zoon Daniel als zijn zesentwintigjarige dochter Blandine waren overleden. Er leek een einde te zijn gekomen aan de vele jaren van reizen en talloze concerten van deze muzikale wereld- en vrouwenveroveraar: Liszt, de muzikale nomade, vestigde zich in Rome en verbond zich in 1865 officieel met de katholieke kerk. In welke mate de trieste, zo zeer in zijn persoonlijk leven ingrijpende gebeurtenissen hem in die jaren zestig hebben getekend en welke invloed die hebben gehad op zijn componeren blijft in de nevelen van de geschiedenis verborgen, maar zijn verre van oppervlakkige belangstelling voor Sint Franciscus van Assisi kan er wel degelijk mee samenhangen. Niettemin blijven de vragen zoals: hoe verhield de jarenlang nogal losbandig levende en aan opperste luxe verslaafde Liszt zich tot de inspirerende asceet Franciscus? Het is merkwaardige paradox, die van de als een ware Casanova rondtrekkende vrouwenversierder en de in opperste eenvoudig levende abbé die zich dat aureool maar al te graag liet aanleunen. Terwijl hij luxe appartementen in het Vaticaan bewoonde en ook graag in de beroemde Villa d'Este verbleef, omringd door alle denkbare geneugten des levens, veel drank en vrouwen niet uitgezonderd.

Frédéric Chopin was de enige niet die hem als componist niet bepaald vleiend typeerde: "Als ik aan Liszt denk als creatief kunstenaar, verschijnt hij voor mij met poeder op zijn gezicht, op stelten en in afwisselend fortissimo en pianissimo, blazend op de trompetten van Jericho. Als schepper is hij een ezel. Hij weet altijd alles beter, maar wil de Parnassus beklimmen via andermans Pegasus. Hij is een binder par excellence, met andermans werk in zijn omhulsel. Ik beweer nogmaals dat hij een doorkneed vakman is maar zonder ook maar een greintje talent."

Chopin was zelf een groot pianist en componist die als collega en tijdgenoot van Liszt zijn geluk beproefde in de Parijse salons van de welgestelden. Of hij met zijn oordeel de spijker op de kop sloeg mag ten zeerste worden betwijfeld, want Chopins zwartwitbeeld deed de creatieve Hongaar zeker geen recht. Men kan bezwaren houden tegen de virtuoze glamour en glitter in zijn pianowerken, de hang naar het epaterende en demonstratieve, maar dat maakt Liszt als componist uiteindelijk niet minder groot. Want de waarde van een compositie wordt niet alleen daardoor bepaald, maar ook door zaken als inventiviteit (lees oorspronkelijkheid), gevoel voor structuur en technisch meesterschap (wat verder gaat dan de stelling dat componeren een vak is dat moet worden geleerd). Bovendien zal niemand betwisten dat we in Liszts pianowerken een groot pianist aan het werk horen: hij kende het instrument en de in de praktijk beproefde speltechnische mogelijkheden ervan als geen ander.

Als we de op de Franciscaner monnik geïnspireerde pianostukken loszien van hun ontstaansachtergrond en desnoods ook nog loskoppelen van de 'Zeitgeist', is er in deze stukken zonder meer sprake van een diep gewortelde bevlogenheid, van diepe concentratie en rijke karakterisering, van cachet, poëtische klankschildering en sfeervolle projectie. Het overbekende, bijna traditionele 'Liszt-beeld' - als het al geen stereotiep beeld is waaraan op zich nauwelijks een zinvolle betekenis kan worden ontleend - raakt in deze negen stukken in ieder geval merendeels naar de achtergrond om plaats te maken voor de ravissante Liszt die - evenals in de Petrarca-sonetten - een deels betoverende en deels mysiteke wereld ontsluit die ten slotte zal gaan uitmonden in het rudiment van zijn late pianowerken, waarin een dominante kaalheid domineert naast een bijna vrijgevochten loszweven van de zo vertrouwde tonaliteit.

De Italiaanse pianist Sandro Ivo Bartoli bewijst zich opnieuw (klik hier voor zijn Bach-Busoni project) als een groot vertolker die met veel gevoel voor stijl en nuance, evenwicht en precisie het soortelijk gewicht van deze muziek met haar naar binnen gerichte monologen bijna visionair gestalte geeft. Pakkend, gevoelvol en magisch ontwikkelen zich de klankpatronen gevangen in een luxueuze vleugelklank. Bijzondere staaltjes van zijn superieure techniek zijn er ook, zoals in Alleluia et Ave Maria S 183, net zo treffend geponeerd als de bronzen sonoriteit van Cantico di San Francesco S 499. Grote muziek, groot spel. De mooie opname werd op bekend terrein gemaakt: zo herinner ik mij de Reitstadl in Neumarkt van onder meer de opnamen die Philips daar met Alfred Brendel maakte. Een Reitstadl (manege) is het allang niet meer: er is een intieme, maar heuse concertzaal in gevestigd met een uitstekende akoestiek. Het fraai uitgevoerde en goed gedocumenteerde cd-boekje bevat tevens een boeiende bijdrage van de pianist.


index

Home  -  Actueel  -  Audio  -  Muziek  -  Video  -  Boeken  -  Links